vrijdag 14 februari 2014

Els Borst (1932-2014): 'Je krijgt je straatje toch niet aangeharkt, dus wees een beetje praktisch'

Gisteravond werd bekend dat Els Borst op 81-jarige leeftijd is overleden. In 1995 spraken Max van Weezel en Ageeth Scherphuis met de vrouw die als enige twee termijnen lang minister van Volksgezondheid was, en dat ook nog haar leukste baan ooit noemde.
Ze had het niet gedacht toen ze er aan begon, maar ze vindt het nu haar 'leukste baan'.
Minister Els Borst hoopt op nog eens vier jaar gezondheidszorg. Ze is niet voor 'spic en span', maar meer voor de chaos-theorie: 'Je krijgt je straatje toch niet aangeharkt, wees toch een beetje praktisch, daar houd ik van.' Een gesprek over de bezuinigingen van binnenuit (de 'Zeeuwse balletjes'), de nederlagen en de nieuwe voorstellen: Opereren op zaterdag. Ziekenhuiseten zélf betalen: 'Geen gek idee.'

Ze werkt snel en efficiënt, ze is aimabel, deskundig en correct in de omgang. Sterallures zijn haar vreemd, ze komt haar afspraken nauwgezet na, verzet bergen werk, is capabel en heeft een brede belangstelling. Ze is redelijk, relativerend, maar toch stellig. Ze maakt duidelijke keuzen, is alert, consciëntieus, beschouwend, resoluut en ze houdt de grote lijnen in het oog (NRC Handelsblad).

Ze heeft groot gezag, ze beheerst haar vakgebied tot in de vingertoppen, haar krediet is niet gering. Ze is nuchter, rustig, relativerend (de Volkskrant). Ze is de beste vakminister van het kabinet, ze is serieus, moederlijk, integer en ze maakt ook verstandige opmerkingen in de ministerraad over andere onderwerpen dan gezondheidszorg (Elsevier).

Zou minister Els Borst ook een of twee slechte eigenschappen hebben?

Het kost haar moeite er een paar te noemen. 'Ik ben nog wel eens boos,' zegt ze na lang nadenken, 'maar dat reserveer ik voor mijn privé-leven.' Vroeger was het anders, in de familie stond ze bekend als de driftkikker. 'Als kind was ik een keer zo razend op mijn moeder dat ik een biefstuk tegen de muur heb gegooid.' Ze geniet er nog van, die vette jus ziet ze nog naar beneden druipen. 'De hele eetkamer moest opnieuw worden behangen.' De kerstboom heeft ze ook een keer in drift omgegooid. 'Maar dat kon ik niet helpen, ik had hoge koorts, de volgende dag moest ik naar het ziekenhuis.'

Thuis in Bilthoven vliegen de biefstukken nu niet meer door de kamer, op het ministerie trouwens ook niet. 'Ik ben laconieker geworden en in mijn werk heb ik een ingebouwd remmetje als ik een scène wil maken. Waarschijnlijk een normaal mechanisme als je ouder wordt,' denkt ze.

Ze is ook niet zo ijverig als altijd van haar wordt gezegd: ze vindt het heerlijk om lui te zijn. In het weekend als het mooi weer is, werkt ze in de tuin. 'Natuurlijk gaan ook dan die dikke tassen mee, maar zondags kijk ik wat minder grondig naar de paperassen.'

Schuldig hoeft ze zich niet te voelen, op de kennismakingsbijeenkomst met de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer gaf Herman Tjeenk Willink haar een lijstje met goede eigenschappen waarover een minister zou moeten beschikken. De eerste raad stelde haar niet echt gerust: 'De minister moet niet te veel van zijn terrein afweten,' stond er. En hij of zij mag niet te detaillistisch zijn: 'Zorg dat je niet te veel in de details duikt, daar heb je ambtenaren voor.' Het derde punt: 'Een beetje lui kan geen kwaad,' maakte weer veel goed. 'Het papiertje ligt nog altijd op mijn bureau.

Zoals Drees het deed, zei Tjeenk Willink, dat was ideaal. Je wandelt 's ochtends naar het ministerie, daar blijf je tot een uur of twaalf, rustig achter je bureau. Dan ga je naar huis om een boterham te eten. 's Middags doe je weer wat staatszaken en 's avonds zit je op tijd achter de aardappelen.'
'En gelukkig heeft Erica Terpstra ook altijd veel beleefd in het weekend'
Haar dagen zien er niet zo uit. Vanaf de eerste dag slorpte het werk haar op. Vaak komt ze aan het einde van de week tot de ontdekking dat ze haar eigen post niet heeft opengemaakt. 'Ik ben blij als ik in het weekend geen verplichtingen heb,' zegt ze, 'behalve die tassen dan. Het ministerie is een piramide, het werk wordt naar boven doorgegeven en belandt aan het eind van de dag onvermijdelijk in mijn tas.'

Ze slaapt graag zeven uur per nacht, maar dat lukt niet altijd. Laatst zat ze in de Kamer na vier uur slaap, 'toen had ik het wel te kwaad, dan zijn er momenten dat je denkt: wat zei die man ook weer'. Ze probeert niet eerder dan om tien uur op het ministerie te zijn, achter de files aan. Iedere maandagochtend om elf uur is er stafvergadering, dan wordt er voor- en achteruit gekeken. Dan wordt er ook even stilgestaan bij het voetballen, de minister heeft er niet zo veel over te zeggen als haar voorganger, Hans Simons, maar ze redt zich. 'En gelukkig heeft Erica (Terpstra) ook altijd veel beleefd in het weekend.'

Daarna is er de stuurgroep zorg en is er altijd wel een beleidsnota half klaar. En na de lunch met de SG (secretaris-generaal) en de DG's (directeuren-generaal), 'zit bij iedereen echt de stemming erin om er stevig tegenaan te gaan'.

De goede pers die zij tot nu toe krijgt, die opsomming van haar goede eigenschappen, beangstigen haar wel een beetje. 'Het zou me niet verbazen als het ineens wat minder goed ging,' zegt ze. 'Winnie (Sorgdrager) heeft de geestkracht om er weer bovenop te krabbelen, die hoop ik dan ook te hebben. In het kabinet hebben we ons wel geprepareerd op tegenwind.'
'De ware bezuinigingen moeten van binnenuit komen, doordat er van dag tot dag doelmatiger wordt gewerkt'
Het is niet de normale zakelijke, wat kort aangebonden, niet op small-talk ingestelde minister van Volksgezondheid die tegenover ons zit. Maar het is dan ook geen gewone dag - net als we de problemen met de medisch specialisten doornemen, komen Sinterklaas en Piet binnen. Met een grote chocoladeletter (een A, tot lichte verbazing van de minister). Sint, onmiddellijk herkend als Kees de Vos van de afdeling Geneesmiddelen, complimenteert de minister met alles wat zij het afgelopen jaar heeft bereikt. 'Dankzij de ambtenaren, vooral die van Geneesmiddelen,' zegt ze, zonder een seconde bedenktijd. Sint bloost onder zijn baard. Hij heeft geen gedicht voor de minister, want zo mooi als de verzen die zij naar de afdelingen stuurde (vergezeld van grote potten toverballen) kan hij niet rijmen. Ze liet zich inspireren, verklapt ze, door Hendrik Marsman en moeiteloos citeert ze het slotgedicht uit Tempel en kruis, over de dreigende ondergang van Atlantis (metafoor voor de westerse cultuur).

Tjeenk Willinks karakterstudie is niet helemáál het richtsnoer van Els Borst: zij vindt het wel een voordeel als je het vak in je vingers hebt. 'Zeker als je ouder bent en, zoals ik, verschillende baantjes in de gezondheidszorg hebt gehad.' (Ze was onder meer medisch directeur van het AZU, het Academisch Ziekenhuis in Utrecht en vice-voorzitter van de Gezondheidsraad.) 'Je kent de mensen en je kent de cultuur, in het NOS-programma Buitenhof had ik een gesprek met drie leeftijdsgenoten, die ik alledrie kende uit vorige functies. Dat kan een voordeel zijn, maar formeel en op het scherp van de snede onderhandelen met iemand die je goed kent, is moeilijker. Dan kan het een nadeel zijn. Op een gegeven moment moet ik toch zeggen dat ik er niet over pieker op zijn voorstel in te gaan. Maar we realiseren ons dan allebei dat het een rollenspel is. Ik moet ook kunnen accepteren dat die man, die ik goed ken, is gestuurd om te proberen de minister eens even goed de waarheid te zeggen.'

Als een overloper naar het vijandige kamp wordt ze niet beschouwd door haar oud-collega's. Zo'n reactie roept ze ook niet op. Ze lijkt in niets op al die hanige mannen in de politiek die per se willen scoren. Ze is veel pragmatischer, minder gedreven dan haar voorgangers. Ze doet een goed voorstel, wil de kamer het anders of willen de artsen iets anders - dan doet ze ook niet moeilijk. Vroeger was ze tegen een eigen bijdrage in het Ziekenfonds, maar toen was ze arts, nu is ze politicus en is ze vóór. Ook haar omstreden voorstel het vrije beroep van de medisch specialist af te schaffen, relativeert ze.

'Vooral de oudere artsen zijn tegen een vast dienstverband, zij idealiseren het vrije ondernemerschap. Veel vrouwelijke artsen zijn er juist voor, omdat er dan meer te regelen valt: zij willen graag part-time werken als ze zwanger zijn of als ze kleine kinderen hebben. Het zou mooi zijn,' zegt ze lachend, 'als je het vrije beroep langzaam kon laten uitsterven.'

Een combinatie in één ziekenhuis van oudere specialisten als vrije ondernemers en jonge artsen in dienstverband ziet ze als een mogelijkheid. Zo mag het van haar best worden opgelost.

'Ik moet proberen het schip weer vlot te trekken, en dat doe ik door zoveel mogelijk mee te leven met ideeën die uit het veld komen. Dat vaste dienstverband is ook maar een middel,' zegt ze onverwacht, 'het doel is dat we binnen het budget blijven. Als ik daarmee een eind kan maken aan die heilloze spiraal van budgetoverschrijding, korting op tarieven, nog harder werken om toch dat inkomen op peil te houden en weer kortingen, zeg ik: dat dienstverband laten we maar even rusten, daar hecht ik niet zo aan.'
'Ik vind dat er op zaterdag geopereerd zou moeten worden, ook om die dure apparatuur die nu zo lang werkloos staat, vaker te gebruiken'
De ware bezuinigingen moeten van binnenuit komen, doordat er van dag tot dag doelmatiger wordt gewerkt. De artsen en de ziekenhuisdirecties zijn de enigen die echt de kosten in de gezondheidszorg kunnen beheersen, dat is haar heilige overtuiging. 'Ik kan wel wetten en regels over ze uitstorten, ik kan wel geld van ze afpakken, dat helpt toch niet. Ik kan ze beter overtuigen dat ze kritisch naar hun eigen werk moeten kijken en daar de bezuinigingen moeten proberen te vinden.'

Vrolijk geeft ze een paar voorbeelden van eigen initiatief van de specialisten. Orthopeden keken jarenlang te veel in de knieën, nu hebben ze zelf een richtlijn opgesteld wanneer het wel en wanneer niet gebeurt. Het resultaat is vijftig procent minder van die operaties. 'Er valt voor de beroepsgroep zelf veel te winnen,' zegt ze, 'en op een gegeven moment krijgen de artsen daar ook zelf aardigheid in. In het AMC stimuleerde de directie het opstellen van richtlijnen voor zuiniger werken en daar was echt enthousiasme voor. De beste afdeling kreeg ieder jaar een prijs. Dat werkt. Langdurige en dure isolatie van patiënten met beenmergtransplantatie bleek na een kritisch onderzoek niet nodig te zijn: de infecties kwamen niet van buiten, maar van binnen.'

Nog een voorbeeld: de bekende operatie bij jongetjes van wie de testikels niet indalen, waarna die via een medische ingreep in de balzak worden gebracht. In medische termen: de Zeeuwse balletjes, omdat een Zeeuwse arts op een gegeven moment ontdekte dat er toch wel erg veel testikeloperaties in Nederland werden gedaan en zich afvroeg of dat wel nodig was.

'Vlak na de geboorte moet je kijken of die balletjes wel zijn ingedaald,' legt dokter Borst uit. 'Vaak trekken die balletjes zich daarna terug en blijven voor jaren boven. Maar als ze ooit beneden zijn geweest is er niets aan de hand, dan komen ze weer terug.' Nu krijgt iedere moeder een groene kaart, een kopie gaat naar de huisarts, met kruisjes die aangeven of de balletjes bij de geboorte al of niet zijn ingedaald.

Borst: 'Is zo'n jongetje twee of drie jaar en blijkt dan dat een balletje zoek is, dan zegt de moeder: ''Ja, maar bij de geboorte waren ze allebei beneden. Het komt wel weer goed.'' Dat heeft de operaties tot eenvijfde teruggebracht, schitterend!'
Els Borst op het partijcongres van D66 in Breda. Naast haar Hans van Mierlo, Boris van der Ham en Robbert Dijkgraaf. Els Borst op het partijcongres van D66 in Breda. Naast haar Hans van Mierlo, Boris van der Ham en Robbert Dijkgraaf.
Het eerste jaar heeft minister Borst al een paar nederlagen geleden: de pil blijft in het ziekenfonds, het eigen risico van tweehonderd gulden gaat niet door, chronisch zieken houden recht op fysiotherapie. Nu verzet de PvdA zich met hand en tand tegen het plan vijf gulden per huisartsbezoek in rekening te brengen bij ziekenfondsverzekerden.

In het alternatief van Tweede-Kamerlid en huisarts Rob Oudkerk (laat de patiënten in het ziekenhuis zelf hun eten betalen) ziet minister Borst wel iets. 'In het rapport van VB-advies' (dat op verzoek van de minister onderzoek deed naar eigen bijdragen in de ziektekosten) 'staat een bedrag van acht gulden dat ziekenfondspatiënten moeten betalen voor iedere dag in het ziekenhuis. Je kunt natuurlijk zeggen: als je in het ziekenhuis ligt, eet je niet thuis, de zogenaamde besparingsbijdrage. Die is voor verpleeg- en bejaardenhuizen allang gebruikelijk. Ik vind het geen gek idee om het in ieder geval in die richting te zoeken.'

Is ze ervoor of ertegen?

'Laat ik maar gewoon zeggen: ik vind het geen gek idee.'

Of ze, na alle kritiek en weerstand, hecht aan de bijdrage van vijf gulden bij huisartsbezoek, is 'nog een open zaak'. Maak ook ziekenfondsverzekerden wat meer kostenbewust, dat is (behalve bezuiniging) het idee achter de nieuwe voorstellen. 'Zodat de patiënten een afweging gaan maken,' zegt Borst. 'Als je wilt dat mensen twee keer nadenken voor ze het kasteel van de gezondheidszorg betreden, is er veel te zeggen voor een remmetje bij de huisarts.'

Eens was de minister toch tegen een eigen bijdrage in de gezondheidszorg. In 1986 schreef ze: 'Alles wijst erop dat eigen bijdragen leiden tot verbreding van de kloof tussen arme en rijke mensen.'

De minister: 'O jee, toen was ik nog wetenschappelijk, nu ben ik politiek.' Maar de strekking geldt nog steeds, daarom vindt ze de variant-Van Boxtel 'ook zo interessant'. (Het D66-kamerlid Van Boxtel is vóór eigen bijdragen voor medische behandeling via het ziekenfonds, alleen patiënten die minder dan dertigduizend gulden per jaar verdienen, wil hij vrijstellen. De PvdA is daartegen, omdat je daarmee ziekenfondspatiënten in twee categorieën verdeelt: de haves en have-nots.)
'Je kunt nu eenmaal een Navo-conferentie niet laten schieten, omdat je met de kinderen naar de speeltuin moet'
Het ziekenfonds wordt vooral van rechts, maar ook van links aangevallen. Heeft het de langste tijd gehad?

'Nee,' de minister vindt ziekenfonds en particuliere verzekering naast elkaar helemaal niet zo'n slecht systeem. 'Ik ben niet voor één model in volledige schoonheid: óf heel Nederland in het ziekenfonds - het linkse idee, óf iedereen particulier verzekerd, met kostendekkende premie, zoals je ook je auto verzekert - wat Bolkestein wil.'

Zij vindt een mix het handigst. 'Waarom moet het allemaal zo spic en span, de gezondheidszorg is gecompliceerd en dus een beetje chaotisch. Tegenwoordig is dat toch modern: de chaostheorie. Je krijgt je straatje nooit volledig aangeharkt, wees toch een beetje praktisch, daar houd ik van.'

Gooit ze daarmee niet het werk en de energie weg van vorige bewindslieden die op zoek waren naar een kloppend stelsel?

'Nee, Simons heeft de boel behoorlijke opgeschud. Daarna dachten ze: we nemen een arts, die weet dat je nooit een ideaal systeem krijgt. De geneeskunde is nu eenmaal een zaak van oplappen en de boel gaande houden.'

Wachtlijsten in ziekenhuizen, horen die nu wel of niet in de chaos waar ze van houdt?

'Lange wachtlijsten zijn immoreel, die horen er niet te zijn, voor niemand. Maar er werd en er wordt nog steeds mee gesjoemeld. Als er eerlijke wachtlijsten worden bijgehouden, zie je waar het spaak loopt en dan ben ik meteen bereid daar iets aan te doen. Extra geld voor meer artsen, meer mogelijkheden. Maar dan moet er niet meer gerommeld worden.'

Ze zou, in navolging van de liberalisering van de winkelsluitingswet ook de operatiekamers langer open willen houden. 'Ik vind dat er op zaterdag geopereerd zou moeten worden, ook om die dure apparatuur die nu zo lang werkloos staat, vaker te gebruiken. Maar het kan alleen als de chirurgen niet hun vrije dag daarvoor inleveren. Ze hebben echt meer dan één dag nodig om bij te komen.'

Ze beseft dat het moeilijk zal zijn: 'Ja, maar ze zullen eraan moeten wennen dat de patiënt koning is. Uit mijn tijd herinner ik me dat je medische specialisten daar permanent aan moet herinneren.'
'Vrouwelijke collega's laten zien als ze ergens mee zitten, ze komen naar je toe en zeggen dat ze zich geen raad weten met een bepaald probleem'
In veel opzichten is ze een vreemde eend in de bijt: geen beroepspoliticus, maar arts, een oudere vrouw in plaats van een ambitieuze man van middelbare leeftijd. In Voor de draad, een blad van D66, vertelt ze dat ze ernstig heeft getwijfeld, omdat ze niet wist of ze het werk leuk zou vinden. In haar vorige banen werd de politiek gezien als een slangenkuil. Ze stond niet te trappelen om daar in te stappen, liever zocht ze naar de waarheid. En nu, valt het mee of tegen? Ze maakt de indruk dat ze er plezier in heeft.

'Ik vind het echt enig,' zegt ze, 'dit wordt een unieke ervaring. Vroeger schreef ik rapporten en vroeg me af of ze werden gelezen en als ze werden gelezen of er wat mee gebeurde. Nu kan ik zeggen: en zo gebeurt het. Niet dat het altijd lukt, maar je kunt het in ieder geval zeggen. Dat is een hele stap verder. Privé zijn het niet de mooiste jaren van mijn leven, na de dood van mijn man, maar wat de werksituatie betreft is dit mijn leukste baan.'

Toch heeft ze steeds gezegd dat het voor vier jaar was en belist niet langer.

'Dat was in interviews uit mijn begintijd, nu is het veranderd, nu zeg ik: als er een tweede periode in zou zitten, doe ik het.'

Dat had ze niet gedacht toen ze eraan begon, op alle mogelijke manieren heeft ze geprobeerd zich er onderuit te wringen. De PvdA ('Wallage belde me toen, hij dacht ik lid van de PvdA was') heeft haar al eens eerder gepolst. Waarom deed ze het nu wel?

'Omdat Hans van Mierlo het vroeg. Ik zag hem op het strand lopen in 1968 (in het filmpje waarmee D'66 zich in 1968 presenteerde - AS). En dat werkt nog steeds door. Ik heb grote bewondering voor die man, de integriteit straalt van hem af. Hij zei me dat D66 Volksgezondheid alleen kreeg als ik het deed. De andere partijen zagen ook wel iets in me. Zo hebben ze ons allemaal binnengetakeld,' lacht ze.
'Ik kan nu wel het assertieve, ordinaire vrouwtje gaan uithangen, maar mensen kijken daar toch doorheen'
In deze baan heeft ze voor het eerst veel vrouwen om zich heen. Met Sorgdrager doet ze de euthanasie samen, Terpstra ziet ze bijna iedere dag. Dat bevalt haar. 'Vrouwelijke collega's laten zien als ze ergens mee zitten, ze komen naar je toe en zeggen dat ze zich geen raad weten met een bepaald probleem. Dat heb ik met mannen nooit meegemaakt. Hoewel, ik moet toegeven dat het absoluut beter gaat met de heren. Hans Wijers durft bijvoorbeeld te zeggen dat hij het ministerschap moeilijk vindt. Al zegt hij dat alleen in kleine kring.'

Erica Terpstra heeft haar wegwijs gemaakt in Den Haag. We hebben de staatssecretaris al gehoord, toen we binnenkwamen schalde haar gezang door de gangen. Een flinke lage alt. Zo te zien hoorde niemand ervan op, het schijnt gewoon te zijn.

'Erica heeft me honderd manieren geleerd waarop je nee kunt zeggen en ze heeft me alle ins en outs verteld van de Tweede Kamer.' Het belangrijkste dat ze leerde van de staatssecretaris was de omgang met kamerleden. 'Als er een amendement wordt ingediend, wat doe je dan? Neem je het over zodat jij met de eer gaat strijken, of laat je de eer aan het kamerlid? Kamerleden kunnen onsterfelijk worden met zo'n motie of amendement. Erica heeft me geleerd daar een balans in te vinden.'

In Opzij heeft de minister gezegd dat ze het ministerschap niet had kunnen combineren met een werkende man en kinderen. 'Ik heb ook gezegd: óf je moet genoeg hebben aan vier uur intensief contact in de week. Sommige mensen kunnen dat. Wij niet, mijn man en ik deden heel veel samen. Ik zie nu dat er ministers zijn, Melkert bijvoorbeeld, Zalm en Sorgdrager die prioriteiten stellen, die met hun kinderen wíllen optrekken. Er zijn ministers die geen workaholics zijn. Hans Wijers is een goed voorbeeld, die kom ik zaterdags regelmatig bij Albert Heijn tegen, met twee schattige blonde kindertjes op de boodschappenkar.'

Ze vindt dat het niet altijd opgaat: 'Je kunt nu eenmaal een Navo-conferentie niet laten schieten, omdat je met de kinderen naar de speeltuin moet.'

De minister zegt graag en vaak dat ze houdt van de stijl van D66: beschaafd, redelijk, niet gericht op scoren, maar op argumenteren, overtuigen. Door de wol geverfde politici van VVD en PvdA verslijten die stijl voor naïef. Dat verwijt kregen de Democraten na de affaire-Van Randwijck: minister Sorgdrager gaf de Amsterdamse procureur-generaal een gouden handdruk, maar vergat de premier en de minister van Binnenlandse Zaken op de hoogte te brengen. Wolffensperger zette zijn handtekening onder een motie van wantrouwen tegen Sorgdrager zonder te beseffen dat het een motie van wantrouwen was. De minister van Justitie overwoog vervolgens serieus om af te treden. De partij ontsnapte op het nippertje aan een ramp. Toch neemt Els Borst dit soort incidenten op de koop toe. 'We moeten onszelf blijven,' vindt ze. 'Ik ben het niet eens met partijgenoten die nu zeggen dat we agressiever en gemener moeten worden.' Ze is dat zelf in elk geval niet van plan. 'Ik kan nu wel het assertieve, ordinaire vrouwtje gaan uithangen, maar mensen kijken daar toch doorheen.'

Lachend zegt ze: 'Ik ben een Amsterdamse, hoor. Ik kan plat Amsterdams spreken als het moet en daar ben ik ook wel trots op. Dat agressieve en gemene moet niet de stijl van D66 worden. Wij moeten het hebben van integere mensen op belangrijke posten. En als dat door de kiezers niet wordt beloond, is dat jammer voor het Nederlandse volk. Dan had het Nederlandse volk maar beter moeten opletten.'
11-02-2014 / Samenleving

----------------------
My comments :

1. Een aanzienlijk betere - i.c. qualitatief meer hoogstaande, want ( minimaal als gevolg van het tijdstip (1995)) meer gericht op de maatschappelijke relevantie van Borst - necrologie dan in de NRC, die net als VN, eveneens gebruik maakte van het format van een eerder interview met de zo plotseling overleden arts-politica (namelijk dat van een interview met Borst uit 2012).
2. Twintig jaar na het VN interview spelen helaas nog steeds ongeveer dezelfde (kosten- en qualiteit-) vraagstukken in de zorg en samenleving, maar lijkt - binnen de context van een zich aftekenende zorgkosten-explosie als gevolg van de vergrijzing en een ongezonde life-styl.- wel een steeds grotere, bredere maatschappelijke acceptatie van de noodzaak tot radicale kostenreductie in de sector te zijn gegroeid.
3. De onontkoombare - want meta-genetisch bepaalde - en nog immer in belang toenemende individualiseringsfactor brengt met zich mee, dat verdelingsvraagstukken rond de toenemende kosten in de zorgsector zich steeds verder verwijderen van eerdere concepten, die op onderlinge solidariteit (tussen verschillende sociaal-economische groepen) waren gebaseerd.
4. Het accent in deze materie verschuift langzaam maar zeker in de richting van de individualisering van de kostentoerekening, en daarbij steeds verder verwijderd van de vraag, of het betreffende individu de geclaimde zorguitgaven wel substantieel aan zichzelf heeft te wijten, of door sociale of genetische invloeden is bedeeld met risico-factoren, waarop op het niveau van het individu geen invloed valt uit oefenen.
5. Indien deze ontwikkeling zich echter voortzet, zal de maatschappelijke druk op het individu steeds groter worden, om genoegen te nemen met (goedkopere) behandelingen, die minder effectief zijn, dan wel behandelingen, die een aanzienlijk grotere kans op negatieve bijwerkingen genereren.
6. Natuurlijk moeten wij in dit verband ook kijken naar de ontwikkelingen binnen de medische wetenschap, die lijken te beloven, dat binnen afzienbare termijn tal van - DNA en hulpmiddel-technisch gerelateerde - behandelingsmethodes "op de markt" zullen komen, die zowel kostenefficiënt zijn als een hogere kans op genezing lijken te prognosticeren.
7. Echter, totdat concrete resultaten zij geboekt, is het afwachten hoe en binnen welke tijdsspanne, de medische ontwikkelingen zich zullen voltrekken en hoe zich binnen die zelfde tijd, de maatschappelijke verhoudingen zich zullen ontwikkelen.
d.d. 12-02-2014 / 17:59 uur

-------------------






Over euthanasie :
1. Hoewel ik een groot voorstander ben van de wettelijke regulering van de zelfbeschikking over leven en dood - en lieden als Borst dus erkentelijk ben voor het voorwerk dat zij in dat kader hebben verricht - zie ook ik de gevaren van uitwassen in de dagelijkse euthanasie-praktijk.
2. Dat binnen onze maatschappij het taboe van het niet willen toestaan van (gereguleerde) euthanasie lijkt te zijn verschoven naar het niet willen weigeren van euthanasie en zich zelfs een tendens lijkt af te tekenen, richting het aanmoedigen dan wel uitlokken van euthanasie, werd zeer recentelijk nog eens pijnlijk duidelijk in de casus rond de huisarts Tromp, die landelijke aandacht aan zich trok.
3. Hoewel de precieze feiten rond deze casus door de verschillende betrokken partijen nog steeds ten principale worden bestreden, leek in ieder geval duidelijk, dat mensen uit het medische veld en daarbuiten, die vraagtekens durven te zetten, bij mogelijke uitwassen binnen de euthanasie-praktijk, op grote maatschappelijke weerstand kunnen rekenen.
4. Ik mocht dat zelf (bijna aan den lijve) ondervinden, toen ik bijvoorbeeld in lezerskolommen openlijk partij koos voor de noodklokken-luidende co-assistente, die - als stagiaire fungeerde in een euthanasie-bevoegde en dito praktiserende huisartsenpraktijk - bijna door de diverse beroeps- en patiënten-groepen werd gelyncht, toen zij het bestond om mogelijke criminele handelingen tijdens een euthanasie-casus door de euthanasie-arts in kwestie, ter nadere beoordeling aan haar stage-begeleiders voor te leggen.
5. De haat en weerstand die mij bijvoorbeeld tegemoet traden naar aanleiding van mijn kritische lezers-commentaren waren ongekend fel en bijkans rücksichtslos, terwijl daardoor tegelijkertijd de ruimte voor een integere en zakelijke discussie over dit onderwerp de facto tot nul bleek gereduceerd.
6. Mij leek - naast mijn solidarisering met de co-assistente en mijn verontwaardiging naar aanleiding van haar schokkende bevindingen - met name te worden kwalijk genomen, dat ik (beargumenteerd en wel) had verondersteld, dat de ongekend felle verdediging van de individuele huisarts in kwestie klaarblijkelijk niet alleen op het niveau van zijn nabestaanden leek te zijn geïnitieerd, maar de facto door complete advocatenkantoren en aanpalende PR bureaus - daarin geactiveerd en gefaciliteerd door belanghebbende spelers de medische sector - leek te zijn georganiseerd.
7. Welnu, dat deel van de medische sector, dat zich wél kritisch wenst uit te laten tegen ongebreidelde, ongecontroleerde en/of onwettige euthanasie (*) lijkt op dit moment in ieder geval dermate geïntimideerd door de tegenstanders van strengere regulering en betere handhaving, dat wij helaas moeten vrezen voor het plaatsvinden van nog meer excessen op dit zo sensitieve gebied (van vrijwillige levensbeëindiging en de gereguleerde, professionele hulp daarbij)
8. Laten wij - los van bovenstaande overwegingen - in ieder geval ook met voortvarendheid werken aan een algehele maatschappelijk-medische praktijk, die koste wat koste zal wensen te voorkomen, dat het zorgkostenvraagstuk en het euthanasie-vraagstuk ooit daadwerkelijk en materieel met elkaar zullen worden verbonden.
9, Dat deze wens niet uitsluitend aan theoretische vraagstukken is gelieerd wordt duidelijk, als men bedenkt, dat zij mij in niet onbelangrijke mate is ingegeven door de reeds staande praktijk in de (met name klinische) zorgsector, waarbij standaard met zorgpatiënt en/of de naaste sociale omgeving van de patiënt, op gestructureerde wijze wordt getracht, om voorafgaand aan een zorgtraject, duidelijke grenzen aan mogelijke behandelingsscenario's te stellen.
10. De reanimatie-component daarin speelt in dat voor-overleg c.q. binnen die quasi-onderhandelingsfase tevens een cruciale rol, waarbij de patiënt en de sociale omgeving door menige zorgverlener onder aanzienlijke druk wordt gezet, om bij voorbaat min of meer onvoorwaardelijk in te stemmen met - naast een niet-door-behandel scenario - een niet-reanimatie scenario, waardoor feitelijk het voorportaal van actieve euthanasie wordt betreden.

(*) Het (wellicht zelfs op grote schaal) misbruiken door het medisch bevoegd gezag, van de relatief minimale wettelijke vereisten rond palliatieve zorg in de terminale levensfase - als een (illegale en comfortabele) manier, om een beoogd euthanasie traject, welbewust te ontdoen van tijd-, energie- en kosten-consumerende, protocollaire bureaucratische voorschriften en (van) mogelijke strafrechtelijke toetsing - is daarvan slechts een van meerdere mogelijkheid-scenario's.
d.d. 12-02-2014 / 18:42 uur

-----------------------------

woensdag 12 februari 2014

The Accessories to War Crimes Are Those Paid To Keep the Record Straight...

The BBC's "Today" program is enjoying high ratings, and the Mail and Telegraphare, as usual, attacking the corporation as left-wing. Last month, a single edition of "Today" was edited by the artist and musician P.J. Harvey. What happened was illuminating.
Polly Harvey's guests caused panic from the moment she proposed the likes of Mark Curtis, an historian rarely heard on the BBC, who chronicles the crimes of the British state; and the lawyer Phil Shiner and journalist Ian Cobain, who reveal how the British kidnap and torture; and WikiLeaks founder Julian Assange, and myself.
There were weeks of absurd negotiation at Broadcasting House about ways of "countering" us and whether or not we could be allowed to speak without interruption from "Today's" establishment choristers. What this brief insurrection demonstrated was the fear of a reckoning. The crimes of Western states like Britain have made accessories of those in the media who suppress or minimize the carnage.
The Faustian pacts that contrived a world war a century ago resonate today across the Middle East and Asia: from Syria to Japan. Then, as now, cover-up was the principal weapon. In 1917, Prime Minister David Lloyd George declared: "If people knew the truth, the war would be stopped tomorrow. But of course they don't know and can't know."
On Polly Harvey's "Today" program I referred to a poll conducted by Comres last year that asked people in Britain how many Iraqis had been killed as a result of the 2003 invasion. A majority said that fewer than 10,000 had been killed: a figure so shockingly low it was a profanity.
I compared this with scientific estimates of "up to a million men, women and children (who) had died in the inferno lit by Britain and the US." In fact, the range is from less than half a million to over a million. John Tirman, principal research scientist at the MIT Centre for International Studies, who has examined all the credible estimates, told me that an average figure "suggests roughly 700,000." He pointed out that this excluded deaths among the millions of displaced Iraqis, up to 20 percent of the population.
The day after the Harvey program, "Today" "countered" with Toby Dodge from the LSE, a former adviser to General David Petraeus, one of the architects of the disasters in both Iraq and Afghanistan, along with Mowaffak al-Rubaie, a former Iraqi "national security adviser" in the occupation regime, the man who led Saddam Hussein to his lynching.
These BBC-accredited "experts" rubbished, without evidence, the studies and reduced the number of dead by hundreds of thousands. The interviewer, Mishal Husain, offered no challenge to their propaganda. They then "debated" who was responsible. Lloyd George's dictim held; culpability was diverted.
But for how long? There is no question that the epic crime committed in Iraq has burrowed into public consciousness. Many recall that Shock and Awe was the extension of a murderous blockade imposed for 12 years by Britain and the US and suppressed by much of the "mainstream" media, including the BBC. Half a million Iraqi infants died as a result, according to Unicef. I watched children dying in hospitals denied basic pain-killers.
Ten years later, in New York, I met the senior British official responsible for these "sanctions." He is Carne Ross, once known in the UN as "Mr. Iraq." He is now a truth-teller. I read to him a statement he had made to a parliamentary selection committee in 2007: "The weight of evidence clearly indicates that sanctions caused massive human suffering among ordinary Iraqis, particularly children. We, the US and UK governments, were the primary engineers and offenders of sanctions and were well aware of the evidence at the time, but we largely ignore it and blamed it on the Saddam government. [We] effectively denied the entire population a means to live."
I said to him: "That's a shocking admission."
"Yes, I agree," he replied. "I feel ashamed about it ..." He described how the Foreign Office manipulated a willing media. "We would control access to the foreign secretary as a form of reward to journalists. If they were critical, we would not give them the goodies of trips around the world. We would feed them factoids of sanitized intelligence, or we'd freeze them out."
In the buildup to the 2003 invasion, according to studies by Cardiff University and Media Tenor, the BBC followed the Blair government's line and lies and restricted airtime to those opposing the invasion. When Andrew Gilligan famously presented a dissenting report on "Today," he and a director-general were crushed.
The truth about the criminal bloodbath in Iraq cannot be "countered" indefinitely. Neither can "our" support for the medievalists in Saudi Arabia, the nuclear-armed predators in Israel, the new military fascists in Egypt and the jihadist "liberators" of Syria, whose propaganda is now BBC news. There will be a reckoning - not just for the Blairs, Straws and Campbells, but for those paid to keep the record straigh


John Pilger is an Australian-born, London-based journalist, filmmaker and author. For his foreign and war reporting, ranging from Vietnam and Cambodia to the Middle East, he has twice won Britain's highest award for journalism. For his documentary films, he won a British Academy Award and an American Emmy. In 2009, he was awarded Australia's human rights prize, the Sydney Peace Prize. His most recent film, Utopia, will be broadcast at 10:35 PM December 19, 2013, on ITV in Britain and will open in Australia in January 2014.www.johnpilger.com

-----------------------------.

zondag 9 februari 2014

Dark Hearts By George Monbiot - The Guardian 24th April 2012


We British have a peculiar ability to blot out our colonial history.
By George Monbiot, published in the Guardian 24th April 2012
There is one thing you can say for the Holocaust deniers: at least they know what they are denying. In order to sustain the lies they tell, they must engage in strenuous falsification. To dismiss Britain’s colonial atrocities, no such effort is required. Most people appear to be unaware that anything needs to be denied.
The story of benign imperialism, whose overriding purpose was not to seize land, labour and commodities but to teach the natives English, table manners and double-entry book-keeping, is a myth that has been carefully propagated by the right-wing press. But it draws its power from a remarkable national ability to airbrush and disregard our past.
Last week’s revelations, that the British government systematically destroyed the documents detailing mistreatment of its colonial subjects(1), and that the Foreign Office then lied about a secret cache of files containing lesser revelations(2), is by any standards a big story. But it was either ignored or consigned to a footnote by most of the British press. I was unable to find any mention of the secret archive on the Telegraph’s website. The Mail’s only coverage, as far as I can determine, was an opinion piece by a historian called Lawrence James, who used the occasion to insist that any deficiencies in the management of the colonies were the work of “a sprinkling of misfits, incompetents and bullies” while everyone else was “dedicated, loyal and disciplined”(3).
The British government’s suppression of evidence was scarcely necessary. Even when the documentation of great crimes is abundant, it is not denied but simply ignored. In an article for the Daily Mail in 2010, for example, the historian Dominic Sandbrook announced that “Britain’s empire stands out as a beacon of tolerance, decency and the rule of law. … Nor did Britain countenance anything like the dreadful tortures committed in French Algeria.”(4) Could he really have been unaware of the history he is disavowing?
Caroline Elkins, a professor at Harvard, spent nearly ten years compiling the evidence contained in her book Britain’s Gulag: the Brutal End of Empire in Kenya(5). She started her research with the belief that the British account of the suppression of the Kikuyu’s Mau Mau revolt in the 1950s was largely accurate. Then she discovered that most of the documentation had been destroyed. She worked through the remaining archives, then conducted 600 hours of interviews with Kikuyu survivors – both rebels and loyalists – and British guards, settlers and officials. Her book is fully and thoroughly documented. It won the Pulitzer prize. But as far as Sandbrook, James and the other imperial apologists are concerned, it might as well never have been written.
Elkins reveals that the British detained not 80,000 Kikuyu, as the official histories maintained, but almost the entire population of one and a half million people, in camps and fortified villages. There, thousands were beaten to death or died from malnutrition, typhoid, tuberculosis and dysentery. In some camps almost all the children died(6).
The inmates were used as slave labour. Above the gates were edifying slogans, such as “Labour and freedom” and “He who helps himself will also be helped”. Loudspeakers broadcast the national anthem and patriotic exhortations. People deemed to have disobeyed the rules were killed in front of the others. The survivors were forced to dig mass graves, which were quickly filled. Unless you have a strong stomach I advise you to skip the next paragraph.
Interrogation under torture was widespread. Many of the men were anally raped, using knives, broken bottles, rifle barrels, snakes and scorpions. A favourite technique was to hold a man upside down, his head in a bucket of water, while sand was rammed into his rectum with a stick. Women were gang-raped by the guards. People were mauled by dogs and electrocuted. The British devised a special tool which they used for first crushing and then ripping off testicles. They used pliers to mutilate women’s breasts. They cut off inmates’ ears and fingers and gouged out their eyes. They dragged people behind Land Rovers until their bodies disintegrated. Men were rolled up in barbed wire and kicked around the compound(7).
Elkins provides a wealth of evidence to show that the horrors of the camps were endorsed at the highest levels. The governor of Kenya, Sir Evelyn Baring, regularly intervened to prevent the perpetrators from being brought to justice. The colonial secretary, Alan Lennox-Boyd, repeatedly lied to the House of Commons(8). This is a vast, systematic crime for which there has been no reckoning.
No matter. Even those who acknowledge that something happened write as if Elkins and her work did not exist. In the Telegraph, Daniel Hannan maintains that just eleven people were beaten to death. Apart from that, “1,090 terrorists were hanged and as many as 71,000 detained without due process.”(9)
The British did not do body counts, and most victims were buried in unmarked graves. But it is clear that tens of thousands, possibly hundreds of thousands, of Kikuyu died in the camps and during the round-ups. Hannan’s is one of the most blatant examples of revisionism I have ever encountered.
Without explaining what this means, Lawrence James concedes that “harsh measures” were sometimes used, but he maintains that “while the Mau Mau were terrorising the Kikuyu, veterinary surgeons in the Colonial Service were teaching tribesmen how to deal with cattle plagues.”(10) The theft of the Kikuyu’s land and livestock, the starvation and killings, the widespread support among the Kikuyu for the Mau Mau’s attempt to reclaim their land and freedom: all vanish into thin air. Both men maintain that the British government acted to stop any abuses as soon as they were revealed.
What I find remarkable is not that they write such things, but that these distortions go almost unchallenged. The myths of empire are so well-established that we appear to blot out countervailing stories even as they are told. As evidence from the manufactured Indian famines of the 1870s(11) and from the treatment of other colonies accumulates(12,13), British imperialism emerges as no better and in some cases even worse than the imperialism practised by other nations. Yet the myth of the civilising mission remains untroubled by the evidence.
www.monbiot.com
References:
5. Caroline Elkins, 2005. Britain’s Gulag: the Brutal End of Empire in Kenya. Random House, London.
6. Caroline Elkins, as above.
7. Caroline Elkins, as above.
8. Caroline Elkins, as above.
11. Mike Davis, 2001. Late Victorian Holocausts: El Nino Famines and the Making of the Third World. Verso, London.
12. See for example John Newsinger, 2006. The Blood Never Dried: a people’s history of the British empire. Bookmarks, London.
and
13. Mark Curtis, 2007. Unpeople: Britain’s secret human rights abuses. Vintage, London
----
http://www.monbiot.com/2012/04/23/dark-hearts/
http://www.monbiot.com/