zondag 7 december 2025

De nazi’s deden zich graag voor als artsen of tuiniers: ze genazen het lichaam van de staat en wiedden het onkruid

 Recensie



Geschiedenis

De nazi’s deden zich graag voor als artsen of tuiniers: ze genazen het lichaam van de staat en wiedden het onkruid

Listig en geduldig vervormden de nazi’s de Duitse psyche. De Britse historicus Laurence Rees laat zien hoe ze dat deden: met complottheorieën, omzwachtelde taal en zorgvuldig gekozen zondebokken.
Dit artikel is geschreven door
“Wees gerust”, zei Adolf Hitler al in 1927, zes jaar voor zijn machtsovername. “Ook voor ons komt geloof en niet kennis op de eerste plaats. Je moet geloven in een zaak. Alleen een geloof creëert een staat. Wat motiveert mensen om te gaan strijden voor religieuze ideeën? Niet kennis, maar blind geloof.”
Het Duitse volk lag niet bij toverslag aan de voeten van de Führer, wordt duidelijk uit In de geest van de nazi’s. 12 waarschuwingen uit de geschiedenis van de Britse historicus Laurence Rees. De Duitsers werden langzaam maar zeker klaargestoomd voor Hitler en zijn waanzinnige ideeën.
‘De temperamenten, karakters en kwaliteiten van veel mensen zijn zo gevarieerd dat het onmogelijk is een groot aantal vergelijkbare mensen samen te voegen’, vond Hitler. Een krachtige leider moest die tekortkomingen wegwerken en de mensen verenigen. Daarbij hielp wij-zij-denken: angst voor een zondebok bracht mensen samen.
Het was bovendien zaak om wetenschap en democratie steeds verder te ondermijnen. Met allerhande complottheorieën, bijvoorbeeld over het verliezen van de Eerste Wereldoorlog en een zwaar gecorrumpeerde elite. Heldenmythes versterkten het geloof in de superioriteit van het eigen volk.

Vage taal moest het ergste verhullen

Hoe maak je de geesten langzaam rijp voor gruwelijkheden? Vaak ook door bewust vaag te blijven. In de eerste radiorede na zijn machtsovername sprak Hitler wel over daadkracht en het opruimen van puinhopen die door anderen waren achtergelaten. Maar hij meed het antisemitisme.
In een later stadium moest omzwachtelde taal het ergste verhullen. Bij de georganiseerde moord op gehandicapten, tegelijkertijd een soort generale repetitie voor de Holocaust, werd gesproken van ‘de komende taak’ of ‘nieuwe maatregelen’.
In Polen meden de Duitsers het woord ‘deportatie’ bij hun etnische zuiveringen. Mensen werden ‘geholpen om zich opnieuw te vestigen’. Bij het vastleggen van de moord op bijna honderdduizend joden werd gesteld dat ze waren ‘verwerkt’. Of ze hadden ‘een speciale behandeling gekregen’.

Inkijkjes in de geesten van topnazi’s en gewone burgers

De nazi’s deden zich ook graag voor als kundige artsen of ijverige tuiniers. Zij genazen het lichaam van de staat van ziektekiemen en parasieten. Zij wiedden het onkruid, zodat de bloemenperken konden bloeien en de gewassen een rijke oogst opleverden. Tegen geneesheren of hoveniers kon niemand iets hebben. En veel Duitsers waren inmiddels zover heen dat ze zich nauwelijks realiseerden dat met de ziektekiemen, de parasieten en het onkruid medemensen werden bedoeld.
Is het nieuw wat Rees opdist? Nee. Toch is zijn boek verhelderend, vanwege de mix van historische bronnen, inkijkjes in de geesten van topnazi’s en gewone burgers, en uitleg over psychologische mechanismes. Per deelperiode van het nationaalsocialistische tijdperk licht de auteur een toegepaste strategie uit.
Rees spreekt bewust over ‘waarschuwingen uit de geschiedenis’. Het woord ‘lessen’ gebruikt hij niet. Dat heeft volgens hem te veel stelligheid in zich, lijkt op een in steen gehouwen regel. ‘Waarschuwingen’ laten eerder gevaarlijke tendensen zien. Bij wie ze kent, zullen de alarmbellen net iets eerder gaan rinkelen.

De geraffineerde salamitactiek

De Brit schreef – anders dan de ondertitel misschien doet vermoeden – niet per se een historische handleiding voor de huidige tijd, waarin rechts-extremisme opnieuw terrein wint. Wie zo’n soort boek zoekt, kan kiezen uit tal van andere titels. Denk aan het uitstekende Over tirannie van Timothy Snyder.
En toch: bij het lezen van In de geest van de nazi’s dringen de parallellen met het heden zich op. De systematische onderschatting van volksmenners. De terughoudendheid bij het benoemen van extremisme en het aanpakken ervan. De geraffineerde salamitactiek die het abnormale – schijfje voor schijfje – normaal maakt.

Tegels, fietsen en ammoniak: ME’ers doelwit van extreem geweld. ‘Mijn keel bleef maar branden’

 




Tegels, fietsen en ammoniak: ME’ers doelwit van extreem geweld. ‘Mijn keel bleef maar branden’

Agenten van de Mobiele Eenheid (ME) krijgen te maken met steeds zwaarder geweld. Ze worden uitgescholden voor ‘landverraders’ en moeten stenen en zwaar vuurwerk ontwijken. Hoe blijven zij op de been?
Dit artikel is geschreven door
Als lid van de Mobiele Eenheid is Joey (34) wel wat gewend. Maar het geweld dat hij na de wedstrijd FC Utrecht–Go Ahead Eagles vorig jaar meemaakte, overtrof alles wat hij eerder had gezien. “Een groep hooligans trok stoeptegels uit de straat, sloeg ze kapot en begon ze naar ons te gooien. Ze bekogelden ons ook met fietsen, ijzeren staven en zwaar vuurwerk. Op een gegeven moment werden we omsingeld. We konden geen kant meer op.”
De politieman stond met veertig ME-collega’s tegenover een groep van tweehonderd hooligans. “Het was behoorlijk angstaanjagend. Eén van ons moest een waarschuwingsschot lossen. Ik heb toen echt gedacht: kom ik nog veilig thuis? Uiteindelijk lukte het om terug te trekken. Het was kantje boord.”
ME’ers zoals Joey krijgen steeds vaker te maken met ernstig en gericht geweld rond demonstraties of voetbalwedstrijden. Na de rechts-extremistische rellen op het Malieveld in Den Haag in september, gaf minister Foort van Oosten (Justitie en Veiligheid) onlangs groen licht voor een pilot. De ME krijgt extra middelen om zichzelf te verdedigen, zoals traanverwekkende stoffen in waterwerpers en grotere bussen pepperspray.
“Waar er vroeger een bierflesje naar me werd gegooid, zijn het nu stoeptegels en zwaar vuurwerk”, zegt Joey, die inmiddels negen jaar bij de ME zit.
Zijn collega Galid (28) ziet het ook. “Ik merk tijdens ons werk de polarisatie. Er zijn meer demonstraties, en wij in het uniform krijgen de woede tegen de overheid over ons heen.”
Hoe ga je als ME’er om met al dat geweld? En wat drijft hen? Trouw ging in gesprek met drie leden van de Mobiele Eenheid van de politie.

Neventaak

De Mobiele Eenheid (ME) is een neventaak voor politiemensen. Agenten doen dit naast hun dagelijkse politiewerk. Ze worden als ME’er ingepland voor evenementen zoals voetbalwedstrijden of staan stand-by voor calamiteiten zoals een plotselinge risicovolle demonstratie.

1. Het geweld verhardt

Als de ME ergens aanwezig is, blijft het meestal rustig. Wanneer een protest of voetbalwedstrijd wél uit de hand loopt, begint dat vaak met onophoudelijke scheldpartijen. “Ze noemen ons racisten en fascisten”, zegt Sharon (31), die sinds vorig jaar ME-lid is. “Of kankerjoden en kankerpolitie.” Galid: “Landverraders horen we ook regelmatig.”
Vaak begint het fysieke geweld als de ME na meerdere waarschuwingen ingrijpt om de openbare orde te herstellen. Dat kan heel heftig zijn, ondervond ook Galid bij de pro-Palestinademonstratie vorig jaar. Betogers zetten barricades op bij de Universiteit van Amsterdam (UvA) en sloegen de boel binnen kort en klein.
“Het was al dagen onrustig”, vertelt Galid. “Ondanks onze waarschuwingen vertrok een deel van de demonstranten niet vrijwillig. Toen we daarop ingrepen, keerde het geweld zich tegen ons. Demonstranten probeerden onze wapenstokken af te pakken. We kregen trappen op onze schilden, er werd een hele trits brandblussers op ons uitgespoten, en verf gegooid.”
Sharon (31) was er ook bij. Zij is sinds vorig jaar ME’er; de UvA-demonstratie in Amsterdam was haar allereerste inzet. Ze draaide een dienst van meer dan twintig uur achter elkaar.
“Ik zag dat iemand iets naar ons gooide”, vertelt ze. “Een paar seconden later kreeg ik opeens last van mijn ademhaling en branderige ogen. We probeerden ons terug te trekken en ik begon steeds meer te hoesten en wazig te zien. Ik schrok heel erg toen ik even later hoorde dat een demonstrant een fles ammoniak (ammonia, red.) had gegooid.”
Uit een politie-evaluatie van de UvA-rellen bleek achteraf dat in totaal tien agenten gewond raakten, van wie er één blijvend letsel overhield.

2. ‘Pak die zwarte’

Het geweld tegen ME’ers leidt vaker tot verwondingen, zowel fysiek als mentaal. Joey liep na de voetbalwedstrijd van FC Utrecht tegen Go Ahead Eagles gehoorschade op.
“Dagenlang had ik nog een piep in mijn oor door het zware vuurwerk dat hooligans naar ons gooiden. Tijdens een andere wedstrijd raakte ik gewond aan mijn been, nadat ik werd geraakt door een stoeptegel.”
Sharon had na de ammonia-aanval nog een tijd lang last van haar ogen. “Het leek wel alsof mijn keel bleef branden.”
Voor ME’ers lijkt het (verbale) geweld erbij te horen. “Erop trainen kan bijna niet, je moet eraan wennen”, zegt Galid. Zijn collega Sharon ziet dat ook zo. “En wat ik mezelf altijd blijf voorhouden: het is tegen het uniform en niet tegen mij als persoon. Ze hebben geen idee wie er voor hen staat.”
Galid wordt niet eens meer boos als betogers hem uitschelden met de vreselijkste ziektes, zegt hij. “Ik vind het wel walgelijk, respectloos.
Wat de demonstranten roepen tegen de ME’ers raakt hen soms wél. Bij Joey gebeurt dat als het om zijn huidskleur gaat. “Dan hoor ik iemand schreeuwen: ‘Pak die zwarte’. Bij sommige demonstraties ben ik niet de rode, maar de zwarte lap op een stier.”
Het raakt Sharon, een van de weinige vrouwen bij de Mobiele Eenheid, als iemand haar aanspreekt op haar vrouw-zijn. “Teringpolitie doet mij bijvoorbeeld niet zoveel, maar teringwijf wel. Dan wordt het persoonlijk.”

3. Het thuisfront en collega’s

De ME’ers zeggen dat ze nooit echt bang zijn. “Je bent scherp, alert, maar als we allemaal opeens bang zouden zijn, zou dat niet goed zijn”, zegt Galid.
Sharon: “Toen ik ammoniak naar mijn hoofd kreeg, dacht ik alleen maar: ik wil zo snel mogelijk mijn collega’s helpen die daar staan. Anders voelt het alsof je hen in de steek laat.”
Als de ME’ers thuiskomen of met collega’s over een heftige inzet praten, daalt pas in wat ze hebben meegemaakt, zegt Sharon. “Dan denk je van: wow, wat is er eigenlijk allemaal gebeurd?”

De driehoek

De Mobiele Eenheid opereert onder het gezag van ‘de driehoek’ die bestaat uit een officier van justitie, een politiechef en een burgemeester.
Het thuisfront blijft bezorgd achter. “Mijn vrouw zegt altijd: ‘Doe je voorzichtig?’”, zegt Joey. “Ze is angstiger geworden door het steeds zwaardere geweld. Maar mijn familie en vrienden weten ook wat voor energie ik uit het werk haal.”
Sharon: “Toen ik ’s nachts thuiskwam van de pro-Palestinademonstratie, om half vier, zat mijn partner op de bank. Hij was wakker gebleven om zeker te weten dat ik veilig thuis was.”
De ME’er heeft veel steun aan hem als ze het mentaal even moeilijk heeft. “We blijven ook mensen. Soms is het emmertje gewoon een keer vol. Dan zegt mijn partner: gooi het er maar uit. Er vloeien dan wel tranen.”
Collega’s zijn ook heel belangrijk. Na elke inzet praten ze met elkaar na. “Veel collega’s zijn ook mijn vrienden”, zegt Joey. “We hebben dezelfde mindset en dezelfde training gehad. Dat is voor mij al genoeg om te zeggen: dat is mijn maat. Ik denk tijdens een inzet weleens: als we gaan, dan gaan we met z’n allen.”
Die steun van collega’s en je naasten is hard nodig om heftige incidenten te verwerken, zegt Galid. “Anderen in je omgeving zorgen ervoor dat je niet afstompt, dat je het geweld niet normaal gaat vinden.” Joey: “Als politie doen we eigenlijk hele rare dingen. We zeggen weleens dat je in één jaar politie meer ziet dan een mens in een heel mensenleven.”

4. De verwijten

Na heftige inzetten krijgen ME’ers regelmatig kritiek. Ze treden te hard op tegen activisten, of juist niet hard genoeg.
Tijdens de UvA-rellen in Amsterdam concludeerde de politie later dat twee agenten hun boekje te buiten waren gegaan. Een van hen, een ME’er, deelde klappen uit aan een demonstrant die disproportioneel waren, bleek uit de evaluatie.
“Ik vind de verwijten lastig om te horen”, zegt Joey. “We proberen juist neutraal op te treden, welke demonstratie het ook is. En wij beslissen nooit zelf of we optreden. Dat is aan de driehoek onder leiding van een burgemeester.”
Beelden van ME’ers die een demonstrant slaan met de wapenstok zien er soms ‘niet fraai’ uit, geeft Galid toe. “Maar mensen zijn dan al meerdere keren gewaarschuwd. We slaan mensen nooit opeens van de weg. Op het moment dat iemand niet wil opstaan, dan stribbelt diegene passief tegen. Dan geef je eerst een duw met je schild, daarna als het nodig is een tik en nog een tik."
Regelmatig gaan filmpjes van het ME-geweld rond op het internet. “Wij kijken ze zelf ook op Dumpert”, zegt Joey. “Maar er gebeurt vooral veel wat je níet ziet. Het lijkt erop dat wij er alleen maar op uit zijn om zo hard mogelijk te slaan. Dat is niet zo. En natuurlijk heb ik weleens gedacht: had ik diegene echt zo hard moeten slaan? Maar het is ook de context waarin het gebeurt. Het geweld en de agressie vooraf speelt mee. We evalueren ook altijd.”

5. Toch doorgaan

Ondanks het geweld denken de ME’ers er niet aan om te stoppen. Sharon hoort soms twijfel bij haar ouders. “Die zeggen weleens: is het wel verstandig dat je doorgaat? Vooral mijn vader. Die denkt dan aan zijn kleine meisje dat bij de politie gaat werken, en dan ook nog eens bij de ME. Dan zeg ik altijd: jaja pap, het komt wel goed.”
Joey grijnst. “Het is heel gek: het werk is best link en kan tot verwondingen leiden, maar ergens vind ik het ook mooi om die bijdrage te kunnen leveren.” Als hij een oproep krijgt voor een inzet, kan hij een glimlach niet onderdrukken. “Dan zeg ik lachend tegen mijn vrouw: ik ga hoor! Ik vind het heel mooi werk. Als het uit de klauwen loopt, dan wil ik erbij zijn.”
Galid: “Als je na al dat geweld de orde weer hebt hersteld, overheerst het gevoel dat je het samen hebt gedaan. Het is heel indrukwekkend om daar onderdeel van te zijn.”
Daar komt bij dat het geweld maar een deel van het werk is. De meeste inzetten verlopen zonder gewelddadigheden. “En we doen ook zoveel meer dan demonstraties en voetbalwedstrijden”, zegt Joey. “Toen Anne Faber jaren terug vermist raakte, zochten we negen dagen achter elkaar in de bossen naar haar lichaam. Tijdens de overstromingen in Limburg hielpen we verzorgingshuizen ontruimen. Dat is ook de ME.”
“Het stigma is dat we alleen maar met een helm en schild staan”, zegt Galid. “Maar we proberen ook juist te deëscaleren.” Uiteindelijk krijgt hij er veel energie van om zijn steentje bij te dragen. “En als wij het niet doen, wie gaat het dan doen?”
Vanwege veiligheidsredenen zijn de achternamen van de ME’ers weggelaten. Deze zijn wel bekend bij de hoofdredactie.