Nederlanders spreken zich uit tegen Israël: ‘Wegkijken en stilzwijgen hebben ons land heel ziek gemaakt’
Steeds meer Nederlanders delen hun afkeer over de oorlog in Israël, de Palestijnse gebieden en Libanon. Drie van hen vertellen waarom zij niet langer konden zwijgen.
is nieuwsverslaggever van de Volkskrant.
H
et kan gebruikers van sociale media de afgelopen week moeilijk zijn ontgaan: de talloze zwart-witportretten voorzien van de slogan ‘Niet in mijn naam’, met de boodschap aan de Nederlandse overheid om druk uit te oefenen op Israël om een einde te maken aan het geweld in de Palestijnse gebieden en Libanon.
Meer dan 250 duizend mensen sloten zich aan bij de actieweek van Oxfam Novib, onder wie bekende Nederlanders. Zij zeggen niet langer medeplichtig te willen zijn aan de oorlogsmisdaden die het Israëlische leger volgens hen pleegt. Donderdag eindigde de campagne.
Steeds minder Nederlanders staan achter het kabinetsbeleid ten aanzien van het conflict, bleek in oktober uit een opinieonderzoek van Ipsos I&O. Van de 29 procent van de ondervraagden die in oktober 2023 ‘volledig’ of ‘grotendeels’ achter de regeringslijn stond, was een jaar later nog 21 procent over. ‘Grosso modo willen kiezers dat de regering meer kritiek uit op Israël dan nu het geval is – maar dit was vorig jaar ook al zo’, aldus onderzoeker Maartje van de Koppel.
Veel van de actievoerders spreken zich voor het eerst publiekelijk uit over de situatie in het Midden-Oosten. Zij schrijven om uiteenlopende redenen niet langer te kunnen zwijgen. Ook op andere manieren laten mensen voor het eerst van zich horen. Drie van hen vertellen wat hen ertoe heeft aangezet zich uit te spreken.
Margalith Kleijwegt, publicist met joodse wortels. Schreef deze maand het artikel ‘Niet namens mij’ (niet te verwarren met de Oxfam-campagne) in De Groene Amsterdammer, waarin ze stelt niet langer trots te zijn op Israël
‘Mijn moeder was Joods. In de oorlog heeft ze ondergedoken gezeten en is een groot deel van haar familie vermoord. Zij zei altijd: door de oorlog ben ik Joods geworden. Daarmee doelde ze op het antisemitisme dat ze aan den lijve had ondervonden.
‘Ik ben niet religieus opgevoed, maar de angst voor antisemitisme sijpelde altijd overal doorheen, zoals in veel Joodse gezinnen in Nederland. Israël was voor mij een land met een grote emotionele waarde. Mijn broer en ik zijn er ooit met onze moeder heengegaan, een waanzinnige reis die mij dichter bij het jodendom bracht.
‘Inmiddels worstel ik met Israël vanwege wat daar gebeurt. Ik was er lang heel goed in – en dat is niet mijn normale habitus – om mijn kop in het zand te steken, omdat ik het niet wilde zien.
‘7 oktober heb ik totaal in shock doorgebracht, deze aanval kon niet waar zijn. Maar hoe verschrikkelijk de aanval ook was, in de weken daarna raakte ik zo ontredderd door de reactie van Israël, dat ik steeds meer afstand nam van het land. Dat was emotioneel, een soort rouwproces. Ik heb een Israëlische voornaam, maar tegenwoordig zeg ik soms dat ’ie Spaans is.
‘Ik ben me ook gaan uitspreken. Uit angst voor antisemitisme ervoer ik kritiek op Israël vroeger als bedreigend. Die houding was niet langer vol te houden. Ik erger me aan de regering in Israël en aan de PVV, het CJO (Centraal Joods Overleg, red.) en het Cidi, die de angst in stand houden en zelfs aanjagen. Zo’n houding is contraproductief en belangrijker: het brengt ons niet verder.
‘Ik begrijp de pijn van de Joodse gemeenschap, maar de middengroep, andere mensen dan het Cidi en het CJO, moeten vaker hun geluid laten horen. Ik vind het vervelend dat Wilders zich nu opwerpt als hoeder van het Joodse volk, met een enorme pro-Israël agenda. Ik hoop dat veel meer mensen de komende tijd opstaan en zeggen: niet namens mij.’
Lieke Weima, invalpredikant bij de Protestantse Kerk Nederland. Deelde #nietinmijnnaam op LinkedIn en sprak onlangs voor het eerst van genocide tijdens een kerkdienst
‘Vóór 7 oktober zag ik het als een ingewikkeld conflict. Een waarin Palestijnen worden onderdrukt en behandeld als derderangsburgers in een systeem met trekken van apartheid, met Israëliërs als daders en tegelijkertijd als slachtoffers van terrorisme.
‘Na de aanval van Hamas zeiden vrienden die een tijd in Israël hebben doorgebracht zich zorgen te maken dat de reactie van de Israëlische regering zou uitmonden in genocide. Zij leerden me hoe de voorstadia van eerdere genocides eruitzagen, bijvoorbeeld via het ontnemen van burgerrechten en het bezigen van dehumaniserende taal over de onderdrukte groep. Zo zag ik dat Israël de weg daarnaartoe lang voor 7 oktober al had ingezet. Dat vond ik zorgwekkend.
‘In het begin had ik er een dubbel gevoel over, vanwege de gruwelijkheden die Hamas heeft begaan. Tegelijkertijd kreeg ik al vrij snel het idee dat Israël dat geweld als vrijbrief zou gebruiken voor zijn eigen misdaden.
‘Later las ik een interview met een Israëliër, die zei dat de pijn van de Israëliërs zo groot is, dat ze de rest van de wereld nodig hebben als moreel kompas. Hij was een mensenrechtenactivist die al jaren opkwam voor de rechten van Palestijnen. Maar hij zag dat de pijn, het verdriet, de wraakgevoelens en de bezorgdheid om de gijzelaars zo enorm waren, dat weinig Israëliërs nog oog hadden voor Palestijns leed.
‘Dat interview en de bewustwording over de diverse stadia van genocide waren momenten die mij van inzicht hebben doen veranderen. Maar tot deze maand had ik het woord genocide nog niet in de context van een kerkdienst gebruikt. Het omslagpunt hiervoor was het rapport van Amnesty International van deze maand. Als zo’n toonaangevende organisatie, een die ik vertrouw, op basis van solide onderzoek niet anders kan dan concluderen dat Israël genocide pleegt... Tegelijkertijd voelt het ook dubbel, dat ik pas van genocide durf te spreken op het moment dat een bekende, westerse organisatie dat doet.
‘Ik krijg langzamerhand het gevoel dat ik de situatie geen recht doe als ik het woord genocide niet gebruik. Als ik tijdens een kerkdienst bid voor mensen in Gaza, of voor het Israëlische volk, dan breng je de wereld voor het aangezicht van God. Dat wil ik zo oprecht en eerlijk mogelijk doen. Zonder het woord genocide ging dat niet langer.’
Jan Wouter Vorderman, ambtenaar bij het ministerie van Klimaat en Groene Groei. Ging door de Oxfam-campagne te delen op LinkedIn in tegen de lijn van de regering
‘Ik ben traditioneel-christelijk opgevoed en ging iedere zondag twee keer naar een strenge kerk in Epe, een dorp op de Veluwe. De kerk staat heel erg achter Israël, merk ik. Dat heb ik niet zomaar overgenomen.
‘Ik heb het altijd fout gevonden wat in Israël gaande was. Die mening was ingegeven door eerdere oorlogen, waarna ik me ben gaan verdiepen in de geschiedenis van het land. Sindsdien heb ik een sterk rechtvaardigheidsgevoel gekregen over de situatie, maar dat had ik tot deze week nooit op een actieve manier uitgedragen.
‘Wat nu in Gaza gebeurt is uitzonderlijk, net als onze steun voor het genocidale regime. Ik voel me daar enorm machteloos over, gefrustreerd en boos. Mijn wens om me uit te spreken werd daarnaast aangewakkerd doordat het op de werkvloer bij het ministerie doodstil bleef over dit conflict. Er was geen openheid of discussie.
‘Het is een proces geweest om tot het punt te komen me uit te spreken. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat angst daarbij een rol heeft gespeeld, want wat gebeurt er als ik me als ambtenaar uitspreek? Ik ben uit gaan zoeken wat ik kan en mag doen. Door de wekelijkse sit-in van ambtenaren bij Buitenlandse Zaken voelde ik me voor het eerst niet meer alleen.
‘Toen ik de Oxfam-campagne zag, voelde ik de urgentie om mee te doen. Ook al werk ik voor de overheid, het is niet zo dat we allemaal hetzelfde denken. In beginsel ben je loyaal aan de minister en uitvoerend, maar wel binnen het recht en verdragen die gelden. Je uitspreken over de situatie in Israël is geen kwestie van ontrouw, maar het uitvoeren van onze taak om de politiek te wijzen op de naleving van grondwet en internationale afspraken als die met voeten worden getreden.
‘Maar los van mijn werk als ambtenaar was de intentie voor de post vooral een menselijke. Als jonge vader wilde ik het opnemen voor de kinderen in Gaza. We kunnen daar als Nederland invloed op uitoefenen via de regering. Daarvoor moet je de olifant in de kamer benoemen. Wegkijken en stilzwijgen hebben Nederland heel ziek gemaakt.’