zondag 28 september 2025

Waarschuwingen uit Weimar

 

Waarschuwingen uit Weimar

Extremisme Extremisten kunnen alleen aan de macht komen met hulp van partijen die uit ambitie of lijfsbehoud met ze samenwerken. Dat is de les van de Weimarrepubliek, zegt Daniel Ziblatt.
De Rijksdagbrand van 27 februari 1933 was cruciaal voor het vestigen van de macht van de NSDAP. 
— FOTO ANP
Op 23 maart 1933, in een schemerige kamer die blauw stond van de sigarenrook, probeerde Ludwig Kaas zichzelf ervan te overtuigen dat hij de juiste beslissing nam. De katholieke priester en leider van de Duitse Centrumpartij stond op een keerpunt. Al enkele jaren probeerde zijn partij de opkomst van Adolf Hitler tegen te gaan, maar in 1932 waren Hitlers nationaalsocialisten (NSDAP; de nazi’s) uitgegroeid tot de grootste partij in het parlement. In januari 1933 werd Hitler kanselier. De Centrumpartij was het laatste obstakel op Hitlers weg naar totale macht in Duitsland.
Hij had de Machtigingswet geïntroduceerd, die hem en zijn kabinet verstrekkende bevoegdheden zou geven om per decreet te regeren en daarmee de democratie in haar kern af te breken. De wet had een tweederde meerderheid nodig om aangenomen te worden. De sociaaldemocraten – de enige andere belangrijke groep parlementariërs die de democratie nog steeds fundamenteel steunden – waren te klein om de maatregel in hun eentje te stoppen. Dat zou alleen lukken als de Centrumpartij zich ook verzette.
Maar Kaas aarzelde. Hij vreesde wat er zou gebeuren als zijn partij de nazi’s zou trotseren. Zou die het overleven? Kon de democratie standhouden als zijn partij zich verzette? Hitlers stormtroepen waren al begonnen politieke tegenstanders te arresteren. Kaas overtuigde zichzelf ervan dat zijn beste optie was om samen te werken – om binnen de nieuwe realiteit te werken in plaats van zich erdoor te laten verpletteren. „We moeten onszelf trouw blijven,” zei hij tegen zijn collega’s, „maar een verwerping van de Machtigingswet zal resulteren in onaangename gevolgen voor onze partij.” De wet werd aangenomen met 444 tegen 94 stemmen, waarmee de weg naar Hitlers dictatuur was geëffend.
Deze episode illustreert de gevaarlijke logica van overgave: het geloof dat toegeven de beste strategie is wanneer de democratie wordt bedreigd, dat je met een autocraat moet samenwerken om te overleven en dat het vermijden van onmiddellijke consequenties voor de eigen partij belangrijker is dan het afwenden van langdurige autoritaire heerschappij.
Kaas stond niet alleen in dit soort denken. In de jaren die aan het moment voorafgingen, effenden drie rampzalige misrekeningen – elk geworteld in kortetermijndenken en zelfrechtvaardiging – het pad voor Hitlers opkomst.

Noodlottige beslissingen

Vandaag de dag zou dit hoofdstuk uit de geschiedenis van de Weimarrepubliek opnieuw moeten worden bekeken. Op een moment dat de democratie aan kracht verliest op uiteenlopende plekken als Hongarije, India, Turkije en de Verenigde Staten, herinneren deze gebeurtenissen ons eraan dat de afbrokkeling vaak geleidelijk gaat, door de stapsgewijze overgave van degenen die haar zouden moeten verdedigen. Met elke concessie worden autocraten brutaler, verdedigingen zwakker en wordt terugdraaien moeilijker. Reacties die in een vroeg stadium nog pragmatisch kunnen lijken – afwachten, zwijgen, een compromis sluiten – werken in het voordeel van de autocraten en leiden uiteindelijk tot de algehele ondergang van de democratie.
De noodlottige beslissingen waaraan de Weimarrepubliek ten onder ging, werden genomen kort na de geboorte van een nieuwe democratie in Duitsland. Dankzij de steun van een al stevig maatschappelijk middenveld kon daar na de Eerste Wereldoorlog een brede, zelfverzekerde coalitie van progressieven, liberalen, sociaaldemocraten en de katholieke Centrumpartij een republiek oprichten. De Weimar-grondwet, opgesteld in 1919 onder invloed van vooraanstaande personen als de rechtsgeleerde Hugo Preuss en socioloog Max Weber, verankerde burgerlijke vrijheden, breidde de rechten voor vrouwen uit en introduceerde bescherming voor arbeiders.
Maar de republiek was nog kwetsbaar. Ze werd geteisterd door wijdverspreid politiek geweld, frequente politieke moorden en straatgevechten tussen communisten en fascisten, die beide het nieuwe regime afwezen. Pas na drie turbulente jaren van hyperinflatie en onrust brak in 1924 een periode van relatieve stabiliteit aan in de Weimarrepubliek.
Maar vanaf 1929 kwam daar weer verandering in, toen de Amerikaanse beurscrash een catastrofale economische neergang en massale werkloosheid veroorzaakte. De Communistische Partij en de nazi’s wonnen terrein bij de verkiezingen. Dit maakte het moeilijk om binnen het Duitse parlementaire systeem regeringen te vormen, en de president moest zijn toevlucht nemen tot het benoemen van kanseliers zonder parlementaire steun – een buitengewone maatregel. De daaruit voortvloeiende politieke impasse vergrootte de aantrekkingskracht van de nazi’s.
Burgers en leiders moeten voor democratische instituties opkomen zodra ze worden bedreigd – hoe groot of klein die dreiging ook is
Maar het was niet de Grote Depressie alleen die de ondergang van de Weimarrepubliek inluidde. Veel andere geteisterde staten in Europa en Noord-Amerika wisten deze periode van economische en politieke onrust te doorstaan, waaronder jonge democratieën als Tsjechoslowakije en Finland. Het ging niet zozeer om de tegenslagen zelf – het waren de reacties van de Duitse leiders daarop die het lot van de republiek bepaalden.
De conservatieve bovenlaag beging de eerste fout. Eind jaren twintig had de grote rechtse partij, de Duitse Nationale Volkspartij, het zwaar. Haar leider, Alfred Hugenberg, was een machtige zakenman en mediamagnaat, maar hij miste charisma en aantrekkingskracht. Toen Hugenberg zag hoe Hitlers nazibeweging eind jaren twintig aan populariteit won in staats- en nationale verkiezingen, bedacht hij een plan – niet om Hitler te stoppen, maar om hem te gebruiken.

Campagne met de nazi’s

Hugenberg betrok de nazi’s bij een campagne om de Duitse verplichting tot het betalen van herstelbetalingen voor de Eerste Wereldoorlog ongedaan te maken. Hij hoopte dat hun gedrevenheid de conservatieve zaak nieuw leven zou inblazen.
Een referendum in 1929 dat de Duitse bevolking moest mobiliseren om de schuld ongedaan te maken – en politici die met betaling instemden als verraders te bestempelen – mislukte, maar het partnerschap veranderde alles. Het verhief de nazi’s van een groep marginale extremisten tot een politieke kracht die door een van de invloedrijkste politieke figuren van Duitsland was erkend.
En daar hielden Hugenbergs misrekeningen niet op. In 1931 organiseerde hij een grote rechtse manifestatie in kuuroord Bad Harzburg, waar Hitler werd uitgenodigd om zich aan de zijde van de nationalistische elite van Duitsland te scharen. Het idee was om een verenigd conservatief front te presenteren. In plaats daarvan stal Hitler de show. Terwijl Hitlers paramilitaire troepen door de straten marcheerden als vertoon van discipline en macht, verdween Hugenberg naar de achtergrond. In 1933 realiseerde hij zich de volledige omvang van zijn fout. Hij zou tegen een conservatieve collega hebben gezegd: „Ik heb de grootste dwaasheid van mijn leven begaan; ik heb me verbonden aan de grootste demagoog uit de menselijke geschiedenis.” Maar tegen die tijd was het al veel te laat. Op een cruciaal moment had Hugenberg Hitler gegeven wat hij het hardst nodig had: aanzien.
De volgende misrekening van het Duitse politieke establishment was nog ernstiger: Hitler rechtstreeks aan de macht brengen. In 1932 was het Duitse parlement nog steeds verlamd. Het lukte niet een regerende meerderheid te vormen. Conservatieven waren wanhopig op zoek naar een stabiele regering die de sociaaldemocraten en communisten uitsloot, maar ze hadden te weinig stemmen om zonder hen te kunnen regeren. President Paul von Hindenburg, een wat oudere oorlogsheld, bleef maar kanseliers vervangen omdat hij niemand kon vinden die de steun van een meerderheid van de parlementariërs genoot of de steeds dieper wordende economische crisis in Duitsland kon indammen.
De voormalig bondskanselier Franz von Papen deed een gewaagde suggestie: bied Hitler het kanselierschap aan, maar omring hem met conservatieve ministers om hem te controleren. Von Papen had er vertrouwen in dat Hitler in het gareel kon worden gehouden. „Maak je geen zorgen,” zei hij tegen zijn rechtse collega’s. „Binnen twee maanden hebben we Hitler zo ver in het nauw gedreven dat hij gaat piepen.” In januari 1933 tekende Hindenburg het plan, in de overtuiging dat Hitler slechts een boegbeeld zou blijven.

Oppositie uitgeschakeld

Het tegenovergestelde gebeurde. Hitler begon onmiddellijk de macht te consolideren, zette zijn beschermheren buitenspel en schakelde de oppositie uit door leidende figuren te arresteren, onder wie de voormalige Pruisische minister van Binnenlandse Zaken en andere sociaaldemocratische en communistische parlementsleden. De nazipartij was geen keuze van de meerderheid: bij de verkiezingen van 1932 stemde zo’n twee derde van de Duitsers tegen, en Hitlers gewelddadige pogingen om zijn macht uit te breiden veroorzaakten een nieuwe golf van angst in het land. Het idee dat antidemocraten onder controle gehouden konden worden als ze eenmaal macht hadden, pakte desastreus uit.
De Rijksdagbrand van februari 1933, die zo veel schade aan het parlementsgebouw veroorzaakte dat de volksvertegenwoordiging tijdelijk moest uitwijken naar het Kroll-operahuis enkele straten verderop, bood het perfecte voorwendsel voor repressie. Hitlers nieuwe regering gaf de communisten de schuld van de brand en beweerde ook bewijs te hebben dat ze explosieven opsloegen. De naziregering verrichtte massaal arrestaties, waarna Hitler de Rijksdagbrandverordening afkondigde: een draconische wet die de persvrijheid en het recht op vergadering inperkte en de politie machtigde verdachten voor onbepaalde tijd en zonder proces vast te houden.
Dit klimaat van noodtoestand na de Rijksdagbrand stelde Hitler in staat de Machtigingswet in te dienen. Kaas en zijn collega-leiders van de Centrumpartij debatteerden er urenlang over, verscheurd tussen principe en zelfbehoud. Sommigen riepen op tot verzet en waarschuwden dat Hitlers macht gecontroleerd moest worden. Maar de meesten vreesden de gevolgen van verzet. Weer anderen hielden vast aan de hoop dat ze Hitler van binnenuit konden beïnvloeden, bijvoorbeeld door hun sociaaldemocratische rivalen te verzwakken of veiligheidsgaranties te bedingen voor Centrumpartij- en katholieke leiders.
Bij de uiteindelijke stemming gaven alle 73 parlementsleden van de Centrumpartij zich gewonnen en rechtvaardigden ze hun overgave als een noodzakelijk kwaad om de partij te redden. Zoals Kaas zelf tegen zijn collega’s zei: „Als er geen tweederde meerderheid wordt bereikt, zal de regering haar plannen op andere manieren doorvoeren.”

Wie handhaaft de democratie

Maar de gekozen strategie werkte averechts. Net als alle andere oppositiepartijen in Duitsland werd de Centrumpartij binnen enkele maanden ontbonden. Haar steun voor de nieuwe wet remde Hitler niet af, maar gaf hem volledige macht. Dit was de laatste, fatale misrekening: het idee dat de democratie kon overleven terwijl haar beschermingsmechanismen werden wegonderhandeld.
Geen enkele democratische grondwet handhaaft zichzelf, ook niet als deze veel ouder is dan de Weimarrepubliek begin jaren dertig. Burgers en leiders moeten voor democratische instituties opkomen zodra ze worden bedreigd – hoe groot of klein die dreiging ook is.
De ineenstorting van de Weimarrepubliek was niet onvermijdelijk. De NSDAP verwierf nooit de steun van een meerderheid van het Duitse electoraat; ze haalde net iets meer dan 30 procent van de stemmen bij de laatste vrije en eerlijke nationale verkiezingen van de republiek. Voor de gevestigde politieke leiders waren er vele kansen om terug te slaan. Maar Hugenberg dacht dat hij Hitler kon inzetten om zijn conservatieve beweging nieuw leven in te blazen. Von Papen dacht dat hij Hitler kon controleren door hem tot kanselier te maken. Kaas dacht dat toegeven aan Hitlers wensen zijn partij zou beschermen en tijd zou kopen voor een groter verzet. Ze hadden het allemaal mis.
Een democratie gaat zelden van de ene op de andere dag ten onder. Ze wordt geleidelijk uitgehold door overgave: rationalisaties en compromissen van machthebbers die zichzelf wijsmaken dat een klein beetje toegeven veiligheid biedt, of dat meebewegen met een ontwrichter praktischer is dan hem te weerstaan. Dit is de blijvende les van Weimar: extremisme triomfeert nooit op eigen kracht. Het slaagt doordat anderen het mogelijk maken – vanuit ambitie, angst of een verkeerde inschatting van de gevaren van een kleine concessie. Uiteindelijk verliezen degenen die een autocraat macht geven niet alleen hun democratie, maar ook juist de invloed die ze dachten veilig te stellen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.