vrijdag 14 oktober 2022

De AIVD beschermt de staatsveiligheid, maar brengt journalisten in gevaar

 



De AIVD beschermt de staats-veiligheid, maar brengt journalisten in gevaar


Inlichtingendiensten De AIVD en MIVD werven systematisch journalisten als bron, informant of zelfs als spion, blijkt uit onderzoek van NRC. Maar daardoor lopen die journalisten gevaar. „Dat is absoluut onaanvaardbaar. Het moet stoppen.”

Achter de paspoortcontrole op Schiphol wacht een onopvallende man Olaf Koens op. Terwijl de journalist met zijn instapkaart in de hand komt aanlopen, zet hij een vlugge pas naar voren en omhelst Koens.

„Olaf! Wat leuk je hier te zien! Ik ben van de AIVD, we moeten eens praten.”

De herinnering van Koens aan het voorval is nog levendig. Het is voorjaar 2012 en hij is op weg naar Moskou, zijn standplaats voor RTL Nieuws. Even schiet het door zijn hoofd dat de man wil praten over zijn niet afbetaalde studieschuld. Maar als ze bij McDonalds aan de koffie zitten, zegt de geheim agent dat de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) hem als informant wil inlijven. „We hebben jongens als jij nodig. Het gaat om de veiligheid van het land en het koningshuis. Geen James Bond-toestanden hoor. We willen af en toe bijpraten. Doodnormaal.”

Koens vraagt bedenktijd, al wist hij dat het „foute koffie” was, zegt hij nu over de ontmoeting op Schiphol. Zeker toen de man hem op het hart drukte dat hij het aan niemand mocht vertellen. Een paar maanden later was er nog een gesprek in café De Ysbreeker in Amsterdam. „Daarna heeft hij geen poging meer gedaan.”

Koens is niet de enige journalist die benaderd is door een Nederlandse inlichtingendienst. NRC sprak de afgelopen weken met 32 journalisten. Het gaat om redacteuren en correspondenten die over onderwerpen schrijven of in gebieden werken die de aandacht hebben van de diensten. De helft zegt verzoeken te hebben gehad van de AIVD of de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD).

Als ik op Schiphol ‘ja’ had gezegd en de Russen waren er achtergekomen, dan had ik dertig jaar cel kunnen krijgen

Aanleiding voor de rondvraag was een intern AIVD-document, dat een bron vorige maand liet zien aan NRC. Het kwam al in 2016 binnen bij klokkenluiderswebsite PubLeaks, maar werd nooit gepubliceerd. Het gaat om een lijst met namen van 21 „bronnen en agenten”. Onder hen zijn acht journalisten.

Bij de lijst zit een bericht van een medewerker van „Back-end IT” over het opschonen van computerbestanden: „Beste collega, kun je voor mij onderstaande bronnen en agenten van elkaar onderscheiden.”

Op het document staat „Stg. ZEER GEHEIM”. De krant betracht daarom terughoudendheid: wie een staatsgeheim ongeautoriseerd in bezit heeft, kan maximaal zes jaar celstraf krijgen. Wie het publiceert vijftien jaar.

Uit het document valt op te maken dat de mensen op de lijst mogelijk bron óf agent voor de AIVD waren. Dat roept de vraag op: hoe nauw zijn de banden tussen inlichtingendiensten en journalistiek?

AIVD en MIVD beschermen de nationale veiligheid door onderzoek te doen in binnen- en buitenland. Ze brengen dreigingen, internationale ontwikkelingen en risico’s in kaart. De AIVD valt onder het ministerie van Binnenlandse Zaken, de MIVD onder Defensie. Hun werk is omgeven door geheimhouding.

OLYMPISCHE SPELEN

Toch doken afgelopen jaren enkele voorbeelden op van journalisten die met de inlichtingendiensten samenwerkten. Misdaadjournalist Bas van Hout vertelde in de Volkskrant dat hij tussen 1997 en 2002 informatie deelde met de voorloper van de AIVD, de BVD. De Telegraaf onthulde dat zeven Nederlandse sportjournalisten in 2008 op verzoek van de AIVD informatie verzamelden tijdens de Olympische Spelen in China.

Alexander Münninghoff, tot 2007 redacteur van de Haagsche Courant, was open over zijn band met de AIVD. In het boek Journalist te koop (2016) van Arnold Karskens vertelde hij dat hij „geen morele bezwaren” had om samen te werken. „Ik vond het heel praktisch om eens per half jaar een tour de horizon te hebben met iemand van de veiligheidsdienst. Hier thuis. Op de bank.”

Münninghoff besprak zijn contacten niet met zijn hoofdredacteur, zei hij. „Waarschijnlijk omdat ook iets in mij opwelde van: een journalist hoort dat eigenlijk niet te doen.”

De Code voor de Journalistiek van het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren en de redactionele gedragscodes zijn helder: journalisten doen hun werk in onafhankelijkheid en vermijden (de schijn van) belangenverstrengeling. Er is dus een grens: een journalist mag niet óók bron of informant zijn – laat staan spion.

Voor inlichtingendiensten ligt dat anders. Van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 mogen AIVD en MIVD „een ieder” rekruteren. Wat niet in de wet staat, maar wat dit wél een netelige kwestie maakt, is dat journalisten die meewerken met de AIVD of de MIVD gevaar lopen. Wie bron of informant is, kan in Rusland, China, Iran of het Midden-Oosten worden gezien als spion, en in de cel belanden.

Olaf Koens: „Als ik op Schiphol ‘ja’ had gezegd en de Russen waren erachter gekomen, dan had ik dertig jaar cel kunnen krijgen. Het is levensgevaarlijk.”

Uit de getuigenissen van de journalisten met wie NRC sprak, wordt voor het eerst duidelijk dat de AIVD en de MIVD systematisch journalisten werven, ook tegen betaling. Veel van hen zijn of waren actief in het Midden-Oosten.

Dat gebied heeft al jaren de speciale aandacht van de diensten. De AIVD onderzoekt er bijvoorbeeld de geldschieters van radicale islamitische netwerken in Nederland. De MIVD kijkt onder meer naar de Iraanse invloed in Irak en Syrië. Journalisten zijn waardevol als oren en ogen van de diensten – ze praten immers met terroristen, krijgsheren of Syriëgangers.

Illustratie Fieke Ruitinga

RONSELEN IN ISTANBUL

Olaf Koens is nu voor RTL Nieuws correspondent in het Midden-Oosten, standplaats Istanbul. In zijn appartementencomplex kwam enkele jaren geleden een jonge Nederlandse vrouw wonen. Ze bleek de nieuwe liaison van de AIVD op het Nederlandse consulaat-generaal.

Een collega-correspondent van Koens in Istanbul, die zijn naam om veiligheidsredenen niet genoemd wil hebben, blijkt begin vorig jaar door deze AIVD-liaison benaderd te zijn. De correspondent had twee achtergrondgesprekken met haar over Nederlandse Syriëgangers.

„Ik wilde informatie ophalen”, klinkt het door de telefoon, „maar zij wilde vooral míj uithoren. Na het laatste gesprek zei ze bij mijn afscheid op de binnenplaats van het consulaat: ‘Als je ooit informatie niet in de krant kwijt kunt, kun je bij ons terecht’.” De correspondent meldde het voorval aan zijn hoofdredactie.

NRC sprak met een derde journalist die correspondent in Istanbul was. Ook hij wil niet met naam in dit artikel. De correspondent reisde rond in Koerdisch gebied, soms in het geheim. Veel van zijn bronnen waren interessant voor de dienst. Tijdens zijn verblijf in Turkije had hij jarenlang contact met een AIVD’er op het consulaat (de voorganger van de buurvrouw).

„Ik raakte bevriend met hem”, zegt hij. „We dronken biertjes in de kroeg. Het ging ook wel eens over werk. Waar ben je geweest? Maar hij heeft nooit geprobeerd dingen uit te vogelen. Het was als expats onder elkaar.”

VOOR WAT HOORT WAT

„Istanbul is geen uitzondering”, vertelt een voormalig AIVD’er achter een kop koffie op een terras ergens in Nederland. Zijn naam blijft ongenoemd, hij heeft nog geheimhouding.

Bij de dienst had hij zicht op de contacten met journalisten. „Het is structureel, het werven van journalisten. AIVD’ers in het buitenland moeten een netwerk opbouwen met diplomaten, zakenmensen, activisten en politici, maar ook journalisten.”

Vaak is het ‘voor wat hoort wat’. De dienst kan via journalisten in het binnenland onderwerpen agenderen, zoals de financiering van moskeeën. En de journalist heeft zo een fijne primeur. De AIVD is ook geïnteresseerd in wat journalisten weten en doen, zeker in de landen die de belangstelling hebben van de dienst.

Wie informatie uitwisselt is een ‘bron’; wie op verzoek ‘inlichtingen’ verzamelt is een ‘informant’ of ‘agent’. „En ja, soms krijgen journalisten daarvoor betaald”, weet de voormalig AIVD’er uit ervaring. Namen noemt hij niet. Ook dat is staatsgeheim.

Maar hoe interessant ze ook zijn, het rekruteren van een journalist is altijd een gok, voegt hij toe: „Zoiets moet goed voorbereid worden. Voor je het weet heb je een verhaal in de krant over ‘hoe de AIVD mij probeerde te ronselen’.”

Het zijn vaak beginnende, slecht betaalde freelancers die benaderd worden. Rena Netjes, arabist en journalist voor Het Parool en NRC, is zo iemand. De in 2015 overleden arabist en PVV-politicus Hans Jansen stuurde haar naar de AIVD, zegt Netjes. „Het is ruim twintig jaar geleden. Jansen zei: ‘Je moet eens met de AIVD gaan praten’. Hij had daar contacten. Toen ben ik maar het gesprek aangegaan.” Het is nooit wat geworden, volgens Netjes.

Twintig jaar geleden begon Michel Maas als correspondent voor de Volkskrant in Indonesië. Niet lang na aankomst belde iemand die zich voorstelde als Cornelis Bung en er meteen bij zei dat dat zijn eigen naam niet was. De man deed een paar voorschotjes via e-mail, waarna het kwam tot een lunchafspraak in vijfsterrenhotel Mulia in Jakarta. Maas: „Hij stelde zich voor met zijn schuilnaam, zei opnieuw dat het een schuilnaam was, en dat ik zo wel zou begrijpen voor wie hij werkte.”

Zijn verzoek was dat Maas inlichtingen zou verzamelen over radicale moslims en (potentiële) terreurgroepen. Later volgden nog een lunch en wat mails. Uiteindelijk stopte het. „Van mijn spionnencarrière is niets terechtgekomen.”

BIJZONDER GEVAARLIJK

Thomas Erdbrink was van 2002 tot 2019 een van de weinige westerse journalisten in Iran, onder meer voor The New York Times en NRC. Hij vindt dat iedereen moet weten aan welke risico’s de AIVD en de MIVD journalisten blootstellen.

De AIVD had ook interesse in Erdbrink. „Bevriende diplomaten vertelden mij dat er aandacht was voor mijn persoon. Maar ik heb altijd gezegd dat ik zoiets nooit zou doen, ook tegen mensen van wie ik een vermoeden had dat ze bij die dienst werkten.”

Hij houdt er „honderd procent” rekening mee dat de AIVD hem in Nederland in de gaten houdt. In Iran is het niet anders. „Het is bijzonder gevaarlijk om in Iran gezien te worden als spion van westerse inlichtingendiensten.”

Kijk naar het lot van Jason Rezaian, correspondent van The Washington Post en vriend van Erdbrink. Een rechtbank in Teheran veroordeelde Rezaian in 2015 achter gesloten deuren wegens vermeende spionage. Hij zat anderhalf jaar in de cel.

Erdbrink: „Dus heb ik vanaf dag één gezegd: ik wil niks met die diensten te maken hebben. Het was een van de redenen waarom ik het daar twintig jaar heb kunnen volhouden.” Collega’s die in zee gaan met de AIVD vindt hij „onethisch en dom”. Want de tegenstanders van de AIVD hebben het volgens hem wel door als je met de dienst samenwerkt.

Erdbrink kreeg vorig jaar overigens een telefoontje van de AIVD. Of hij zijn theatercollege Onze Man in Teheran in het hoofdkantoor in Zoetermeer wilde komen opvoeren. „Dat heb ik dus maar niet gedaan.”

Van het gevaar dat journalisten in het Midden-Oosten lopen is programmamaker Sinan Can zich zeer bewust. Hij reist voor BNNVARA al jaren door landen als Syrië, Irak en Afghanistan. Kreeg Can ook een uitnodiging voor een kop koffie?

„Ja, dat doen ze. Heel actief ook. Daar ga ik dus niet in mee.”

In 2018, na de uitzending van zijn documentaire De verloren kinderen van het kalifaat, werd hij gebeld. De man aan de andere kant van de lijn wilde graag met hem praten. „Toen ik vroeg of hij voor de inlichtingendienst werkte, gaf hij daar geen antwoord op.”

Can snapt het wel. Als hij bij de geheime dienst zou werken en voor de veiligheid van de staat moet zorgen, dan zou hij ook wel koffie willen drinken met iemand die met terroristen praat. „Toch blijft het kwalijk, want wij lopen een enorm risico in die landen.”

Zo wachtte de Syrische geheime dienst hem in 2019 op aan de grens met Libanon. Hij moest aantonen dat hij niet voor de AIVD werkte. Can: „Tja, hoe kun je dat bewijzen? Zelfs als je alleen koffie drinkt met die dienst, vermoeden ze daar al dat je een agent bent.” Hij had geluk: de dienst liet hem na een paar uur weer vrij.

Collega’s van Can delen zijn ervaring. Tom Kleijn werd tijdens de oorlog in Irak (2003-2011) als NOVA-verslaggever twee keer gebeld door iemand die zei dat hij van Defensie was. „Kom eens vertellen wat je van de situatie in Irak vindt”, luidde de uitnodiging. Kleijn: „Ja, ze zeggen niet dat ze van de MIVD zijn”. Hij hield de boot af, net als oorlogsverslaggever Hans Jaap Melissen. Die kreeg in 2019 twee telefoontjes van iemand die zich „John” noemde en van een dienst was. Bijpraten over radicalisering en IS was de bedoeling. „Ik ben niet gaan praten.”

Illustratie Fieke Ruitinga

INFORMATIE UITWISSELEN

Sander van Hoorn (NOS) was elf jaar in het Midden-Oosten en wachtte elf jaar op een telefoontje van de AIVD dat niet kwam. „Misschien dat ze wisten dat ik daar dan een uitzending over gemaakt zou hebben. Om die reden ging ik ervan uit dat ze andere manieren hadden om aan mijn informatie te komen. We zijn koning tappen in Nederland.”

Van Hoorn had wel achtergrondgesprekken met Nederlandse diplomaten, waarbij zijn informatie kan zijn doorgeleid naar de AIVD. Die gesprekken waren van wederzijds belang, verklaart hij. „Ik praat met mensen met wie zij niet kunnen spreken en zij praten met politici die voor mij onbereikbaar zijn. Ik heb altijd wel gevonden dat je – mits je bewust bent van welke pet je op hebt – tot een informatie-uitwisseling kunt komen. Dat heb ik gedaan met ambassadeurs in drie landen in het Midden-Oosten. Ik weet natuurlijk niet wat zij verder met mijn informatie deden.”

Lex Runderkamp is collega van Van Hoorn bij de NOS in Nederland. Hij had naar eigen zeggen wel achtergrondgesprekken met de AIVD. „Er kwam zelden iets uit. Ik probeerde informatie te checken en wilde weten wat de AIVD aan het uitspoken was op gebied van terrorisme, criminaliteit, Edwin de Roy van Zuydewijn en zo. Zoiets doen meer journalisten.”

Een van hen is Joeri Boom. Hij was in 2008 in Uruzgan om voor NRC verslag te doen van de troepen die daar gelegerd waren. Toen Boom koffie zat te drinken op de Nederlandse basis dienden zich twee mannen aan, in uniform, zonder naamkaartje. Ze bleken van de MIVD.

Boom: „Ze wilden meer weten over het gesprek dat ik gehad had met krijgsheer Matiullah Khan. Ik heb dat gedaan onder voorwaarde dat het een uitruil zou zijn. Ik wilde ook informatie van hen.”

HET MOET STOPPEN

Inlichtingendiensten en journalisten moeten terughoudend zijn met zulke contacten, vindt Hans Laroes. Als hoofdredacteur van het NOS Journaal (2002-2011) had hij te maken met een MIVD’er die een vertrouwensband had opgebouwd met een correspondent, en hem als informant wilde laten werken. Een telefoontje van Laroes naar toenmalig minister Henk Kamp (Defensie, VVD) maakte daar een einde aan.

„Dat de diensten journalisten werven kan een enorm effect hebben”, zegt Laroes. „Als dat uitlekt dan maak je van journalisten potentiële schietschijven of doelwit van een ontvoering. Dat is absoluut onaanvaardbaar. Het moet stoppen.”

SP-Kamerlid Ronald van Raak vroeg in 2011 toenmalig minister Piet Hein Donner (Binnenlandse Zaken, CDA) om een verbod op het ronselen van journalisten. Donner wilde voor journalisten geen uitzondering maken in de wet. Zijn opvolgers Liesbeth Spies (CDA) en Ronald Plasterk (PvdA) evenmin. Tegen de Kamer zei Plasterk in 2013: „Als journalisten op een verzoek van de diensten ingaan is dat vrijwillig, en het is aan hen om te beoordelen of zij dat doen.”

Van Raak, tegenwoordig hoogleraar Erasmiaanse waarden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, was een van de weinige Tweede Kamerleden die zich druk maakte over de kwestie. „Dat er journalisten zijn die voor de AIVD en de MIVD werken weet ik uit betrouwbare bron”, zegt Van Raak. „Dat was ook de reden waarom ik er aandacht voor gevraagd heb. Meer kan ik er niet over zeggen anders breng ik personen in gevaar.”

In het Kamerdebat in 2013 riep Van Raak journalisten op tot een brede discussie. Hij was „heel benieuwd wat het journaille vanuit de eigen beroepseer vindt van het optreden als bron van de AIVD.”

Een ronselverbod kwam er niet. Een brede discussie onder journalisten evenmin. „De beroepsgroep laat het erbij zitten”, concludeert Van Raak terugkijkend. „Terwijl het om hun onafhankelijkheid gaat, toch een van de kernwaarden van het beroep.”

TELEFOONS IN EEN WECKPOT

De beste koffie in het streng beveiligde hoofdkantoor van de AIVD komt uit een automaat in de hal die dienst doet als mini-museum. Hier liggen attributen uit de Koude Oorlog, zoals een holle lippenstift voor het vervoer van geheime documenten en een vulpen met verborgen microfoon.

„Neem wat koffie mee, die is beter dan wat binnen wordt geserveerd”, zegt de woordvoerder die voorgaat naar een vergaderzaaltje op de begane grond. Daar ontvangt directeur-generaal Erik Akerboom. Voordat het interview begint, stoppen de AIVD-chef en zijn woordvoerder hun mobiele telefoons in een glazen weckpot die dichtgaat. „Zo doen we dat altijd. Kan niemand meeluisteren.” Akerboom glimlacht.

Zijn gezicht betrekt als hij hoort van het gelekte interne document met de namen van bronnen en agenten. „Erg vervelend en zorgwekkend.” Hij kijkt naar de woordvoerder.

„Als het authentiek is, is het ernstig. En strafbaar. Ik vind het ook voor de veiligheid van deze mensen echt heel vervelend. Los van de vraag of het klopt of niet, is het al schadelijk.”

Wat de AIVD gaat doen? „Onderzocht moet worden of het authentiek is. Dus gaan we kijken of we het document kunnen vinden.”

Werft de dienst journalisten als bron, informant of agent? „Daar ga ik natuurlijk niks over zeggen. Maar het mag van de wet, dus is het een van de opties.” Dezelfde wet eist van Akerboom dat hij geheimhouding betracht. „Ik kan daarom niet zeggen of, laat staan hoe vaak, wij contact hebben met journalisten.”

Een geruststelling is volgens hem dat de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) het in de gaten houdt. De commissie kan informatie opvragen over de samenwerking met journalisten.

Heeft de commissie dat wel eens gedaan afgelopen twintig jaar? „Nee, niet over de samenwerking met journalisten, maar in 2017 wel over journalisten als doelwit. Maar het is dus mogelijk, op ieder moment.”

Samenwerken met een geheime dienst kan levensgevaarlijk zijn voor journalisten in risicogebieden. „Ik begrijp dat zij zich zorgen maken. Maar stel dát wij journalisten zouden benaderen”, Akerboom glimlacht weer, „dan is dat met waarborgen omgeven. Het loopt altijd via mijn bureau. Ik maak een afweging die niet lichtvaardig is. En we passen geen drang en dwang toe. Maar het is volstrekt logisch dat wij graag willen praten met mensen die vergelijkbare interesses hebben. Heeft iemand geen zin in een kopje koffie, dan respecteren we dat.”

HULPJE VAN DE AUTORITEITEN

De Berlijnse politiedirecteur Wilhelm Stieber kreeg in 1863 van de latere Reichskanzler Otto von Bismarck de opdracht de eerste Duitse inlichtingendienst buitenland op te zetten. Later legde Stieber in zijn memoires Spion des Kanzlers uit waarom journalisten zo geschikt zijn als spion.

„Omdat journalisten altijd en overal het recht hebben om vragen te stellen vormen zij onverdacht personeel voor een geheime observatiedienst. (…) Ik adviseer daarom dat mijn medewerkers journalisten als informanten werven.”

Wie in de krantenarchieven duikt ziet dat er ook in Nederland een lange traditie is in het rekruteren van journalisten door geheime diensten. NRC-redacteur Marcus van Blankenstein deed tussen beide wereldoorlogen werk voor de geheime inlichtingendienst van de Generale Staf (G.S.-III). Uit de schrijfmachine van zijn NRC-collega Hendrik Jan Noordewier, correspondent in Berlijn, rolden tussen 1933 en 1935 eveneens vertrouwelijke rapporten voor de regering.

Bevangen door de Koude Oorlog en de strijd tegen de communisten werkten in de jaren vijftig en begin jaren zestig hoofdredacties van kranten en weekbladen vol overtuiging samen met de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD). Het was de tijd van de verzuilde pers. Kranten waren spreekbuis van politieke partijen.

Cees van den Heuvel deed in 1997 in het radioprogramma OVT een boekje open over de innige samenwerking in die jaren. Hij was het hoofd van de afdeling perscontacten van de BVD. Zijn dienst ontving informatie van de redacties en stak ook eigen informatie in bij journalisten. Allemaal om het communisme te bestrijden. Van den Heuvel: „Die verwerkten ze dan in hun artikelen.”

Wat waren mijn verplichtingen jegens die inlichtingendienst? Ik moest mijn ogen openhouden en op bepaalde dingen letten, waar ik sowieso op gelet zou hebben.

Bij het aanknopen van banden met de hoofdredacties maakte hij gebruik van journalisten met wie zijn dienst toch al banden had. Daarna „bewerkten wij de hoofdredacties.” Sommige hoofdredacteuren, zoals die van Elseviers Weekblad en De Telegraaf, waren gelijk enthousiast. Anderen raakten na gesprekken overtuigd van de goede zaak. Zo deden ook de sociaaldemocratische, confessionele en liberale bladen mee. Ondertussen hield de BVD de communistische krant De Waarheid in de gaten.

Journalisten reisden ook op kosten van de geheime diensten door Oost-Europa. Een van hen was NRC-redacteur Jérome Heldring (later hoofdredacteur van deze krant). Hij maakte in 1960 met zijn vrouw een spionagereis door de Sovjet-Unie, betaald door en in opdracht van de Buitenlandse Inlichtingendienst (BID). Dat was de spionage-afdeling van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Heldring blikte daar in 1997 in zijn eigen krant op terug. Belangenverstrengeling? Nee, zo zag hij dat niet: „Wat waren mijn verplichtingen jegens die inlichtingendienst? Ik moest mijn ogen openhouden en op bepaalde dingen letten, waar ik sowieso op gelet zou hebben. Verder verwachtten ze van mij een rapport. Dat heb ik ook geschreven. Er stond niet veel meer in dan wat iedere toerist die zijn ogen openhoudt, zou schrijven.”

In zijn boek Tegels lichten, uit 1972, was Algemeen Handelsblad-redacteur Henk Hofland (later NRC) kritischer: de journalistiek was het hulpje van de autoriteiten. Hij gaf een voorbeeld over de invloed van de BVD op zijn krant. In 1955 vroeg de toenmalige hoofdredacteur, Herman Planten, hem om een kop koffie te gaan drinken met iemand die zich later in hotel Die Port van Cleve bekend maakte als BVD’er. Deze „onnozele, zenuwachtige man” wilde dat Hofland nota bene zijn chef, Anton Constandse, ging bespioneren. Constandse zou een „verdacht figuur” zijn, een „mogelijk gevaar voor de democratie”.

Hofland wees het resoluut af.

De innige samenwerking van de media met de geheime diensten was vanaf begin jaren zeventig niet meer vanzelfsprekend. Neem Vrij Nederland. Redacteur Dick Verkijk vertelde in het programma OVT hoe hoofdredacteur Mathieu Smeds hem in de jaren vijftig (tevergeefs) vroeg om voor de inlichtingendienst te werken. Twintig jaar later had het blad zich ontpopt tot spreekbuis van het linkse levensgevoel. Dat zette de BVD er overigens toe aan om ook deze krant te bespioneren.

Het gaat ons om vertrouwelijke verslagen over de landen die u bereist. U krijgt dan een honorarium en u kunt uw reiskosten ook bij ons declareren. Dat tikt dubbel aan.

Het gemak waarmee de BVD de media onder controle kon houden was in de jaren tachtig verdwenen, samen met de verzuiling. In de journalistiek groeide het besef dat een onafhankelijke pers een dubbelrol niet paste. De beschuldiging dat de BVD een NOS-chef had benaderd om meer anti-Rusland en pro-Amerika nieuws te brengen, wekte in 1979 de woede van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ).

Datzelfde jaar was er opschudding toen hoofdredacteur Jacques den Boer van Nieuwsnet ontslag kreeg vanwege zijn contacten met de BVD. Minister Hans Wiegel (Binnenlandse Zaken, VVD) zei in de Tweede Kamer dat Den Boer zichzelf gemeld had; de BVD benaderde geen journalisten om voor haar te werken. De houdbaarheid van die boodschap was kort.

Reizend reporter W.L. (Boebie) Brugsma schreef in 1996 in HP/De Tijd hoe ooit liefst drie diensten elkaar bevochten om hem in te lijven: de BVD, de Militaire Inlichtingendienst (MID) en de Buitenlandse Inlichtingendienst (BID). De BID-agent zei tegen Brugsma: „Het gaat ons om vertrouwelijke verslagen over de landen die u bereist. U krijgt dan een honorarium en u kunt uw reiskosten ook bij ons declareren. Dat tikt dubbel aan.”

En in 1987 dronk een BVD-agent (met enkel de voornaam ‘Arie’) in het Parkhotel in Amsterdam koffie met radioverslaggever Pim van Galen (later NOS). De BVD wilde dat hij informatie over „politieke actievoerders” zou doorspelen. Van Galen weigerde en deed in de media zijn verhaal over de ontmoeting. Hetzelfde jaar probeerde de BVD ook NRC-redacteur Hubert Smeets te strikken voor inlichtingenwerk. Het kwam tot een ontmoeting in café De Posthoorn in Den Haag. Smeets herinnert zich een morsig type. „Regenjas, plastic tasje en ongewassen haar.” Het bleef bij één gesprek. Smeets meldde het bij zijn hoofdredacteur.

Ondanks nieuwe journalistiek-ethische inzichten wist de BVD haar nauwe band met sommige media te bestendigen. Zo zou je De Telegraaf begin jaren tachtig kunnen zien als een ‘BVD-filiaal’. Adjunct-hoofdredacteur Jan Heitink was, met instemming van de voltallige hoofdredactie, á raison van 300 gulden per maand medewerker van de BVD, schreef mediahistorica Mariëtte Wolf in haar boek Het geheim van De Telegraaf.

https://www.nrc.nl/nieuws/2022/10/14/de-aivd-beschermt-de-staatsveiligheid-maar-brengt-journalisten-in-gevaar-a4145056

donderdag 13 oktober 2022

Op zolder mag je niet slapen, staat in de koopakte – te veel herrie

 


Op zolder mag je niet slapen, staat in de koopakte – te veel herrie

Woningbouw Gemeenten bouwen duizenden woningen op plekken waar landelijke geluidsnormen worden overschreden. Slecht voor de gezondheid, maar de druk om te bouwen is groot.

Park Vijfsluizen bij Vlaardingen, waar ondanks geluidsoverlast toch is gebouwd.
Park Vijfsluizen bij Vlaardingen, waar ondanks geluidsoverlast toch is gebouwd.Foto Walter Herfst 

Een bouwvakker slaat dikke isolatieplaten tegen de gevel van een nieuwbouwwoning in Delft. Bij een woning verderop hijst een kraan dakpanelen op de houten draagbalken. Begin volgend jaar moet hier de Grasbuurt worden opgeleverd, een nieuwbouwwijk met 168 ruime woningen. De huizen zijn ontworpen in jaren twintigstijl, krijgen riante tuinen en een grote zolderverdieping met flinke ramen en een dakkapel. Maar daar, op zolder, mogen de nieuwe bewoners niet slapen. In hun koopaktes staat dat het verboden is die verdieping als slaapkamer te gebruiken.

Dat komt door de A13. Die snelweg loopt op nog geen honderd meter achter de wijk langs. De geluidsoverlast van het langsrazende verkeer op de twee keer driebaansweg is zo erg, dat het de wettelijke normen overschrijdt. De isolatie van het dak is niet goed genoeg om de herrie buiten te houden, en ook is er meer overlast vanwege de hoogte van de verdieping. Terwijl de projectontwikkelaar in een folder schrijft dat het hier straks „rustig en groen wonen” is, hoor je in de wijk het voortdurende geronk van motoren.

Gemeenten ontwikkelen duizenden woningen in gebieden waar de landelijke geluidsnormen worden overschreden. De enorme druk om te bouwen – 900.000 huizen tot 2030 – zorgt ervoor dat gemeenten naarstig op zoek moeten naar nieuwe bouwlocaties. Maar geschikte bouwgrond is er amper. Gemeenten wijken vanwege schaarste uit naar oude industrieterreinen of strookjes land naast een snelweg of spoorbaan.

Om dat mogelijk te maken, maken gemeenten juridische bokkensprongen: boekhoudkundig de geluidsoverlast naar beneden redeneren, uitzondering op uitzondering stapelen, een verbod in het koopcontract op zolder te slapen, of ramen die niet open kunnen. De wet biedt die ruimte, maar „de grenzen worden opgezocht en opgerekt”, zegt Fred Woudenberg, hoofd leefomgeving bij de GGD Amsterdam en voormalig lid van de Gezondheidsraad. Woudenberg is hoofdredacteur van het tijdschrift Geluid, was bestuurslid van de Nederlandse Stichting Geluidshinder, en heeft veertig jaar geluidsbeleid in z’n hoofd zitten.

Park Vijfsluizen bij Vlaardingen.Foto Walter Herfst

‘Prachtig uitzicht’

Amersfoort is van plan om ruim zeshonderd woningen te bouwen pal naast een NS-werkplaats en -rangeerterrein. In de gemeente Haarlemmermeer komen zeshonderd nieuwe woningen met de herrie van Schiphol en naast een drukke N-weg. „Een deel van de appartementen heeft een prachtig uitzicht richting de Polderbaan”, schrijft de projectontwikkelaar. Maar de bewoners krijgen het wel te stellen met zo’n 50 decibel van dezelfde Polderbaan en nog eens ruim 60 decibel van de nabijgelegen Rijksweg, blijkt uit het akoestisch onderzoek. Zulke geluidsniveaus vergroten volgens het RIVM en de Wereldgezondheidsorganisatie de kans op ernstige slaapproblemen, stress, hoge bloeddruk en hartziekten.

Lees ook:Zijn er wel een miljoen woningen nodig? Het kan ook minder zijn, of meer

Aan de Nieuwe Maas in Vlaardingen komt een wijk met ruim zeshonderd woningen pal tegenover industrieterrein Pernis. Op het nu nog braakliggende terrein hoor je het constante gezoem van de industrie die de wijk aan drie zijden omringt. Zeeschepen worden gevuld met olie afkomstig van de Vopak-terminals even verderop. „De toekomstige bewoners zullen zich bewust moeten zijn van de beperkingen van het gebied”, staat in een folder van de projectontwikkelaar.

Ook Amsterdam is van plan de verantwoordelijkheid voor een gezonde leefomgeving bij toekomstige bewoners neer te leggen. In de nieuwbouwwijk Haven Stad wordt de geluidsoverlast zo hevig dat de gemeente overweegt bewoners in het koopcontract te laten verklaren dat zij bewust kiezen voor een woning met geluidsoverlast.

De gemeenten zeggen dat zij een „zorgvuldige belangenafweging” maken, maar dat ze klem zitten omdat de geluidsoverlast op veel plekken te hoog is. Ze proberen de overlast te compenseren door bijvoorbeeld stille binnentuinen of goed isolerende muren te laten aanleggen. De gemeente Amsterdam probeert wegen te verplaatsen om geluidsoverlast terug te dringen, maar heeft daarvoor wel steun van het Rijk nodig, zegt een woordvoerder.

Weinig keuze

In Delft zegt de gemeente „geen rol” te spelen in het verbod om op zolder te slapen. „Dat is een overeenkomst tussen ontwikkelaar en de toekomstige bewoner.” Ruud Kelder, een stedenbouwkundige die sinds 2019 in de Delftse nieuwbouwwijk aan de A13 woont, vindt dat wel erg makkelijk. „Je hebt geen keus”, zegt hij. „Dit is bijna de enige plek in Delft waar je een nieuwbouwhuis kan kopen.” Zijn buurvrouw, die met haar twee kinderen buitenspeelt, zegt zelfs te willen verhuizen vanwege de herrie. „Ik heb er last van, ik ga niet graag in de tuin zitten. Je gaat er vanuit dat de overheid je wel goed zal beschermen tegen overlast, maar dat is niet zo.”

Gezondheid legt het af tegen de hoge druk woningen te bouwen, zegt Fred Woudenberg. „Geluid is een van de weinige milieuproblemen die de afgelopen jaren niet minder zijn geworden. In tegenstelling tot luchtvervuiling of stank is geluid met technische maatregelen niet terug te dringen. De druk om nieuwe woningen te bouwen is zo groot, dat veel geluidsexperts bij gemeenten enkel zijn ingehuurd om de grenzen op te zoeken.”

De laatste jaren werd dankzij nieuw wetenschappelijk onderzoek duidelijk dat mensen zieker worden van herrie dan eerder gedacht. Geluidsoverlast leidt onder meer tot ernstige slapeloosheid, stress en hartproblemen. De Wereldgezondheidsorganisatie en het RIVM adviseerden in respectievelijk 2018 en 2019 de normen daarom naar beneden bij te stellen.

Woningbouw met veel geluidsoverlast. Grasbuurt in DelftFoto Walter Herfst

Geluidsnormen verder omhoog

Maar Nederland doet het tegenovergestelde. In de Omgevingswet, die na uitstel op uitstel op 1 januari 2023 moet worden ingevoerd, gaan de geluidsnormen nog verder omhoog. Vanaf dan mag er op gevels van woningen in de buurt van gemeentelijke wegen maximaal 70 decibel weggeluid te horen zijn. Dat is 17 decibel hoger dan wat de Wereldgezondheidsorganisatie adviseert, en is vergelijkbaar met het geluid van een stofzuiger. Bovendien krijgen gemeenten met de Omgevingswet nog meer ruimte om van milieunormen af te wijken: zij mogen besluiten om gezondheid minder zwaar te laten wegen dan andere belangen, zoals werkgelegenheid.

Lees ook:Omgevingswet: ‘bureaucratisch wonder’ zwaar onder vuur

De GGD’s maken zich ernstige zorgen. „De regels creëren een bijzondere en ongelijke bescherming van burgers”, schrijft koepelorganisatie GGD GHOR in reactie op de nieuwe regels. De GGD’s pleiten voor strengere normen, vooral om mensen met een laag inkomen te beschermen. Die hebben weinig keuze waar ze gaan wonen.

Toch kunnen ook de GGD’s er niet omheen dat een gezonde leefomgeving steeds meer een eigen verantwoordelijkheid wordt. Op de website van de GGD Amsterdam staat een testje om na te gaan of je geluidgevoelig bent. Mensen die als geluidsgevoelig uit de test komen wordt geadviseerd om niet te gaan wonen in een huis met veel geluidsoverlast.

Fred Woudenberg weet dat dit voor veel mensen geen optie is. Vrije woningkeuze is een illusie. „Zelfs al zou je sociale huurwoningen bouwen op de landingsbaan van Schiphol, dan nog gaan er mensen wonen.”