Hoe een verborgen nota van het Nationaal Archief de Autoriteit Persoonsgegevens ‘op ramkoers’ zette bij de oorlogsarchieven
Tweede Wereldoorlog Vorig jaar november overviel de Autoriteit Persoonsgegevens het Nationaal Archief met een dringende waarschuwing de geplande digitale publicatie van de strafdossiers uit de Tweede Wereldoorlog op te schorten. Ambtenaren op het ministerie van OCW waren verrast, maar hadden het ook aan zichzelf te wijten, blijkt uit een reconstructie.
Dossiers van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) in het Nationaal Archief.
FOTO JEROEN JEMULET / ANPIs hij bereid de wet te overtreden? Het is een opvallende vraag aan de pas beëdigde minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Eppo Bruins (NSC). En het was, in juli 2024, niet de minste die deze vraag stelde: een van Bruins’ topambtenaren, Algemene Rijksarchivaris en directeur van het Nationaal Archief, Afelonne Doek. Twee weken eerder was Bruins aangetreden en nu werd hij bijgepraat over een belangrijk dossier: de digitale publicatie – in januari 2025 – van de meer dan 450.000 oorlogsdossiers over Nederlanders die hadden gecollaboreerd met de Duitsers. En dat publiceren was niet zonder risico. Wetsovertredingen en rechtszaken lagen op de loer. Vandaar de vraag aan de minister. Was hij bereid de privacywetgeving te overtreden? Want dat risico was er. ”We hebben erkend dat er sprake zal zijn van wetsovertreding.”
Zeven jaar aan voorbereiding was voorafgegaan aan die digitale operatie, waarbij al die strafzaken op straat zouden komen te liggen. Het Nationaal Archief en een groot aantal ambtenaren op het ministerie van Bruins – OCW was het verantwoordelijke departement – waren betrokken bij het project Oorlog voor de Rechter, waar zo’n 25 miljoen euro voor was vrijgemaakt. Het ging om publicatie van het grootste oorlogsarchief van Nederland, dat vijf maanden later gelanceerd zou worden. Nergens anders stond zo’n groot en gevoelig oorlogsbestand online. Maar het was ook een omstreden project. Nabestaanden van vermeende collaborateurs liepen te hoop tegen die openbaarheid. In juridische adviezen werd gewaarschuwd voor botsing met de privacywetgeving omdat niet iedereen in de oorlogsdossiers was overleden. En het was technisch niet mogelijk om die nog levende personen handmatig uit de archieven te filteren, zo werd de minister in dat kennismakingsgesprek voorgehouden.
:format(webp)/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/11/17192841/171125BIN_2023628722_archief-1.jpg)
Het verslag van dat gesprek maakt onderdeel uit van een reeks documenten die het ministerie van OCW recent heeft vrijgegeven na een woo-verzoek van NRC om openbaarmaking van die overheidsinformatie. Die documenten geven een beeld van de laatste maanden voordat het project uiteindelijk sneuvelde – de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) kwam eind november met een formele waarschuwing, waarna de minister besloot de online publicatie uit te stellen. De documenten laten zien hoe ambtenaren én de minister daarmee worstelden. Hoe een interne juridische notitie van het Nationaal Archief de AP ‘op ramkoers’ zette. En hoe de minister eind vorig jaar reparatiewetgeving op gang bracht die online publicatie alsnog mogelijk moet maken, maar wel met forse vertraging. Eerder deze maand gaf de Raad van State daar groen licht voor, begin volgend jaar geeft de Tweede Kamer er een oordeel over.
:format(webp)/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2025/06/data133926526-a5b2b4.jpg)
Risicoanalyses
Die uitkomst wist Bruins vlak na zijn aantreden, vorig jaar juni, nog niet. Hij gaf in dat eerste gesprek met de Rijksarchivaris aan dat hij persoonlijke betrokkenheid had bij die oorlogsarchieven, zijn familie komt erin voor. Maar de online toegankelijkheid van die strafdossiers vond hij niettemin belangrijk, omdat ook de nabestaanden van slachtoffers en verzetsmensen recht hadden op hun familiegeschiedenis en die konden tachtig jaar na die Tweede Wereldoorlog nauwelijks terecht in die archieven.
Zijn antwoord op de vraag of hij bereid was de privacywetgeving te trotseren, is in het betreffende document ‘weggelakt’. Maar de afgelopen augustus afgetreden minister geeft achteraf zelf aan dat zijn antwoord destijds ‘ja’ was. Ja, míts de AP verder betrokken zou worden. „Ik wist inmiddels dat er een klein aantal mensen in die dossiers kon staan die nog leven. Dat er dus risico op privacyschending was”, zegt Bruins op vragen van NRC. „Dus als die archieven digitaal opengaan, wordt mij eigenlijk gevraagd om de wet te overtreden. Ik heb toen gezegd dat er alles aan gedaan moest worden om dat te voorkomen. En dat de Autoriteit Persoonsgegevens daar volledig bij betrokken moest zijn.”
De minister wist op dat moment dat er externe risicoanalyses lagen, van het juridisch adviesbureau Eiffel en van hoogleraar archiefwetenschap Charles Jeurgens. Daarin waren de privacyrisico’s in kaart gebracht en de risico’s van juridische procedures als de strafdossiers toch online zouden worden gezet. „Die risico’s zouden ook nooit helemaal af te dichten zijn”, zegt Bruins achteraf.
Ambtelijk was daarmee de weg vrij om verder te gaan met het project. Dat gold ook voor de top van het Nationaal Archief. „Privacy is ondergeschikt aan onze missie, we zijn niet de Autoriteit Persoonsgegevens, maar het Nationaal Archief, we dienen het recht op informatie”, was in april 2023 al de boodschap in een interne mail aan alle medewerkers. „We hebben de capaciteit ook niet om alle risico’s 100 procent te mijden.”
Opengeslagen dossiers van Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging.
FOTO JEROEN JUMELET / ANPVerborgen nota
Maar na de zomer van 2024 kantelde dat beeld. Intern was er steeds meer verzet tegen die eensgezindheid van de ambtelijke top. Zo was er een nota van juristen van het Nationaal Archief zelf, met daarin stevige kritiek op de juridische haalbaarheid van het project. Al in 2023 werd daarin gewaarschuwd voor de risico’s van schadeclaims en torenhoge boetes van de Autoriteit Persoonsgegevens, oplopend tot 750.000 euro per overtreding. Die nota bleef geheim voor de meeste betrokkenen. Maar intern leidden al die waarschuwingen dat de privacy serieus in het geding was, wel degelijk tot scheurtjes in de organisatie van het project – in het consortium Oorlog voor de Rechter zaten het Nationaal Archief, WO2Net, het Huygens Instituut en het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD).
Drie maanden voor de lancering van het project dreigde het NIOD op te stappen vanwege die mogelijke privacyschendingen. „Online publiceren is een inbreuk op de rechten van individuele burgers”, was blijkens een gespreksverslag in september de kritiek. „Dan lijken we af te stevenen op procedures tegen het Nationaal Archief, de nationale bewaarplaats van ons verleden. Dan geven we als betrokken instellingen een brevet van onvermogen af.”
Die crisis werd, zonder publiciteit, opgelost en het NIOD bleef binnenboord, met de belofte dat de archieven gefaseerd online zouden gaan, niet in één keer. En dat er een goede klachtenprocedure zou komen. Ambtenaren op het ministerie hielden zich met andere dingen bezig, bijvoorbeeld met de risico’s op schadeclaims als straks alsnog zou blijken dat mensen indertijd ten onrechte veroordeeld waren.
Als een project zo’n hoog risico op privacyschending heeft en er geen maatregelen zijn om dat te verhelpen, is voorafgaande raadpleging bij de AP verplicht
Pas in oktober 2024 kregen ambtenaren op OCW door dat de AP een probleem kon worden. Eerder waren daar niet veel zorgen over, blijkt uit intern mailverkeer. En met de opdracht van de minister, in juni, om nauw met de AP op te trekken, was niets gedaan. „In april had de AP enkele vragen gesteld”, zegt een woordvoerder van OCW achteraf. „En na het leveren van documentatie heeft het Nationaal Archief eventuele vervolgvragen van de AP afgewacht.”
„Iemand van de Autoriteit Persoonsgegevens heeft bij het Nationaal Archief stukken opgevraagd”, mailde een OCW-ambtenaar nog in juni. „Dat leek meer uit collegiale belangstelling te zijn dan dat de AP dit nu onderzoekt.” Maar die interne juridische notitie had het Nationaal Archief daarna niet eigener beweging aangeleverd. Pas vanaf oktober veranderde de toon op het ministerie, zeker nadat de AP die interne juridische adviezen van het Nationaal Archief wel degelijk wilde zien: „We hebben deze memo niet aangetroffen bij de door het NA openbaar gemaakte stukken”, kregen ambtenaren op het ministerie te horen. Die moesten er, op hun beurt, zelf ook om vragen bij het Nationaal Archief.
Als de AP in oktober een gesprek op hoog ambtelijk niveau voorstelt, zijn ze op het ministerie gewaarschuwd: „Dit is een belangrijk gesprek. Zorg ervoor dat we de juiste juridische expertise aan tafel hebben”, is nu de toon in de onderlinge communicatie. „Afhankelijk van de uitkomst is het ook van belang om de minister te informeren”, mailt een OCW-ambtenaar. Want hij moest zijn toezeggingen in dat gesprek vlak na zijn aantreden wél overeind houden, „ook al trekt de Autoriteit Persoonsgegevens mogelijk hele andere conclusies”.
In een andere mail, op 17 oktober, van een ambtenaar van OCW nadat hij gebeld was door een collega van de AP, wordt op het ministerie vooruitgelopen op een dramatische uitkomst: „Bij de AP snappen ze ook de gevoeligheid van dit project. […] Maar ik kreeg het idee dat als NA vasthoudt aan zijn koers, het voor de AP een ramkoers kan worden.”
Waarschuwingsbrief
Een dag later dringt op het ministerie door dat de AP inderdaad op ramkoers ligt. Telefonisch had de toezichthouder laten weten dat het ministerie al veel eerder contact had moeten opnemen over zo’n gevoelig dossier. Dat vonden ambtenaren maar „een vreemd verwijt„, blijkt uit onderling mailverkeer. „Het is niet zo dat we toezichthouders overal bij moeten betrekken.” Wél dus, zo bleek de volgende dag uit een mail van de AP aan het ministerie: „Als een project zo’n hoog restrisico op privacyschending heeft en er geen maatregelen zijn om dat te verhelpen, is voorafgaande raadpleging bij de AP verplicht.”
Op 29 november staat die ‘ramkoers’ ook op papier. Dan ligt er een ‘waarschuwingsbrief’ van bestuursvoorzitter Aleid Wolfsen van de AP bij de minister met de mededeling dat het online publicatieproject, wat hem betreft, niet door kan gaan. „Teleurstellend”, is het oordeel in een inderhaast bijeengeroepen interdepartementaal overleg. Tijdens een overleg in oktober had Wolfsen van de AP nog gezegd dat zo’n waarschuwingsbrief er niet zou komen.
:format(webp)/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/12/30135652/data125953852-782f4c.jpg)
Ambtelijk stond toen de optie nog open dat de minister die waarschuwingsbrief naast zich neer zou leggen: „Vanmiddag om 16.30 spreken we de minister. Volgt hij het klemmende advies of niet?”, was in intern mailverkeer de vraag. Maar daar was Bruins tegenover zijn ambtenaren snel duidelijk over, die waarschuwingsbrief was bindend. „Je had jurisprudentie kunnen uitlokken, dat werd ambtelijk ook geadviseerd”, zegt hij achteraf. „Maar de AP ís de rechtsstaat, die bepaalt. Dus toen die waarschuwingsbrief er lag, moest die prevaleren.”
Een jaar later, november 2025, geeft de Raad van State groen licht voor een wetswijziging die digitale publicatie van die oorlogsarchieven op termijn alsnog mogelijk maakt. In die nieuwe wet is de Europese AVG-richtlijn opgenomen die erin voorziet dat beperkt openbare archieven alsnog online mogen als het gaat om archieven over oorlog, genocide en misdaden tegen de menselijkheid. Het wetsvoorstel gaat naar verwachting begin volgend jaar naar de Tweede Kamer.
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/11/18104551/201125BIN_2023710912_archief1.jpg)
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/11/18104608/201125BIN_2023710912_archief2.jpg)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.