zaterdag 28 november 2020

Het onverholen antisemitisme van Thierry Baudet - Een tijdlijn van getuigenissen

 

Het onverholen antisemitisme van Thierry Baudet - Een tijdlijn van getuigenissen

Niet omdat het kan. Maar omdat het moet.


 |                                                28-11-20 | 09:09

De crisis bij het Forum voor Democratie gaat niet over whatsappgesprekken. Het gaat niet over ruzies over de politieke koers. Het gaat zelfs niet over de heetgebakerde, absurde citaten van de partijleider tijdens de crisissituatie van afgelopen week. De open zenuw van het Forum voor Democratie is iets anders.

GeenStijl sprak met bronnen, getuigen en klokkenluiders over de trage verkruimeling van de Forumzuil, die bijna twee jaar geleden is ingezet. Die leunt niet op één anekdote, één incident of één verhitte vergadering, maar bestaat uit een totaalplaatje van een angstcultuur waarin antisemitisme welig tiert, nazi’s worden verheerlijkt, rassenongelijkheid wordt uitgelegd vanuit een blanke superioriteit en waarin deze ideeën niet worden geremd en gecorrigeerd, maar klokkenluiders wel worden ontslagen. Veel getuigen, slachtoffers en medestanders durven er niet over te spreken. Dat is het verhaal.

Alles draait om Thierry Baudet, een enerzijds heimelijke maar tegelijkertijd (zoals in dit verhaal zal blijken) zeer openlijke antisemiet die zich professioneel en politiek heeft omringd met etno-nationalistische, Derde Rijk verheerlijkende jongeren die in raszuiverheid en antizionistische complotten geloven. Thierry is hun geestelijk leider in de politiek, die zijn critici is gaan zien als verraders die zijn grootsheid ontkennen of zijn onvermijdelijke opmars in de weg staan. In zijn directe omgeving greep niemand in bij deze ontwikkeling of beten mensen zich er op stuk, maar aan de naaste buitenrand van het FvD is er wel degelijk herhaaldelijk aan de bel getrokken.

Getuigen treden noodgedwongen naar voren
In mei 2020 trok een groepje mensen uit het Umfeld van Forum voor Democratie aan de bel bij Paul Cliteur met het verzoek aan hem om Thierry Baudet aan te spreken op uitspraken die Baudet tegen enkelen van hen in de privésfeer gedaan heeft.

Onder hen zijn Arabiste Machteld Allan, politicologe Machteld Zee en enkele mensen die anoniem wensen te blijven, maar waar GeenStijl wel mee gesproken heeft en bewijsstukken van heeft ingezien. Ook de Britse publicist Douglas Murray en classicus Bas van Bommel, een oude studievriend van Baudet, behoren tot die groep. Oud-collega David Suurland sprak eveneens met GeenStijl.

Hun gebundelde ervaringen met uitspraken van Baudet zijn meermaals en door verschillende mensen met zijn promotor, vertrouweling en tot voor deze week FvD-senator Paul Cliteur gedeeld, in de hoop dat hij zou handelen om Baudet in het gareel te houden, dat het grotere belang van de partij beschermd kon worden, of simpelweg om antisemitisme de pas naar de Tweede Kamer af te snijden. Cliteur handelde niet en daarom doen al deze mensen nu hun verhaal aan GeenStijl.

Omdat het hypocriet zou zijn om afstandelijkheid te veinzen over een persoon en een partij waar ondergetekende goed bekend mee is, zullen niet alleen deze bronnen aan het woord komen, maar ook eigen feiten en ervaringen van ondergetekende aan bod worden. Dit verhaal is een collage waarvan het fotorolletje ruim anderhalf jaar in ontwikkeling is geweest, totdat de contouren van een crisis voor allen onmiskenbaar zichtbaar werden.

Trial by media
Dat het bijeen brengen en openbaren van alle informatie anderhalf jaar duurde, betekent niet dat Thierry Baudet bepaalde opvattingen niet al langer koesterde. Een belangrijk probleem is echter geweest dat zijn critici en veel media te snel en te stevig beweringen gingen doen over het vermeende gedachtengoed van Baudet, op basis van onsamenhangende anekdotes en losse uitspraken maar zonder echte harde bewijzen of bronnenkennis van binnenuit. 

Dat heeft er mede toe geleid dat Baudet enerzijds nooit de juiste kritische vragen kreeg voorgelegd (de vooringenomenheid dicteerde immers al dat hij niet deugde), terwijl hij bij zijn achterban daardoor meer voordeel van de twijfel kreeg dan hij achteraf verdiende: het establishment, de bestuurlijke elite, het partijkartel en de mainstream media hebben namelijk altijd veel te snel de neiging om elke uitdager van hun macht, posities of lege keizerlijke kledingkast voor racist of fascist te verslijten. Dat mogen ze zich aantrekken, maar ik maak me geen illusies. Ik heb als ‘architect’ achter het Oekraïne-referendum van dichtbij gezien hoe de worst gemaakt wordt - en de smaak staat me ook nog helder voor de geest.

Terug naar Thierry Baudet. Want met zijn gedrag, zijn uitingen en zijn vooroordeel bevestigende retoriek heeft hij uiteindelijk wel degelijk ‘fatsoenlijk rechts’, het conservatisme en het rechts-liberalisme door het bruine slijk getrokken en misschien wel decennia terug in de tijd gesleurd.

Al tijdens zijn promotie in Leiden, in de slotjaren van het vorige decennium, rezen twijfels over zijn persoonlijke overtuigingen. Medestudenten en collega’s herinneren zich incidenten waarbij Baudet mensen op de kast joeg met uitspraken over hoe de Joden Europa hebben overgenomen en het voortbestaan van een blank continent in gevaar brachten. David Suurland was destijds als promovendus enkele jaren collega van Baudet. Hij schetst hoe een uitspraak zoals deze paste in een patroon waarbij Baudet er behagen in leek te scheppen om met rabiate uitspraken en vaak zinloze provocaties collega’s op stang te jagen. Dit gebeurde met zo'n regelmaat dat collega’s zich op een gegeven moment niet meer afvroegen of het polemiek was of ernst, maar met het oog op het werk dat wel gedaan moest worden vooral moeite deden om confrontaties met Baudet te ontwijken. Ondanks dat dit gedrag meermaals bij de leidinggevenden werd aangekaart werd het weggewuifd als een onschuldige kwajongensstreek. Tot een ingrijpen is het nooit gekomen. Een patroon dat zich nu lijkt te herhalen.

Zijn promotor, de Leidse professor Paul Cliteur, zou jaren laten voorgelegd krijgen wat Baudet allemaal verkondigd heeft in de recente periode, en die informatie nalatig en onverantwoordelijk behandelen.

"Jullie zitten wel overal hè?"
Want dat antisemitisme van Baudet heeft zich ondertussen in diverse gezichten aan talloze mensen laten zien. Soms geniepig, bijvoorbeeld toen hij in een conversatie van 'jij' en 'je' naar 'jullie' overschakelde toen hij ontdekte dat zijn gesprekspartner van Joodse afkomst was. Als in: "Jullie zitten wel overal hè?" Maar het werd net zo goed veel openlijker geuit.

“We waren in gesprek op een verjaardag”, vertelt Machteld Allan. “Opeens zei hij, uit het niets, dat de Tweede Wereldoorlog een oorlog was tussen de Duitsers en de Joden. ‘En de Joden hebben gewonnen’, concludeerde hij.” Allan liep verbouwereerd weg uit het gesprek.

Baudet liep achter haar aan. Allan: “‘Wat gebeurde er nou?’, sprak hij op een toon alsof ik gek was. Hij begon zijn uitspraak toe te lichten door te zeggen dat de Joden na de oorlog door hun grip op de media en de massamigratie de Duitsers er uiteindelijk onder hebben gekregen. Ik zei hem dat die overtuiging een antisemitische trope was.”

Dat schrok Baudet niet af: “Maar het is toch gewoon zo, ze hebben toch de macht?”, zei hij.

Allan vertelt dat ze Baudet op een later moment nog eens confronteerde met zijn uitspraken op die avond. Hij weersprak zijn eigen woorden niet maar groef zich in: “Dit zijn ideeën die ik heb, dat moet je toch gewoon kunnen zeggen?” Hij vertelde Allan dat ze ‘een voorbeeld moest nemen’ aan Paul Cliteur. “Die schrikt niet van ideeën.”

Tegen een andere oud-promovendus van Cliteur aan de Leidse rechtenfaculteit, die anoniem wenst te blijven, zei hij kort na de boreale speech na de provinciale statenverkiezingen in het voorjaar van 2019, waar die zich ongerust over had verklaard: "Als ik werkelijk zeg wat ik denk, dan zou je me vermoorden."

“Als het allemaal echt gebeurd is”
Zo voorzichtig was hij niet bij iedereen. Van platte, directe citaten - “Hitler had gelijk” - tot pogingen om de ontkenning van de Holocaust als een soort politieke discussie over de gevolgen van het nationaal-socialisme te poneren: in een verhit gesprek zei oud-studiegenoot Bas van Bommel “Als je op die tour gaat, zet je de deuren open naar de Holocaust”, waarop Baudet reageerde met “Ik hoor slechts een dreigement, geen argument.” Daar voegde hij later zelfs nog aan toe: “Áls het allemaal echt gebeurd is.”

Deze citaten, uit januari van dit jaar zijn in overeenstemming met uitspraken die Baudet tijdens een eerdere ontmoeting met Van Bommel deed. In februari 2018 sprak hij over Europa als “een blanke beschaving” waarin de Joden een “parasitaire” cultuur vormen, die volgens Baudet nog steeds op de belangrijke posities hun macht en invloed uitoefenen.

Voornoemde en meer uitspraken van Baudet zijn dit jaar, rond de jaarlijkse herdenkingen in mei, door de voornoemde anonieme oud-promovendus van Paul Cliteur verzameld en in een bezorgd gesprek aan de - toen nog - FvD-senator voorgelegd. Cliteur wuifde de zorgen echter weg met de suggestie dat het gaat om "malligheid", aangewakkerd door "een paar flessen wijn".

Naar aanleiding van deze lauwe reactie mailde de promovendus aan Cliteur: "Ik schrik omdat jij niet schrikt."

Allan vertelt dat ze door Baudet gebeld is nadat het groepje hun zorgen met Cliteur had gedeeld. Hij was deemoedig en vroeg zich af waarom iedereen zich tegen hem keert, maar, zegt Allan: “Hij sprak echter niet tegen wat hij werkelijk gezegd had op die verjaardag.”

Een dingetje met Joden
Een bron die anoniem wenst te blijven, die Thierry met name kent uit de begintijd van FvD, vertelt: “Het is mij wel duidelijk dat Thierry altijd een dingetje met Joden heeft gehad. Maar daar leek hij in eerste instantie nogal naïef in en hij was toen ook wel vatbaar voor tegenargumenten. Maar het is met de tijd een patroon geworden waarin hij druppelsgewijs foute ideeën bij zijn gehoor probeert te pluggen om te kijken hoe ver hij kon gaan. Ik heb hem op een feestje meegemaakt over waarin opeens ontstak in een lofzang op generaal en nazi-collaborateur Philippe Pétain en over de oprichter van het antisemitische ultrarechtse L'Action Françhaise en theoreticus van het Vichy-regime Charles Maurras. 'Zo een fantastische schrijver die zo gevoelig schrijft', zei hij dan. Dan knikte iedereen vriendelijk want wie weet nu hier wie dat is."

De kennis vervolgt: “Toen ik hem afgelopen winter na lange tijd weer eens tegen het lijf liep, was ik toch verbijsterd over enkele uitlatingen van hem over de oorlog en de Holocaust. Hij is sindsdien door een aantal mensen over deze uitlatingen persoonlijk aangesproken. Er was dus genoeg ruimte voor hem voor reflectie en introspectie om de ernst van de kwestie in te zien, of een grens te trekken en er werk van te maken. Dat hij het blijkbaar niet kan laten om hiermee door te gaan en wel in overtreffende trap zoals wij de laatste dagen hebben kunnen vernemen, laat helaas zien dat hij er duidelijk voor kiest om deze weg in te slaan.”

Dat klinkt als de Baudet die wij ook kennen. Geef de man wat drank en een trigger in de vorm van tegenspraak, en hij schiet zichzelf in de voet - om het vervolgens achteraf als een esoterische exercitie uit te leggen: de vrijheid van het debat, een beetje filosofie en een beetje uitdagen, passend bij een beweging met veel jonge mensen die opereert op het snijvlak tussen een ontgroeningsritueel en een ideologische veldtocht. Maar sinds de boreale uilenspeech geldt ook: als je niet meer met Baudet bent, ben je per definitie tegen hem.

In Amsterdamse kringen gaat sinds de verkiezingszege van Forum bij de Provinciale Statenverkiezingen een verhaal over antisemitische uitspraken en racistische theorieën die Baudet gedaan zou hebben tijdens een diner met de Britse journalist en schrijver Douglas Murray.

Ook daarover heeft de oud-promovendus contact gezocht met Cliteur. Die reageerde in een e-mail als volgt: “Ik zou echt niet weten wat ik uitgelegd zou moeten krijgen. Thierry heeft misschien met Douglas een paar flessen wijn gedronken. En wat zij toen hebben besproken en wie precies wat tegen wie heeft gezegd is niet aan mij om in te treden. Ook hele gewone privacy. Wat voor mij van belang is, is het partijprogramma van Forum voor Democratie. En de boeken die Thierry heeft geschreven."

Cliteur vervolgt: "Zelfs als zij allerlei malligheid met elkaar hebben uitgewisseld dan is voor mij van belang waar Thierry nú voor staat. En ik heb hem net gesproken en hij heeft verklaard dat hij niets nazistisch denkt of voelt. Laat dat een geruststelling voor je zijn en hou op met dit gepieker. Bespreek het met je vrouw of iemand anders die je vertrouwt, want je bent echt aan het doordraaien.”

Douglas Murray: 'Neem afstand van Baudet'
GeenStijl heeft met Douglas Murray gebeld. Hij wil geen uitspraken doen over details die besproken zijn in de beslotenheid van een private conversatie, maar verklaart wel dat hij zo geschokt en ontzet was door wat Baudet heeft gezegd, dat hij zijn vriendschap met hem direct verbroken heeft en absoluut niets meer met hem te maken wil hebben.

Op een conservatieve conferentie in Rome, begin dit jaar, vertelde hij aan de organisatie en aanwezige journalisten dat hij niet gekomen zou zijn als hij geweten had dat Baudet ook present was. Achter de schermen waarschuwde hij sinds dat ontspoorde diner vrienden en kennissen binnen en buiten de partij om op hun hoede te blijven: het gaat niet goed met Baudet, en dat ze afstand van hem zouden moeten nemen.

Nu we toch in Engeland zitten: ook Roger Scruton, de in januari overleden conservatieve denker die door Baudet als een vriend mentor beschouwd wordt, had voor zijn dood al afstand genomen van Baudet. Niet alleen heeft hij verklaard dat Baudet ‘zijn ideeën verkeerd uitlegt’, maar ook dat hij zijn betogen “altijd te ver doorvoert.” Daarnaast bevestigt een bron aan GeenStijl het rondzingende gerucht dat Scruton in een private conversatie verklaard heeft dat Baudet “zich gevaarlijk ontwikkelt” en dat hij “uiteindelijk veel mensen in zijn val mee zal sleuren.”

In het meest recente boek van Baudet, over de oprichting en ontwikkeling van Forum, prijkt nog wel een foto waarop Thierry met Roger Scruton en Theodore Dalrymple poseert. Henk Otten lijkt vakkundig uit de partijgeschiedenis te zijn uitgegumd. Baudet schreef een gloedvolle In Memoriam over Scruton, die zelf dus beduidend minder épris was over zijn voormalige pupil.

Paul Cliteur is over dit alles in juli van dit jaar ook benaderd door Machteld Zee, eveneens een oud-promovenda, tegen wie hij verbazing over Baudets uitspraken veinsde. Dit was nieuwe informatie, zo stelde Cliteur in het gesprek. Dat was een leugen: Zee was reeds op de hoogte van de mails en gesprekken tussen Cliteur en de eerste melder. Zee voegt toe na dit gesprek met Cliteur een ‘weekend van rouw’ te hebben ingelast, vanwege dit verraad van het vertrouwen door haar promotor en haar gevoel dat het gesprek met hem over Baudets uitspraken geen enkele indruk op hem maakte.

Diezelfde Cliteur heeft volgens een andere oud-promovendus tijdens een college wel eens gezegd dat Holocaustontkenning onder vrijheid van meningsuiting valt. Nadat enkele studenten daar tegen in gingen, verklaarde hij dat hij persoonlijk zou ingrijpen als iemand het ook daadwerkelijk met enig gewicht zou gaan praktiseren. Allan: “Zo is Cliteur. Die is soms zo liberaal dat het bijna nihilistisch wordt.” Maar daadwerkelijk ingrijpen toen hem werd verteld welke opvattingen Baudet deelt met (voormalige) vrienden en kennissen net buiten de Forumkring, dat deed Cliteur dus niet.

“Vind je dan niet dat Mark Rutte dit land aan het vernietigen is?”
Na de electorale overwinning in 2019 begon Baudet steeds vaker tegen complotdenkers aan te leunen. Van eind vorig jaar stammen de eerste serieuze verhalen over hoe extreem-conservatieve, op internet vigerende theorieën steeds opzichtiger in zijn eigen gedachtengang begonnen te sluipen. Zijn retoriek begon ook te verschuiven. Tijdens een toevallige ontmoeting op een vrijdagavond in een café in Amsterdam, vlak voor het partijcongres in Barneveld van 30 november 2019, vroeg ik Baudet waarom hij Robert Jensen als spreker op zijn congres had uitgenodigd. “Je begrijpt toch zelf ook wel dat je daarmee alleen complotdenkers bedient?”, vroeg ik hem. Zijn reactie was dat Paul Cliteur ook als spreker gepland stond, wat natuurlijk een ‘uiterst redelijke en rationele denker’ is. 

Toen ik daarop antwoordde dat het programmeren van redelijke en rationele sprekers nog geen reden is om ook totale idioten op het podium te zetten, veranderde hij volledig van onderwerp: “Vind je dan niet dat Mark Rutte dit land aan het vernietigen is?”, vroeg hij. Ooit zou ik om die vraag gelachen hebben, maar nu proefde het, mede vanwege een vreemde glimlach die meer ongeduld dan amusement verried en vooral door de keus voor het woord ‘vernietigen’, als een absurde stelling. “Nee”, zei ik, “Ik denk dat Mark Rutte een heleboel fouten maakt, dat hij vaak liegt en dat hij belangrijke ideologische discussies onbehandeld laat, waardoor het etterende wonden dreigen te worden. Maar ik denk niet dat er in dit land ooit een premier gekozen is die zichzelf tot doel gesteld heeft om Nederland te vernietigen.”

Baudet nam nog een slok bier uit zijn halfvolle flesje 0.0, keek me met ongeduldige ogen heel even meewarig aan en zei toen met opgewekte stemverheffing en een hand op mijn schouder: “Ik moet gaan, het was ontzettend leuk om je weer even gesproken te hebben. Tot snel!” En weg was-ie.

Jensen zei overigens geen hele rare dingen op het partijcongres. Baudet zelf wel, in ons Coronacafé van 10 april 2020, waarin hij nogmaals benadrukte dat bepaalde partijen uit zijn op de vernietiging van Nederland.

De fatale wanhoopsdaad van Henk Otten
Sinds zijn enorme verkiezingswinst en de groeiende persoonsverheerlijking is Thierry Baudet een stuk zelfverzekerder geworden in zijn reactionaire gedrag en in zijn uitingen. Dat leidde vorig jaar zomer tot de wanhoopsdaad van Henk Otten: NRC Handelsblad bellen om de kat de bel aan te binden over de radicalisering van Baudet en anderen binnen de partij - en daarmee uiteindelijk zelf aan het kortste eind trekken. 

Tegen NRC zei Otten dat de partij te veel naar rechts trekt en filosofische exercities belangrijker lijkt te vinden dan politiek beleid of het uitvoeren van het programma. Ook vond Otten dat Baudet “hun mensen” in de steek liet, en “nodeloos in de wind zet” met zijn gedrag. “Het is misschien leuk om een gewaagde uitspraak te doen, maar we zijn nu een grote partij. Hij gaat over zijn eigen woorden, maar woorden hebben consequenties. Je hebt verantwoordelijkheid voor andere mensen. Het is de vraag of je een politieke partij moet gebruiken als vehikel voor academische debatten die je zelf leuk vindt. Ik vind van niet.”

Otten, die in andere sociale kringen verkeert dan de getuigen die wij spraken, trok hiermee vanuit zijn eigen perceptie aan dezelfde bel als de mensen die in dit artikel hun verhaal doen. Hij werd verketterd door Baudet, gehaat door de leden en is met het stigma van kasgraaier en zetelrover op zijn eigen weg gezonden. Alle hoop om de radicalisering binnen de partij nog te kunnen stuiten verdampte daarmee, maar dat werd aan het oog onttrokken door de zeer publieke ruzie die de voormalige strijdmakkers met elkaar uitvochten. Een beetje zoals de implosie van Forum in de huidige chaos ook afleidt van de aanleiding.

Baudet deed in die zomer van 2019 een “onderzoek” naar Otten en liet dat via Paul Frentrop aan GeenStijl lekken, in de kennelijke veronderstelling dat wij hem zouden steunen. Het “onderzoek”, dat bestond uit een document dat door Thierry zelf (of in ieder geval op Thierry’s laptop) is geschreven en dat op geen enkele wijze legitiem, onafhankelijk of zelfs maar feitelijk onderbouwd was. Dat hebben we toen na eigen beoordeling ook zo opgeschreven, waarbij we ons tegelijkertijd verbaasden over het amateurisme maar vooral de toenemende geslotenheid van de partijtop.

Al deze vertellingen, feiten en anekdotes vormen nu tezamen een zwartbruine rand rond de partijkaders van Forum voor Democratie. Binnen dat kader, naar de buitenwereld verkocht als een stijlvorm (ironie!) of open debat (vrijheid van meningsuiting!), is de JFvD ontstaan, gegroeid en eveneens ontspoord. De beweging bracht talloze jonge, enthousiaste en maatschappelijk betrokken junior-politici voort, maar waar ironie ophield en ernst begon, ontstond ook een grijze gedoogzone voor een (heimelijk) bruinrechts gedachtengoed. Het gebied waar de Erkenbrand-anekdotes uit voortkomen, de NVU-leden op bijeenkomsten verschenen en waar de naam van Freek Jansen, vriend en vertrouweling van Thierry Baudet, steevast bij wordt genoemd.

Herhaaldelijk ontstond ophef over de uitingen van sommige JFvD'ers. Verhalen over ontspoorde debatten en discussies tijdens bijeenkomsten en kampen kwamen boven. Sommige leden vertrokken, teleurgesteld. Anderen luidden de klok - en werden zelf geïntimideerd of geroyeerd. Sommige verhalen kwamen naar buiten, waarna de partij een onderzoek aankondigde en dan bleef het alsnog stil. Niet de ontspoorde leden, maar juist de klokkenluiders waren dan achteraf wel verdwenen. Opgestapt, of gewoon geroyeerd.

Intern bleef de onvrede groeien, evenals de kritiek. Maar ook de vrees: Baudet had zeker sinds het vertrek van Otten een stevige greep op de partij en het bestuur en hij omringde zich met de meest loyale jonge 'gelovigen' van de JFvD, door een voormalige insider aangeduid als zijn "para's" - paratroepen. Freek Jansen bekleedt een functie in de fractie, evenals diens eigen adjudanten, zoals Andreas Bakir. Ook Ruben Hermse, feitelijk in verband te brengen met nazistische uitingen, werd als fractiemedewerker naar het Binnenhof gehaald. Dat laatste is naar verluidt voor Theo Hiddema, die onder verkeerde voorwendselen getekend heeft voor de positie van Hermse, de druppel geweest om uit de Kamer te vertrekken.

"Ik vond mezelf FANTASTISCH"
Bij steeds meer leden en niet-leden groeiden de zorgen, evenals de vrees. Verhalen over treiterijen en intimidatie kwamen bovendrijven. Baudet begon steeds meer onderscheid te maken tussen medestanders en tegenstanders, en vertoonde daarin paranoïde gedrag. Met Annabel Nanninga had hij bijvoorbeeld nauwelijks nog contact: ze werd als een bedreiging beschouwd. Na het optreden in onze eigen kelder, op 10 april van dit jaar, verbrak hij ook alle contact met ons: we hadden ons ondanks zijn hardop uitgesproken wens niet aan hem en zijn strijd onderworpen - we verklaarden onze onafhankelijkheid en lachten hem zelfs een beetje uit. In de nacht na de eerste uitzending van wat we het Coronacafé noemden, prees hij zijn eigen optreden: "Ik heb net alles terug gezien en ik vond mezelf FANTASTISCH", schreef hij dezelfde nacht nog in een appgroep waar GS inzage in had. Luide bijval van de groepsgenoten was zijn deel.

De volgende morgen bleek dat niet iedereen Baudet zo fantastisch vond. De coalitievorming in Brabant dreigde te klappen omdat hij tijdens zijn dramatische optreden de partijen van beoogde coalitiegenoten als "vijanden" betiteld had, die "Nederland willen vernietigen". Er verscheen op een gegeven moment zelfs een krantenkop in het Eindhovens Dagblad met het citaat van een geïrriteerde VVD-gedeputeerde: “Ik vind het niet interessant wat Baudet in een kelder bij GeenStijl zegt.” Waarvan akte.

Een ex-lid van FvD daarentegen, Sonny Spek, stuurde de ochtend na het Coronacafe een diep zuchtend opiniestuk naar GS, dat we plaatsten omdat het treffende kritiek was. Wij moesten ook iets met dat idiote optreden van een partijleider die beschonken en te laat binnen kwam, en vervolgens ook nog onze onderwerping eiste. Het allerlaatste bericht dat ik zelf van Baudet ontving, die zaterdagmiddag, luidde: "Dat je nadat ik dit voor je doe, deze kut-uitzending, me nog even voor de bus gooit met een ingezonden stuk: een rotstreek. Echt, ik begrijp niets van je." Zowel GeenStijl als ikzelf werden overal ontvolgd. Korte tijd later noemde hij ons “kartelstutters”.

Baudet begon zijn eigen Journaals, gevuld en omgeven door ja-knikkers, en zijn associatie met complotdenkers en aanverwanten (waaronder Robert Jensen, Willem Engel en enkele weinig intellectuele influencers) werd onmiskenbaar. Gesommeerde partijgenoten deden tegen heug en meug mee aan een programma dat reguliere media overbodig moest maken om de achterban te bereiken, maar dat vooral heel duidelijk maakte dat het juist heel goed is voor Baudet om af en toe onderbroken te worden door een vraag of een tegenwerping: als je hem ongehinderd zijn gang laat gaan, ontsporen zijn monologen regelmatig in onjuistheden en niet-feitelijke nonsens.

In één van zijn Journaals probeert hij zelfs uit te leggen dat het niet erg is om 'fascist' genoemd te worden, omdat die term een frame is van de Bolsjewieken uit het begin van de jaren 20. Is het dommigheid, polemisch plaagwerk, of toch een manier om het ondenkbare salonfähig te maken?

In de afgelopen weken zagen we geruchten en anekdotes steeds sneller en steeds vaker in feiten veranderen, met bronnen en bewijzen, en leerden we hoe sterk een angstcultuur verankerd was geraakt in het FvD: bronnen zijn voorzichtig, bevreesd, of botweg bang. Verhalen zongen echter steeds luider en in steeds bredere kring rond, waaronder ook de Holocaust-“bevragingen” en de antisemitische citaten, gelardeerd in anti-Joods complotdenken.

Enkele jonge ex-FvD'ers overlegden hun onderbouwingen, in beeld en geluid, en daarna begon alles te ontrafelen. De onvrede over de gang van zaken in de partij en vooral tussen 'grote mensen' en 'jongerenafdeling' leidde dit weekend tot het moment waarop één tweet van Nanninga voldoende was om talloze FvD’ers ertoe te bewegen op sociale media openlijk hun kritiek op interne zaken te uiten. In het kielzog daarvan kwamen alle anekdotes over het antisemitisme in de partijtop ook (weer) boven drijven, als de onvermijdelijke dambreuk die volgt als je een bassin van bruine drab vult achter een veel te dunne damwand.

De meltdown van Baudet, die nog steeds Freek Jansen maar niet los wil laten (zou het echt diens onvoorwaardelijke loyaliteit zijn?) en in ongecoördineerde waanzin uiteen begon te vallen, zorgde er voor dat diverse bronnen en getuigen nu alsnog naar voren stappen om licht te werpen op de duistere kern van de zaak. Niet als verraders die willen natrappen, maar vooral als teleurgestelde toeschouwers die wat een beloftevolle beweging leek tot een Griekse tragedie zagen verworden.

Het lag nooit aan een enkel dinertje met een Amerikaanse "mede-revolutionair", aan een paar extremisten op een partijbijeenkomst of aan "ironische" discussies van onwetende pubers in (J)FvD-appgroepen. Dat zijn allemaal slechts symptomen, bijwerkingen van een onbehandelde ziekte in de partijtop, waar anti-Joodse complotten, etno-nationalistisch gedachtengoed en narcistische megalomanie een bruine tumor vormden waar een volstrekt redelijk rechts-liberaal partijprogramma aan ten onder is gegaan. En daarmee meer dan een miljoen kiezers opnieuw in rouw achterblijven, in de steek gelaten bij het politieke massagraf dat we in bidprentjes als het gedachtengoed van Pim Fortuyn omschrijven.

Inmiddels is de chaos compleet en zijn er geen woorden meer om de gekte te beschrijven, met Baudet die zich in het oog van de storm gedraagt als de geestelijk leider van een sektarische beweging die ten dode opgeschreven lijkt, worstelend met een renaissance van een tijd die nooit bestaan heeft. En in alle ontgoocheling kan hij het niet meer mooier maken dan het is. Baudet is als politicus opgegeten door zijn eigen beweging.

https://www.geenstijl.nl/5156539/het-onverholen-antisemitisme-van-thierry-baudet-een-tijdlijn-van-getuigenissen/

---------------------------------------------------------------


Mijn commentaar :

1. Volgens Bart Nijman heeft Baudet-mentor van het eerste uur, Paul Cliteur (hoofdrolspeler in "het klasje van Cliteur" binnen de faculteit rechtsgeleerdheid van de RUL, die dit weekend eindelijk een vaag spoor van kritiek te verduren heeft gekregen van zijn langjarige werkgever Carel Stolker RM van de RUL) het uiteindelijk allemaal gedaan (met name door het systematisch te hebben nagelaten, om de vele waarschuwingen over het gedrag en de extreem-rechtsradicale ideologische uitingen van Baudet te negeren) : Bagatelliseren van het anti-joodse racisme, het anti-Islam-racisme, de Misogynie en de homophobie van Baudet en van veel van zijn aanhangers en mensen uit zijn directe kring.

2. Alsof Nijman - die zelf (met name in GeenStijl) zijn handelsmerk heeft gemaakt van de massaproductie van extreem-rechtse islamophobe en misogyne standpunten - de afgelopen jaren niet zelf voldoende ingangen in de media tot zijn beschikking zou hebben gehad om zijn verontrusting over de door hem zelf reeds in een vroeg stadium gesignaleerde radicalisering van Baudet onophoudelijk en met grote nadruk met het grote publiek te delen. 

3. Door dat eerst nu te hebben gedaan - en de lange lijst met mensen die nu (al dan niet anoniem) door hem als getuigen à charge tegen Baudet et al. worden opgevoerd is zeker indrukwekkend te noemen - heeft hij minimaal de verdenking op zich geladen, om zich a posteriori aan de goede zijde van de geschiedenis te hebben geschaard.

4. Nijman heeft zich dus met terugwerkende kracht aan de goede zijde van de geschiedenis geschaard, net zoals de meeste van de voormalige FvD aanhangers (zoals ex-GS redacteur Annabel - bekend en berucht van uitdrukkingen als "dobberneger" en tal van anti-semitische "grappen" - Nanninga dat een week geleden deed) dat de afgelopen week hebben gedaan door quasi-ostentatief publiekelijk hun lidmaatschap van het FvD op te zeggen en zichzelf daarmee tegelijkertijd een brevet van onvermogen hebben opgespeld met daarop de tekst "wir haben es nicht gewusst"...

David Van Reybrouck: ‘Ik ben erg geschrokken van de hardvochtigheid waarmee het collectieve ongenoegen van de Indonesiërs werd aangepakt’

 


INTERVIEWDAVID VAN REYBROUCK

David Van Reybrouck: ‘Ik ben erg geschrokken van de hardvochtigheid waarmee het collectieve ongenoegen van de Indonesiërs werd aangepakt’

Na zijn bejubelde boek over Congo verdiepte David Van Reybrouck zich in de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië. Voor Revolusi sprak hij vele hoogbejaarde ooggetuigen en gaandeweg groeide zijn ongeloof over alle gemiste kansen op een vreedzame machtsoverdracht.

David Van Reybrouck: 'De Nederlanders leden aan een structurele zelfoverschatting. Zij sloegen met de vuist op tafel toen overleg geboden was. Zij bedienden zich van grootspraak toen bescheidenheid was vereist.'Beeld Aurélie Geurts
Tot voor kort wist de Belgische schrijver/cultuurhistoricus David Van Reybrouck (49) niet meer dan het strikt noodzakelijke van voormalig Nederlands-Indië: dat koning Willem I er, net als koning Leopold II in Belgisch Congo, een ‘personalistisch bewind voerde’. Dat ‘uitbuiting tot eigen profijt’ in beide koloniën het leidend beginsel van de machthebbers was. En dat het Nederlandse kolonialisme per saldo toch een tikje milder was dan dat van België.

Welnu: na zich vijf jaar grondig in de materie te hebben verdiept en er een vuistdik boek over te hebben geschreven, moet hem – met spijt – van het hart dat het allemaal toch een beetje erger was dan hij had vermoed. In Nederlands-Indië werden weliswaar niet de handen afgehakt van onafhankelijkheidsstrijders, en in Nederlands-Indië werd – een halve eeuw voordat dit in Belgisch Congo aan de orde was – een bescheiden begin gemaakt met de ‘verheffing van de bevolking’. Maar daar is dan ook alles mee gezegd.

‘Ik ben erg geschrokken van de hardvochtigheid waarmee het collectieve ongenoegen van de Indonesiërs in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw werd aangepakt, en van de psychologische kortzichtigheid in het optreden van de bestuurders. In de omgang met Indonesiërs hanteerden zij slechts de grove borstel, en zijn ze een vergelijk steeds uit de weg gegaan. Ze leden aan een structurele zelfoverschatting. Zij sloegen met de vuist op tafel toen overleg geboden was. Zij bedienden zich van grootspraak toen bescheidenheid was vereist. Zelfs na de Japanse bezetting en de Indonesische onafhankelijkheidsverklaring van 17 augustus 1945, de proklamasi, bleef elke mogelijkheid voor bezinning onbenut.’

In de opsomming van de tekortkomingen van de machthebbers, die met wijs beleid een bloedige dekolonisatieoorlog hadden kunnen voorkomen, klinkt nog altijd ongeloof door. ‘Ik houd van Nederland. Mijn vriendin is Nederlands. Er is veel aan Nederland dat ik indrukwekkend vind. Het land is mij oprecht dierbaar. Maar in dit opzicht is Nederland mij tegengevallen. Nederland heeft de berechting van nazi-collaborateurs beter aangepakt dan België, maar de berechting van Nederlandse militairen die in Indonesië oorlogsmisdaden hebben begaan, was een aanfluiting.’

Zelfs voor de verwachting dat Nederland is gelouterd door de fouten van vroeger vindt Van Reybrouck maar weinig aanwijzingen. De laatste jaren mogen dan meerdere boeken zijn verschenen over de even zinloze als bloedige dekolonisatieoorlog, en over de duistere zijden van de ‘VOC-mentaliteit’ waarop voormalig minister-president Jan Peter Balkenende nog meende trots te moeten zijn, maar daarvan hebben niet veel Nederlanders kennisgenomen, denkt Van Reybrouck. Bij de overgrote meerderheid overheerst, met betrekking tot deze thema’s, onverschilligheid. ‘Heel weinig Nederlanders weten dat Nederlands-Indië in de jaren dertig de trekken had aangenomen van een politiestaat. Nergens in het koninkrijk had de NSB proportioneel zoveel aanhangers. Anton Mussert maakte er in 1935 een triomftocht. Hij werd tweemaal ontvangen door de toenmalige gouverneur-generaal. In Boven-Digul, Nieuw Guinea, waren honderden politieke tegenstanders onder mensonterende omstandigheden geïnterneerd. Ik heb niet de indruk dat veel Nederlanders daarvan op de hoogte zijn.’

Midden-Java, december 1948: Nederlandse militairen houden soldaten van het TNI (Indonesische Nationale Leger) onder schot.Beeld Ton Schilling

Tegen die achtergrond verbaasde het Van Reybrouck niet eens dat relatief veel Nederlanders volgens het Britse onderzoeksbureau YouGov trots zijn op hun koloniale verleden. ‘Die enquête is vorig jaar uitgevoerd in de verwachting dat de Britten nog de sterkste nostalgische gevoelens koesteren voor dat verleden, maar er bleek een land te zijn dat daar met kop en schouders bovenuit stak: Nederland.’ Van de ondervraagden verklaarde de helft trots te zijn op het vroegere imperium, tegenover 32 procent van de Britten, 26 procent van de Fransen en 23 procent van de Belgen. Slechts 6 procent van de Nederlanders zei zich voor het koloniale verleden te schamen, tegenover 14 procent van de Fransen, 19 procent van de Britten en 23 procent van de Belgen. Meer dan een kwart van de ondervraagde Nederlanders (26 procent) zou ook nu nog best een overzees rijk willen bezitten.

Het is, wat Van Reybrouck betreft, de ongepaste trots van een volk dat rijkelijk laat en met een grote aarzeling – tegenzin zelfs – aan een nationaal zelfonderzoek is begonnen. Mogelijk verklaart de Nederlandse onwil ook waarom relatieve buitenstaanders zich met dat onderzoek zijn gaan bezighouden: de Zwitsers-Nederlandse historicus Rémy Limpach, auteur van het in 2016 verschenen boek De brandende kampongs van generaal Spoor, en nu dus de (naar eigen zeggen) neerlandofiele Belg David Van Reybrouck. Deze week verscheen bij De Bezige Bij zijn boek Revolusi – over de wordingsgeschiedenis van het moderne Indonesië. ‘Ik heb nooit de indruk gekregen dat Nederlandse onderzoekers er problemen mee hebben dat ik mij als Belg met een zo bewogen episode uit de Nederlandse geschiedenis heb beziggehouden. Als Belg zonder familiebanden met mensen die bij het conflict betrokken zijn geweest, werd ik zelfs geacht onbevangener, neutraler te zijn.’

Revolusi benadert de omvang van uw boek Congo, over de geschiedenis van het gelijknamige Afrikaanse land. En net als bij Congo lardeert u materiaal uit de archieven met verhalen van talrijke ooggetuigen – zonder uitzondering hoogbejaard. Heeft dat een vergelijkbaar boek opgeleverd?

‘Inhoudelijk lopen beide geschiedenissen toch wel enigszins uiteen. Nederland is veel langer aanwezig geweest in de Indonesische archipel dan België in Congo. Het hield bovendien de Indonesische onafhankelijkheid vier jaar lang gewapenderhand tegen, terwijl het in Belgisch-Congo in vier maanden was beklonken. Maar bovenal is de impact van de Indonesische onafhankelijkheid veel groter geweest dan die van Congo. Indonesië was de eerste kolonie die zich na de Tweede Wereldoorlog onafhankelijk verklaarde. Daarvan ging een grote invloed uit op de overige koloniën. Tot diep in de jaren zestig lag Indonesië aan de basis van de Beweging van Niet-Gebonden Landen, die zich uitspraken tegen elke vorm van kolonialisme en imperialisme. Het verhaal dat ik over Indonesië heb willen vertellen, is veel breder dan dat van Congo.’

Het verhaal over Indonesië heeft dus ook veel meer hoofdrolspelers.

‘Exact. Het stoort mij dat de geschiedenis van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd wordt teruggebracht tot een binair verhaal, een strijd tussen twee partijen, terwijl er zoveel andere partijen bij betrokken waren. Japan uiteraard, dat Indonesië van maart 1942 tot augustus 1945 heeft bezet, en dat nadien ook nog bij de vergeefse pogingen was betrokken om de rust in het gistende land te herstellen. Groot-Brittannië, dat troepen naar Indonesië heeft gestuurd voordat Nederland – uitgeput door de Tweede Wereldoorlog – daar zelf toe in staat was. En de Verenigde Staten, die een beslissende invloed op de gebeurtenissen na 1945 hebben uitgeoefend. Eerst als heimelijke bondgenoot van Nederland, later, toen de Indonesische president Soekarno nuttig bleek in de strijd tegen het communisme, als bemiddelaar met een duidelijke sympathie voor het Indonesische onafhankelijkheidsstreven. Je kunt het verloop van de gebeurtenissen niet begrijpen als je daar geen aandacht voor hebt. Als je het conflict reduceert tot een Nederlands-Indonesische aangelegenheid. Misschien is dat tot dusverre te veel gebeurd.’

De betrokkenheid van zoveel landen betekende dat u in heel veel landen ooggetuigen moest zien te vinden. Hoe is dat in zijn werk gegaan?

‘De getuigen kwam ik op het spoor door eindeloos rond te vragen: een imam, de directrice van een rusthuis, een jonge militair. Misschien kenden zij nog mensen? Ik vertelde iedereen om mij heen dat ik met dit onderzoek bezig was. Dat leidde tot mooie contacten. Soms ging ik simpelweg naar een dorp op Java of Sumatra en vroeg: wie is de oudste inwoner? Zo’n gesprek ontvouwde zich dan niet langs gebaande paden, maar kon alle kanten opgaan. Ik ben een soort strandjutter geweest. Ik dacht: laat de verhalen maar komen, dan leg ik thuis de puzzel wel. Ondanks de uren achter op brommertjes, de soms verzengende hitte en de tastbare luchtvervuiling in de steden, de honderden muggenbeten na een nacht slapen op het achterdek van een ferry en de stress van een terreuraanslag om de hoek, was het altijd de moeite waard.’

Iedere ooggetuige wilde ook getuigen?

‘Niemand heeft een interview geweigerd. Integendeel, veel getuigen waren juist blij om eindelijk te kunnen praten. Op sommige plekken was ik de eerste Europeaan die ze spraken sinds de slachtingen van de jaren veertig. Twee mensen wilden alleen anoniem getuigen, een Nederlandse en een Indonesische veteraan. Twee anderen, ook een veteraan van elke zijde, wilden de tekst kunnen nalezen. Dat heb ik uiteraard gerespecteerd.’

Hebben de Indonesische autoriteiten zich met u bemoeid?

‘Ze hebben mij in elk geval niet verhinderd om te doen wat ik wilde doen. Ik reisde letterlijk en figuurlijk zonder bagage, met een balpen en een schriftje. Ik vertegenwoordigde geen overheid of een buitenlandse onderzoeksinstelling. Ik was autonoom en wendbaar, en vestigde daardoor ook niet de aandacht van autoriteiten op mij.’

Welke ontmoetingen hebben de meeste indruk op u gemaakt?

‘Daar kan ik eigenlijk geen hiërarchie in aanbrengen. Ik heb niet het verhaal van de hoofdrolspelers geschreven, die overigens ook geen van allen meer in leven zijn, maar het verhaal van de naamloze figuranten. Elk mensenleven is getekend door de wereldgeschiedenis, en elk mensenleven is een verfilming waard. Soms vertellen getuigen je in het voorbijgaan de interessantste dingen. Zoals de vrouw die zei dat ze slechts één keer in haar leven een Nederlander had gezien: toen zij naar de imunisasi moest. Toen zij zich, met andere woorden, moest laten vaccineren. De pokkenplekken op haar bovenarm getuigden daar nog van. Zo’n detail, minder dan een voetnoot bij de geschiedenis, toont hoe het Nederlandse kolonialisme ook letterlijk onder de huid van de plaatselijke bevolking kroop.’

Beeld Aurélie Geurts

En de mentale sporen?

‘Voor het gros van de Indonesische jongeren is de koloniale tijd geen thema. Ook dat is een enorm verschil met Congo: daar is men voortdurend met het verleden bezig. Misschien komt het doordat in Indonesië, anders dan in Congo, de talige band met het voormalige moederland is doorgeknipt. Er is dus minder continuïteit. Mogelijk zijn Indonesiërs, vanwege de snelle ontwikkeling die het land heeft doorgemaakt, ook meer met de toekomst bezig dan met het verleden. De meesten leggen een speelse onverschilligheid tegenover het verleden aan de dag. 

‘Bij jongeren neemt die soms zelfs de vorm aan van een soort retrokolonialisme. Koffietentjes in Jakarta worden in koloniale stijl ingericht, met nostalgische theekopjes, reclameborden en Singer naaimachines. Noem het brocante nostalgie. De menukaart hanteert zelfs de oude spelling, met weer de ‘oe’ als schrijfwijze van de ‘u’-klank. Ook re-enactments van de koloniale tijd zijn populair: het verleden als grabbelton. Uit de viering van de nationale feestdag, 17 augustus, valt niet op te maken of de onafhankelijkheid is verkregen in een strijd met Duitsers, Nederlanders, Fransen, Chinezen, of dat ze als een meteoor uit de lucht was komen vallen: het doet er niet meer zoveel toe. Het is feest. Met paalklimmen en koekhappen, dat dan weer wel.’

Er is geen equivalent van onze dodenherdenking op 4 mei?

‘Niet in die vorm. Er zijn talrijke musea, monumenten, en diorama’s over de onafhankelijkheidsoorlog. De helden van die oorlog worden omstandig geëerd. Maar de therapeutische ruimte voor rouw en verdriet is zeer begrensd. De slachtoffers en hun nabestaanden zijn geen deelgenoot van de nationale herinneringscultuur. Bij hen heb ik gezien hoe diep de rouw nog gaat. Er vielen dikwijls tranen tijdens de interviews. Mensen huilden in een cultuur waar huilen niet gebruikelijk is, tot grote onwennigheid van de omstanders. Alles gaat voorbij, behalve het verleden, zoals de Belgische socioloog Luc Huyse zei.’

In Makassar traceerde Van Reybrouck een vrouw wier oom ‘op een paar meter afstand’ door een Nederlandse soldaat met kogels werd doorzeefd. In een rusthuis in Callantsoog trof hij de 102-jarige Djajeng Pratomo, een Indonesiër die in bezet Nederland bij het verzet tegen nazi-Duitsland betrokken raakte en dientengevolge in Dachau terechtkwam. ‘Aus Indonesien?’, vroeg de arts die hem daar na aankomst onderzocht. ‘Das haben wir hier noch niemals gehabt.’

Hij sprak met de Nederlandse oorlogsveteraan Dick Buchel van Steenbergen die in Nagasaki, waar hij op een scheepswerf was tewerkgesteld, op 9 augustus getuige was van de ontploffing van de tweede atoombom. Hij ontmoette Nanny Kooymans, een destijds 14-jarig Indo-Europees meisje dat van nabij getuige was van de Bersiap, de meest gewelddadige fase van de Indonesische revolutie. Voor haar waren de eerste maanden na de bevrijding veel erger geweest dan de Japanse tijd. ‘Twee neven heb ik verloren. De ene was heel blond en werd uit zijn huis in Surabaya gehaald. De andere was 14 en ging naar de markt in Jakarta. Hij werd in stukken gehakt.’ Nog steeds trekt een rilling over haar rug als zij mensen hard hoort roepen.

Van Reybrouck sprak met deserteur Piet van Staveren, die na zijn terugkeer in Nederland tot acht jaar gevangenisstraf werd veroordeeld, waarvan hij er vijf uitzat – te midden van veroordeelde NSB’ers en SS’ers. In Nepal spoorde hij tien zogenoemde Gurkha’s op, militairen in het Britse koloniale leger die in het najaar van 1945 naar Indonesië werden uitgezonden om rust en orde te herstellen. ‘Zij zijn onze vijand’, werd hun tevoren over de Indonesiërs verteld. ‘Wees niet sentimenteel. Dood geen vrouwen, maar word ook niet verliefd op hen.’ Een van de veteranen wist nog precies hoe hij een mensenleven geleden zijn geweer – ‘een 303’ – had vastgehouden. ‘Het lichaam vergeet traag’, schrijft Van Reybrouck. Een ander, 97 jaar oud, zei: ‘Ik sukkel zo met mijn gezondheid omdat ik zoveel mensen heb gedood.’

Vele tientallen mensen in meerdere landen heeft Van Reybrouck gesproken. En steeds meer raakte hij ontgoocheld door de zinloosheid van het conflict waarbij zij, vaak bezield door de beste bedoelingen, betrokken waren geraakt. ‘De dekolonisatie was één lange tragedie van taxatiefouten, ontsporingen en gemiste kansen.’

Wat waren zoal die gemiste kansen?

‘Om mij maar te beperken tot de jaren dertig en veertig: het algehele onbegrip voor de kracht van het Indonesische nationalisme was een misser van formaat. In de jaren vóór de Tweede Wereldoorlog, en zelfs daarna, hadden de Nederlandse machthebbers best zaken kunnen doen met de Indonesische nationalisten, maar ze bleven stug volharden in hun standpunt dat de tijd voor een deling van de macht nog niet was aangebroken. Om nog maar te zwijgen over een overdracht van de macht. Zelfs in 1942, toen de Japanse invasie al gaande was, wilde Soekarno liever met de Nederlanders over onafhankelijkheid onderhandelen dan met de Japanners. Maar de Nederlanders waren daar niet in geïnteresseerd. Zo deden ze hem eigenlijk aan Japan cadeau – een dure vergissing.

‘Maar het schrijnendst was toch de onwil, vooral aan Nederlandse zijde, om uitvoering te geven aan het akkoord van Linggajati, dat in november 1946 tot stand kwam. Aan een belangrijke voorwaarde voor zijn welslagen was al voldaan: de hoofdonderhandelaars – Willem Schermerhorn aan Nederlandse zijde, en de Indonesische premier Soetan Sjahrir aan de andere zijde – hadden op voet van gelijkwaardigheid en met wederzijds respect, gevoelens van ontluikende vriendschap zelfs, met elkaar onderhandeld. Nederlands-Indië zou opgesplitst worden in drie delen waarvan één deel Java en Sumatra besloeg. Daar zou het gezag van de Republiek erkend worden. Elders bleef Nederland aan zet. Het geheel zou ondergeschikt blijven aan de Nederlandse Kroon. Hier had de geschiedenis kunnen eindigen.’

Maar dat gebeurde niet.

‘De oude Nederlandse neerbuigendheid kreeg meteen weer de overhand zodra het akkoord in Den Haag werd besproken. In mijn boek gebruik ik daarvoor de metafoor van de klassenindeling op de Nederlandse pakketboten die de verbindingen tussen de Indonesische eilanden onderhielden: het bovendek – de eerste klasse – voor de Nederlandse elite. Het tussendek voor Chinese en Arabische handelaren. Het onderdek ten slotte, de derde klasse, was het domein van de Indonesiërs. Bij de onderhandelingen die in november 1946 tot het akkoord van Linggajati leidden, verdween even dat klassenonderscheid. Maar kort nadien werd het gebrul van het eerste naar het derde dek weer hervat alsof er niets was gebeurd.

‘Aan Nederlandse zijde ontstond een dynamiek die doet denken aan een ontsporende e-mailcorrespondentie of chatdialoog. In Batavia, zoals Jakarta nog steeds werd genoemd, en in Den Haag culmineerde het ongenoegen over de concessies die aan Soekarno waren gedaan. Want Soekarno werd vanwege zijn samenwerking met de Japanners door velen als de Indonesische Mussert gezien, en met zo’n man práát je niet.

‘Gematigde figuren als Willem Schermerhorn en Huib van Mook, de hoogste bestuurder in Nederlands-Indië, hebben het akkoord van Linggajati niet energiek genoeg verdedigd en werden uiteindelijk meegezogen door de militaire logica. Er werden steeds meer aanvullende eisen aan de Indonesiërs gesteld, en toen die daar op een zeker moment klaar mee waren, zagen gretige militairen de kans schoon voor die zogenoemde politionele actie. Daarmee was de kans op een gelukkige afloop feitelijk bekeken. 

‘Linggajati verdiende zeker niet de schoonheidsprijs, maar het had tien jaar rust kunnen brengen. Daarna had een langzame transformatie naar een zelfstandig Indonesië haar beslag kunnen krijgen. Dan waren er geen 200 duizend doden gevallen en hadden geen 300 duizend mensen naar Nederland hoeven vertrekken. Voor een half miljoen mensen – hun kinderen nog niet meegerekend – had het leven er volkomen anders kunnen uitzien als Den Haag wat inschikkelijker was geweest.’

Waren de kansen op vrede al niet verkeken in het najaar van 1945, toen Indonesische onafhankelijkheidsstrijders tijdens de Bersiap duizenden Nederlanders en Indische Nederlanders vermoordden?

‘Tussen de Bersiap en Linggajati lag meer dan een jaar. In dat jaar had Nederland zich kunnen verdiepen in de gevolgen van de Japanse bezetting op het Indonesische onafhankelijkheidsstreven. In dat jaar had het besef kunnen rijpen dat Nederland zijn gezag was kwijtgeraakt. 

‘Maar Nederland ging gewoon verder waar het in 1942, bij het begin van de Japanse bezetting, was gebleven. Voor velen kwam de proklamasi van 17 augustus 1945 als een donderslag bij heldere hemel. Maar in de jaren die volgden, had Nederland zich van zijn blikvernauwing kunnen losmaken. Het had nota kunnen nemen van de dekolonisatie van de Filipijnen en van Brits-Indië, waar de machthebbers zich niet tot het uiterste tegen het onafhankelijkheidsstreven van de bevolking hebben verzet. Nederland daarentegen, verviel in oude patronen. In die zin gaf het een negatief voorbeeld: het liet andere koloniale mogendheden, waaronder België, zien hoe het níét moest.’

Welk effect verwacht u van uw boek? En van het wetenschappelijk onderzoek naar de oorlog in Indonesië waarvan volgend jaar de resultaten worden gepubliceerd?

‘Dat onderzoek volgt ruim vijftig jaar op onthullingen van oorlogsveteraan Joop Hueting over misdrijven die Nederlandse militairen in Indonesië hebben gepleegd. De Nederlandse overheid was beduidend voortvarender met de afkondiging van een verjaringswet, die Nederlandse militairen vrijwaarde van vervolging. Dat was al in 1971 geregeld. Natuurlijk is het mooi dat het wetenschappelijk onderzoek er nu eindelijk komt, maar als ik zie welk budget daarmee is gemoeid – 4,1 miljoen euro – en hoe slachtoffers en nabestaanden zich moeten inspannen voor een klein beetje smartengeld, dan vind dat niet met elkaar in balans. In dit geval had Nederland beter een voorbeeld kunnen nemen aan België. Daar heeft het parlement een commissie benoemd die zich met onderzoek én verzoening inzake Congo zal bezighouden. In Nederland is er nu wel een onderzoek, maar nog steeds geen verzoening. Het heeft 4,1 miljoen euro over voor de waarheid, en een fractie van dat bedrag voor verzoening.’

https://www.volkskrant.nl/cultuur-media/david-van-reybrouck-ik-ben-erg-geschrokken-van-de-hardvochtigheid-waarmee-het-collectieve-ongenoegen-van-de-indonesiers-werd-aangepakt~b3cca9ed/