Het beste van 2025
Non-fictie
Dat klassieke verhaal van het Westen als dé bakermat van vrijheid en rede? Hoognodig aan vernieuwing toe

Nee, we hoeven de westerse beschaving niet te cancelen. Maar het zegt zo weinig, stelt hoogleraar oude geschiedenis Josephine Quinn. In haar wervelende, monumentale boek Het westen laat ze zien dat ideeën en ontdekkingen al duizenden jaren over de hele wereld aanwaaien.
O
p de dag dat afgelopen zomer in Den Haag de Navo-top begon, hield Harvard-professor Steven Pinker in Leiden een lezing met de titel ‘Wat verdedigen we eigenlijk?’
Wie het Navo-handvest uit 1949 erop naleest, zei hij, moet concluderen dat ze niet alleen grenzen verdedigt, maar ook de principes van de verlichting: rede, wetenschap, humanisme en vooruitgang. Principes die we, net als vrijheid en democratie, traditioneel associëren met het Westen.
Maar, in de geest van Pinkers bevlogen verhaal, wat is dat eigenlijk, het Westen?
Een vrij recente uitvinding, betoogt hoogleraar oude geschiedenis Josephine Quinn in haar fascinerende, vuistdikke geschiedenis van de antieke wereld Het westen. ‘Westers’ werd in de 18de eeuw een aantrekkelijker beschavingsadjectief dan ‘Europees’, omdat het precies zoveel Europa kon omvatten als gewenst, inclusief kolonies in de pasgeboren Verenigde Staten.
Het ging hand in hand met de vervolmaking van de Europees-ideologische schepping van ‘het Oosten’. Eind 19de eeuw legde Europa de laatste hand aan de ontstaansmythe van de westerse beschaving, met haar geboorte in de oudheid, haar wedergeboorte in de renaissance en haar coming of age tijdens de verlichting. Athene en Rome werden aangewezen als het fundament waarop het Westen is gebouwd, andere beschavingen waren vooral een voorprogramma.

Floor Rieder
Een onstuitbare ontwikkeling
We hoeven de westerse beschaving niet te cancelen van Quinn. Het is niet ‘goed’ of ‘slecht’.
Alleen: het verklaart niets, het wil iets aantonen – een soort aangeboren talent voor vrijheid en redelijkheid en een teleologische, onstuitbare ontwikkeling van de geschiedenis en de cultuur in de richting van het Westen.
Quinn wil afrekenen met dit denken in beschavingen. Het abstracte ‘beschaving’ was de morele onderbouwing van het West-Europese imperialisme. Het meervoud ‘beschavingen’ stond in dienst van koloniaal bestuur gebaseerd op onderscheid tussen volken en het idee dat er een natuurlijke bovengrens was aan de ontwikkeling van bepaalde ‘culturen’.
En ook nu staat het Westen als christelijke cultuur met Grieks-Romeinse wortels nog tegenover het Oosten, dat Rusland, China of de islamitische wereld als centrum heeft.
Maar de waarden en verworvenheden die we ‘westers’ noemen, zijn dat niet. De traditionele scheidslijnen tussen antieke beschavingen en culturen werden getrokken zoals de kunstmatige grenzen op de kaart van het Afrikaanse continent – vanuit eurocentrisch oogpunt en zonder rekening te houden met de complexe realiteit. Om die te begrijpen voert Quinn je in meer dan zeshonderd pagina’s van de havenstad Byblos in 2000 v. Chr. naar het door de pest geteisterde Aleppo in 1349 n. Chr.
Met kleurrijke details en scene-achtige passages wekt ze mensen en materialen tot leven. Zilver uit Anatolië, saffraan en sumak uit Mesopotamië, goud, ebbenhout en ivoor uit Egypte, koper uit Cyprus en tin uit Centraal-Azië – geen willekeurige opsomming, maar een greep uit de lading die archeologen bij Kaap Uluburun voor de Turkse kust vonden in het 3.300 jaar oude wrak van een 16 meter lange eenmaster. Spectaculair bewijs, aldus Quinn, van intensieve handelscontacten tussen het Egeïsch gebied en Egypte halverwege de bronstijd.
En wat weet u van Ugarit? Deze min of meer vergeten bronstijd-stad in het huidige Syrië pionierde met een alfabet, eeuwen voor het Fenicische (een Grieks-Romeins label) en stelde in geschriften het gezag van de koning ter discussie.
Verschuivende paradigma’s
Wie verdedigt dit hardnekkige ‘denken in beschavingen’ nog, zou je je kunnen afvragen. De manier waarop niet alleen oudheidkundigen, maar alle historici geschiedenis schrijven is veranderd. Geschiedschrijving zit allang niet meer vast in dat witte, Westerse, mannelijke perspectief. Er is aandacht voor bias, voor de stiltes van machteloze minderheden en lacunes in de archieven. We veranderen het perspectief en verschuiven paradigma’s.
‘Ik wil Oude Geschiedenis studeren omdat Griekenland en Rome de bakermat van de westerse beschaving zijn’, schijnt Quinn nog elk jaar in de aanvragen van leerlingen te lezen.
Ik geloof niet dat het uit liefde voor ‘de westerse beschaving’ was dat ik in de jaren nul oudheidkunde ging studeren. Maar het was zeker niet het Arabisch humanisme dat me had getrokken. Dat kon het niet zijn, want ik had er nog nooit van gehoord.
Hiërarchische ordening en autoriteit zijn terug van weggeweest en politici die het hebben over westerse waarden gebruiken nog volop de retoriek van de ‘botsing der beschavingen’. Veel mensen zullen beamen dat beschavingsdenken over zijn houdbaarheidsdatum heen is, maar om dat historisch onjuiste dwaalspoor echt achter ons te laten heeft de mens – homo narrans – een alternatief nodig.

Josephine Quinn
Carlotta Cardana
Quinn claimt niet dat ze een radicale wetenschappelijke stelling opwerpt. Ze is expliciet in wat ze wel voor ogen heeft: ‘Ik wil een ander verhaal vertellen’.
Dat doet ze door uitwisseling, communicatie, roof, seks, oorlog, slavernij en alle andere vormen van menselijk contact en beweging te presenteren als de motor van verandering. Het levert een boek op dat niet alleen veel onderzoek en inzichten bij elkaar brengt en toegankelijk maakt voor een groot publiek, maar ook als geroepen komt in een tijd waarin vrije democratieën in ouroboros veranderen – de draak die in zijn eigen staart bijt en zo een eeuwige cirkel vormt. De 20ste eeuw, in de vreedzame en welvarende staart waarvan ik geboren werd en opgroeide, lijkt de geschiedenis in te gaan als een gemiste kans om autocratie en hiërarchie voorgoed af te werpen.
Lichtpuntjes in donkere dagen
Het is een notoir risico voor historici om naar relevantie te streven. We zijn geneigd toe te geven aan de onweerstaanbare behoefte om parallellen te trekken. Maar, verwoordde Hilary Mantel prachtig in een van haar Reith-lezingen: ‘The past is not a rehearsal: it is the show itself. Our ancestors were not us, in an unevolved form.’
Dat alleen het heden kan rechtvaardigen waarom het verleden ertoe doet is onzin. Maar dat betekent niet dat geschiedenis niet invloedrijk kan zijn.
Misschien zoek ik naar lichtpuntjes in donkere dagen. Maar wat als we met Quinn aannemen dat contacten en ontmoetingen als geen ander de condition humaine weergeven? In onze vastbeslotenheid elkaar op te zoeken heeft de mens de grootste barrières geslecht. Migratie en mobiliteit – reizen, ontmoeten, bewegen – zijn universele, vaste waarden in de menselijke geschiedenis. Als we dat omarmen, kunnen we misschien anders naar onze samenleving kijken.
Zo kom je met Het westen tot een conclusie die leest als een kerstgedachte: de drijvende kracht achter onze geschiedenis is het diep menselijke verlangen om niet alleen te zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.