Staatscommissie noemt discriminatie door overheid ‘structureel’ en hekelt uitspraken kabinet
Joyce Sylvester | voorzitter Staatscommissie tegen Discriminatie en RacismeRecente uitspraken van kabinetsleden vergroten het risico op discriminatie door de overheid, zegt Joyce Sylvester, voorzitter van de Staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme. „Als het beeld ontstaat dat mensen ongelijk behandeld mogen worden, is dat desastreus”
Discriminatie van burgers door de Nederlandse overheid is geen incident, maar een „structureel” probleem. Dat concludeert de Staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme in een maandag uitgebracht advies aan het kabinet. Er is snel actie nodig, zegt voorzitter Joyce Sylvester tegen NRC, om te voorkomen dat discriminatie „ontwrichtend uitwerkt op de maatschappij.” Deze Staatscommissie werd drie jaar geleden ingesteld op verzoek van de Tweede Kamer.
Het kabinet-Schoof vergroot het risico op discriminatie door de overheid, zegt Sylvester, door zelf „discriminerende uitspraken” te doen. Ze noemt minister Mona Keijzer (Volkshuisvesting, BBB) en de staatssecretarissen Jurgen Nobel (Integratie, VVD) en Chris Jansen (Infrastructuur en Waterstaat, PVV) bij naam.
Keijzer zei over asielmigranten uit overwegend islamitische landen dat „jodenhaat daar bijna onderdeel is van de cultuur”. Jansen verdedigde de uitspraak van zijn partijleider Geert Wilders, dat hij „minder Marokkanen” in Nederland wilde „regelen”. En Nobel stelde dat „een heel groot deel van de islamitische jongeren” de Nederlandse „normen en waarden niet onderschrijft”.
Sylvester vindt het kwalijk dat het kabinet „ontkent dat zulke opmerkingen discriminerend zijn”. Door dit soort uitspraken niet terug te nemen, zegt ze, „laat je zien dat het heel gewoon is om zulke dingen te zeggen”.
Bij discriminatie denken veel mensen aan etniciteit, zegt Sylvester. „Maar onze stelling is dat iedereen in Nederland, direct of indirect, met discriminatie en racisme te maken heeft. Misschien heb je een zus of dochter die minder verdient dan haar mannelijke collega. Of een oudere vader die nog graag wil werken, maar bij het solliciteren wordt gediscrimineerd.”
Jullie zien „een breder patroon van discriminatie” door de overheid. Wat merken burgers daarvan?
„In de Toeslagenaffaire was heel duidelijk hoe het leven van mensen kapot werd gemaakt. Je kunt ook denken aan mensen die door hun uiterlijk vaker uit de rij geplukt worden door de douane. En aan studenten uit Caribisch Nederland die in de problemen kwamen door selecties van DUO.” Deze overheidsdienst die studiebeurzen regelt, controleerde bij fraudeonderzoeken jarenlang vooral mbo-studenten en studenten met een migratieachtergrond, bleek vorig jaar.
Wat is de oorzaak van discriminatie door de overheid?
„Discriminatie is diep verankerd in de Nederlandse samenleving. Dat komt doordat mensen altijd beelden hebben van hoe andere mensen zijn. Dat geldt ook voor ambtenaren. Als politieagenten bijvoorbeeld een paar keer ervaring opdoen met jongens met een Noord-Afrikaanse achtergrond, dan zien ze dat misschien niet als incidentele ervaringen, maar wordt daarmee hun mensbeeld gevormd. En werkt dat door in hun handelen. En in het beleid dat zij maken.”
Hebben uitspraken van kabinetsleden als Keijzer, Nobel en Jansen effect op ambtenaren?
„Die maken het moeilijker voor ambtenaren, en voor de hele samenleving, om serieus met dit onderwerp aan de slag te gaan. Je zou willen bevorderen dat ambtenaren alert zijn. Dat zij risico’s op discriminatie kunnen herkennen, bespreekbaar maken en uitbannen. Maar door dit soort uitspraken kunnen zij gaan denken dat discriminatie niet zo erg wordt gevonden, dat het erbij hoort.
„Zulke uitspraken doen ook wat met mensen die discriminatie ervaren. Overheidscampagnes roepen op om discriminatie te melden. Dit soort uitspraken kunnen mensen het gevoel geven dat het geen zin heeft om er iets tegen te doen. Woorden doen ertoe. Als het beeld ontstaat dat mensen ongelijk behandeld mogen worden, is dat desastreus.”
Dit gaat over het kabinet. Is dat anders bij wat Kamerleden zeggen of twitteren, Geert Wilders bijvoorbeeld?
„Voor burgers maakt dat weinig verschil, denk ik. Zeker als andere Kamerleden daar niets tegenin brengen. Dat staat bekend als het bystander effect. Als ik word gediscrimineerd en niemand zegt er wat van, dan is het nog erger. Het moet gecorrigeerd worden.”
De conclusies en het advies van de Staatscommissie zijn mede gebaseerd op de ervaringen van drie overheidsorganisaties. De gemeente Arnhem, de douane en DUO hebben afgelopen jaar de grootste risico’s op discriminatie opgespoord in hun organisatie, met een door de Staatscommissie ontworpen methode. „Een uitgebreide vragenlijst die ambtenaren helpt om deze risico’s te ontdekken”, zegt Sylvester. „Daarna moeten ze beschrijven hoe ze die problemen gaan aanpakken.”
Welke risico’s Arnhem, de douane en DUO precies ontdekt hebben, wordt over een maand duidelijk. Dan presenteert de Staatscommissie de uitkomsten van deze proef. Het is de bedoeling dat veel meer overheidsorganisaties deze methode gaan gebruiken. Eerst die met veel contact met burgers, daarna mogelijk de organisaties die beleid maken, zoals ministeries.
Vorige kabinetten hebben veel geld en energie gestoken in het verbeteren van het contact tussen de overheid en burgers. Naar dit project, met de naam ‘Werk aan Uitvoering’, gaat jaarlijks 600 miljoen euro. „Maar het onderwerp discriminatie komt er niet in voor”, zegt Sylvester.
Wat zegt dat?
„Het is onbewustheid. Daarom zeggen wij nu tegen de minister van Binnenlandse Zaken [Judith Uitermark, NSC]: maak hier een speerpunt van. Ga actie ondernemen.”
In het maandag gepubliceerde advies noemt de Staatscommissie het een risico als ambtenaren veel vrijheid krijgen om beslissingen over individuele burgers te nemen. Daardoor krijgen vooroordelen van ambtenaren veel ruimte en ligt discriminatie al snel op de loer.
Zelf hebben overheidsorganisaties vaak juist méér ruimte voor ambtenaren gevraagd, om burgers maatwerk te kunnen leveren.
„Als mensen bij bijvoorbeeld de politie of de douane wat strakker worden aangestuurd, geef je discriminatie minder kansen. Je laat minder ruimte voor de individuele mensbeelden van ambtenaren. Maar ik snap dat er een keerzijde is. Als je het te veel gaat vastleggen, kun je net zo goed robots neerzetten. Het is een precair evenwicht.”
Jullie waarschuwen politici om organisaties die gediscrimineerd hebben, niet alleen maar te beschuldigen. Waarom?
„Natuurlijk is het goed als politici daar afstand van nemen. Maar als de politiek zo hard oordeelt dat organisaties gaan denken: voortaan stoppen we dit soort zaken in de doofpot, dan is dat ook niet goed.”
Dus politici die willen laten zien hoe erg zij discriminatie vinden, kunnen die daarmee verergeren?
„Dat is het dubbele. Discriminatie is ernstig. Politici hebben het volste recht om daar afstand van te nemen. Maar de toon en sfeer kan zodanig worden, dat organisaties minder open worden. En je boodschap moet juist zijn: vertel het maar. Vertel ons alles wat er speelt.
„Als politici het alleen maar veroordelen, verandert er niks. Daarom zeggen we ook dat er een structurele aanpak moet komen tegen discriminatie en racisme.”
Door aan die aanpak geld uit te geven, kunnen uiteindelijk veel hogere kosten voorkomen worden, denkt de Staatscommissie. Want hersteloperaties die fouten moeten rechtzetten, zijn vaak veel duurder. Zo is voor de hersteloperatie van de Toeslagenaffaire meer dan 10 miljard euro opzij gezet en voor de compensatie van door DUO gediscrimineerde studenten 61 miljoen euro.
Sylvester: „Daarom zeggen wij dat overheidsorganisaties hun risico’s vooraf moeten opsporen. Je kunt beter nu alert zijn dan achteraf miljarden te moeten betalen aan hersteloperaties.”
Eline Bosman heeft lang nagedacht of ze met de pers zou praten. Gevraagd naar haar analyse van het Nederlandse Israël-beleid, laat de voormalig ambtenaar van het ministerie van Buitenlandse Zaken regelmatig een korte stilte vallen. „Dat vind ik best lastig”, zegt Bosman dan. En: „Dit interview loopt enigszins anders dan ik had gedacht.”
Achter de bescheiden houding schuilen echter heldere principes. Bosman velt een hard oordeel over de rol die Nederland heeft gespeeld sinds de aanslagen van Hamas en het uitbreken van de Gaza-oorlog op 7 oktober 2023. Nederland, zo zegt Bosman, is door het ijs gezakt als internationale voorvechter van de mensenrechten. Het feit dat de bloedige oorlog (ruim 1.200 Israeliërs en meer dan 46.000 Palestijnen kwamen om) tot een einde lijkt te komen, doet daar niets aan af. „We kunnen niet zeggen: laten we vooruitkijken. Iemand zal hier toch rekenschap over moeten afleggen.”
Tien jaar en vier maanden werkte Eline Bosman (42) als ambtenaar bij ‘BuZa’. Ze was politiek assistent van voormalig minister Bert Koenders (PvdA) en teamleider van de ‘Mashreq-regio’ (Irak, Syrië, Jordanië en Libanon) op de directie Noord-Afrika en Midden-Oosten. Daarna was ze plaatsvervangend afdelingshoofd bij de directie Europese Integratie.
Afgelopen december was het genoeg en nam ze ontslag, maar niet voordat ze een kort briefje had geschreven aan minister Caspar Veldkamp. Bosman wenste de minister toe dat hij zou worden herinnerd als iemand die „ondanks grote druk” van de coalitiepartners zich „helder en krachtig” had uitgesproken „tegen oorlogsmisdaden en genocide”.
Met het briefje stuurde ze een pot zuurtjes mee in de kleuren van de Palestijnse vlag: groen, wit, rood. Een foto daarvan plaatste ze – met het briefje – op LinkedIn.
„Er pasten geen 42.000 snoepjes in deze pot, maar ik hoop dat ze u helpen herinneren aan het feit dat er 67 kinderen per dag sterven in Gaza”, schreef ze eronder.
U bent erg streng voor minister Veldkamp.
„Ja. Hij had zich uit moeten spreken als minister van Buitenlandse Zaken. Hij is diplomaat geweest in de regio (Veldkamp was ambassadeur in Tel Aviv, red.), hij kent de situatie als geen ander.”
Maar wat had hij kunnen doen?
„Ik heb lang genoeg als politiek assistent gewerkt om te weten dat je als minister van Buitenlandse Zaken invloed hebt. Hij had bondgenoten in Europa kunnen bellen om samen op te trekken. In plaats daarvan zei hij in de Tweede Kamer dat Israël geen rode lijnen had overschreden, terwijl het Internationaal Gerechtshof zegt dat genocide plausibel is en het Internationaal Strafhof Netanyahu beschuldigt van oorlogsmisdrijven.”
Het argument van Veldkamp, maar ook van zijn voorgangers in het kabinet-Rutte IV was: het veroordelen van Israël heeft geen zin, achter de schermen kunnen we proberen hen aan te spreken op schendingen van het humanitair oorlogsrecht bij de bombardementen op Gaza.
„Je kunt wel blijven praten, maar als dat geen resultaat heeft, houdt het op een moment op toch?”
Het Israëlisch-Palestijnse conflict was altijd al een gevoelig dossier, zegt Bosman, maar het Nederlandse standpunt was het resultaat van wikken en wegen. „Ik weet nog dat Koenders zei dat de Palestijnse Staat zou kunnen worden erkend voordat er een definitieve vredesregeling zou zijn bereikt. Dat was destijds een majeure verandering in het beleid, die meteen is teruggedraaid door minister Zijlstra (VVD).”
Is dat beleid nu fundamenteel veranderd, of is de realiteit ‘op de grond’ een andere? De terroristische aanval van Hamas was ongekend. En de regering-Netanyahu bestaat inmiddels voor een groot deel uit extremisten. Het Nederlandse Israël-beleid werd onderworpen aan een stress-test.
„Ik mag toch hopen dat dat geen reden is om je aan te passen, als in de Grondwet staat dat Nederland de internationale rechtsorde wil bevorderen. Ik dacht altijd: ik werk voor Nederland, ik weet waar dit land voor staat. Als we nu worden getest dan is mijn conclusie: we falen.”
Waarom?
„We hebben ons in VN-verband enorm ingezet voor een resolutie die het gebruik van honger als wapen veroordeelt. Dat heeft Israël gedaan door het afsluiten van de Gaza-strook, maar we hebben er niets van gezegd. De Nederlandse staat wil de export van onderdelen voor Israëlische F-35’s doorzetten, terwijl er aanwijzingen zijn dat daarmee oorlogsmisdaden worden gepleegd. Het Nederlandse buitenlandse beleid is waardenvrij geworden.”
Buitenlandse politiek is Realpolitik toch? Uiteindelijk geeft het nationale belang de doorslag.
„Als collega’s op posten in het buitenland mensenrechten aan de orde willen stellen, dan werden ze al tijdens hun betoog onderbroken: maar waarom zeggen jullie niets over Gaza? Nederland is een klein land, het handhaven van de internationale rechtsorde is een vitaal belang voor ons land.”
U schreef op LinkedIn dat u buikpijn kreeg van uw werk op BZ.
„Niet elke dag, maar wel vaak, als ik ‘s ochtends het departement betrad.”
Na het uitbreken van de oorlog in Gaza stuurden ambtenaren een brief aan (demissionair) minister van Buitenlandse Zaken Hanke Bruins Slot over het Israël-beleid. Objectieve ambtelijke advisering was niet meer mogelijk, schreven de ambtenaren – onder wie u.
„Op BZ adviseren ambtenaren vaak ‘in de geest’ van de minister – op het departement geldt dat als een deugd. Maar ik vind dat het niet de taak is van de ambtenaar om de minister uit de wind te houden, daar heeft hij zijn politiek adviseur voor.”
Voormalig secretaris-generaal Huijts vond u en uw collega’s ‘oncollegiaal’: ambtenaren moeten zich voegen naar de politieke leiding.
„Ik heb als ambtenaar de eed afgelegd aan de grondwet. Voor mij betekent dat: een waardengedreven buitenlandse politiek.”
Hoeveel ambtenaren zijn er vertrokken vanwege het Nederlandse Israël-beleid?
„Dat weet ik niet precies.”
Niet veel, gezien het aantal ambtenaren dat wekelijks protesteert tegen de Gaza-oorlog.
„Ik kan me goed voorstellen dat ambtenaren zeggen: ik vind het belangrijk om te blijven adviseren.”
Sommige ambtenaren besloten te lekken naar de pers.
„Dat vind ik echt niet oké.”
Hoe kijken we over tien jaar terug naar het Nederlandse beleid denkt u?
„Ik zie dit als een belangrijke periode in het Nederlandse buitenlandse beleid, waarbij we naar mijn weten nog nooit zo diep door het ijs zijn gezakt.”
U stond bij de laatste Kamerverkiezingen op de lijst voor GroenLinks-PvdA. Maar een grote meerderheid in de Tweede Kamer staat onvoorwaardelijk achter Israël.
„Het gaat niet om mijn politieke kleur. Als ambtenaar heb ik een eed afgelegd aan de grondwet. Daarin staat dat Nederland het internationale recht bevordert.”