Toen strijd tegen ‘de overbevolking van Nederland’ een links thema was
Bijna dagelijks zie je de mogelijkheid dichterbij komen: de PVV die 29 oktober de grootste partij blijft. En de impasse daarna: Geert Wilders die geen meerderheidscoalitie kan vormen omdat bijna alle (middel)grote partijen hem afwijzen als coalitiepartner.
Het zou na verkiezingsdag een vurige discussie geven. Is het democratisch de grootste partij buiten de macht te houden? Is een minderheidskabinet dan niet beter? Evengoed is het ettelijke malen eerder gebeurd dat de grootste partij in de oppositie belandde.

TWEEDE KAMERVERKIEZINGEN 2025
Laatst moest ik iets zeggen op de presentatie van het boek Een links verhaal van Coen van de Ven (De Groene Amsterdammer). Een knappe reconstructie van de fusie van PvdA en GroenLinks.
In dit boek passeert zijdelings het Progressief Akkoord uit 1972. Dat was het beleidsprogramma waarmee PvdA, D66 en PPR (een voorloper van GroenLinks) destijds aan de verkiezingen meededen. De PvdA van Joop den Uyl versloeg dat jaar de KVP, een CDA-voorloper die sinds de oorlog vrijwel onafgebroken de grootste partij was geweest, met zestien zetels verschil. Een doorbraak: de periode van progressieve dominantie in de landspolitiek begon, die uiteindelijk tien jaar (1972-1982) zou duren.
Je kunt beredeneren dat de PVV-zege van 2023 – een verschil van twaalf zetels met nummer twee GL-PvdA – een vergelijkbare doorbraak was. Zeker als de PVV dit jaar de grootste zou blijven.
Het interessante is ook dat zowel de PvdA toen (met D66 en de PPR) als de PVV nu zich tegenover de naoorlogse politieke orde plaats(t)en.
De PvdA wilde destijds de machtspositie van de confessionele middenpartijen, die later het CDA vormden, met keiharde polarisatie breken. Wilders vergroot nu de tegenstellingen op vergelijkbare wijze („Nederlanders willen hun land terug”) en stelt daarvoor de naoorlogse politieke stromingen verantwoordelijk.
Niet uit de lucht
Ook inhoudelijk zijn er raakvlakken. Ik legde Keerpunt ’72, het verkiezingsprogramma van PvdA, D66 en PPR waarmee de progressieve dominantie begon, naast de Haagse posities van de PVV de laatste jaren.De PVV liet Rutte I vallen omdat ze de begrotingseisen inzake de Europese monetaire unie niet wilde naleven. Keerpunt was sceptisch over de monetaire unie.De PVV zocht tot de Russische invasie van OekraĂ¯ne in 2022 vriendschap met Rusland. Keerpunt wilde erkenning van de DDR.
De PVV zegt voor de NAVO te zijn maar steunt NAVO-missies in de praktijk zelden en zinspeelt in het verkiezingsprogramma op stopzetting van de steun aan OekraĂ¯ne. Keerpunt zinspeelde op vertrek uit de NAVO.De PVV wil een asielstop en minder migratie. Keerpunt wilde meer rechtszekerheid voor vluchtelingen maar minder arbeidsmigratie en een „aktieve [sic] bevolkingspolitiek” tegen „de overbevolking in Nederland”.
De PVV zegt voor de NAVO te zijn maar steunt NAVO-missies in de praktijk zelden en zinspeelt in het verkiezingsprogramma op stopzetting van de steun aan OekraĂ¯ne. Keerpunt zinspeelde op vertrek uit de NAVO.De PVV wil een asielstop en minder migratie. Keerpunt wilde meer rechtszekerheid voor vluchtelingen maar minder arbeidsmigratie en een „aktieve [sic] bevolkingspolitiek” tegen „de overbevolking in Nederland”.
Er zijn ook elementaire verschillen – Keerpunt was zéér optimistisch, de PVV is vooral alarmistisch – maar de thematische gelijkenissen laten natuurlijk ook zien dat de waardering voor PVV-standpunten niet uit de lucht komt vallen.
Die overlap bleek ook rond de onafhankelijkheid van Suriname in 1975. Het kabinet-Den Uyl (1973-77) versnelde de dekolonisatie uit ideologische motieven, maar evengoed speelde mee dat „men zich zorgen [begon] te maken over de toenemende Surinaamse migratie naar Nederland”, zoals emeritus hoogleraar postkoloniale geschiedenis Gert Oostindie in 2001 constateerde.
Zo steunde driekwart van de Nederlanders in een Nipo-peiling uit 1972 een (ongrondwettelijke) visumplicht voor Surinamers. Het betekende dat zowel linkse als rechtse kiezers dit standpunt in ruime meerderheid innamen, zoals Jesse Frederik vorig jaar aantoonde in De Correspondent.
De progressieve dominantie had destijds Ă¼berhaupt weinig invloed op migratieopvattingen: in 1982 vond een slordige 40 procent van de PvdA- en VVD-kiezers dat zij „minder hulp en rechten kregen dan Surinamers, Turken en Marokkanen”.
Niettemin ging het kabinet-Den Uyl de geschiedenis in als het meest linkse kabinet ooit. Het was gedeeltelijk extraparlementair: de confessionele KVP en ARP en de linkse PPR leverden bewindslieden maar steunden de coalitie niet. Het bracht talloze bijna-crises en vaak tegenvallende resultaten.
Voor alle Plus-abonnees
Schrijf je in voor de nieuwsbrief NRC Machtige Tijden
Elke zaterdag ontleedt Tom-Jan Meeus in zijn nieuwsbrief de politieke week - en laat zien wat bijna niemand ziet
Inschrijven
Van enkele internationale pretenties kwam weinig terecht: in een toezegging aan de VS verhoogde Den Uyl aan het einde van zijn ambtstermijn zelfs de NAVO-verplichtingen naar 3 procent van het bbp, een uitgavenniveau dat het land sinds 1983 niet meer heeft gehaald.
En van de vier voorstellen waarmee Den Uyl de maatschappij wilde hervormen, overleefde er slechts één de geschiedenis: de ondernemingsraad.
De eerste kabinetsdeelname van de PVV als grootste partij, na Wilders’ doorbraak in 2023, duurde geen jaar en verliep nog dramatischer. Het beloofde „strengste asielbeleid ooit” bracht politieke crisis na politieke crisis en kwam onder PVV-minister Marjolein Faber nooit van de grond.
In 1977 werd Den Uyl allerminst bestraft voor zijn eerste kabinet: de PvdA won opnieuw en steeg door naar 53 zetels. En nu geniet ook Wilders een hoge waardering bij de eigen achterban, zodat hij met een ruime virtuele voorsprong aan de slotweken van de campagne begint.
Maar na die tweede doorbraak, in 1977, maakte de PvdA een misrekening: de partij kende zichzelf in de formatie een almachtige positie toe en werd, hoe Nederlands, afgestraft voor haar zelfoverschatting.
In die formatie bleef de PvdA proberen haar kandidaat-coalitiepartner, het CDA van Dries van Agt, uit elkaar te spelen. Die vond uiteindelijk een achterommetje: vermoeid door alle PvdA-eisen gooide hij het op een akkoordje met de VVD van Hans Wiegel. Het kabinet-Van Agt I was een wankel geheel dat niettemin vier jaar (1977-1981) standhield.
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/10/03142111/web-0310OPI_ProgressiefAkkoord.jpg)
Foto ANPHANS VAN MIERLO (D66), JOOP DEN UYL (PVDA) EN BAS DE GAAY FORTMAN (PPR) BESPREKEN IN 1972 DE VERKIEZINGSUITSLAGEN.
De gevestigde orde had haar plaats in het machtscentrum heroverd: de PvdA belandde als grootste partij in de oppositie.
Afgezien van een kort intermezzo bleef de PvdA daar tot het einde van de progressieve dominantie in 1982. Dat jaar maakte Den Uyl zijn partij voor de derde keer in tien jaar de grootste. Toch stuurden CDA en VVD vrijwel meteen aan op een coalitie die de overheidsfinanciën saneerde en voorzieningen overbracht naar de markt.
Niet CDA-lijsttrekker Van Agt maar de Rotterdamse oud-ondernemer Ruud Lubbers werd premier: de toenmalige nummer vier van de CDA-lijst zou de positie twaalf jaar vervullen.
En Den Uyl accepteerde dat hij in 1982, hoewel de grootste, opnieuw geen premier werd. In het debat over de regeringsverklaring toonde hij geen spoor van wrok. Zijn openingszinnen: „Het kabinet dat zich gisteren aan de Kamer heeft gepresenteerd, is een volwaardig parlementair kabinet. Dat is een goede zaak.”
En het is een realistisch scenario dat het land dit jaar een vergelijkbare uitkomst wacht. Het ziet ernaar uit dat de leiders van vier (middel)grote partijen – VVD, CDA, D66, GL-PvdA – in de slotweken blijven benadrukken dat ze Wilders uitsluiten.
Alleen dan kan, zoals Mark Rutte als lijsttrekker meermaals bewees, het idee bij kiezers rijpen dat een stem op de PVV geen invloed heeft op de machtsvorming.
Daarbij is het politiek vermoedelijk onvermijdelijk dat elk nieuw kabinet, ongeacht de samenstelling, na de verkiezingen een zodanig streng antimigratiebeleid voert dat het de PVV wind uit de zeilen neemt.
Gekortwiekte VVD
Het vereist waarschijnlijk ook – zo wankel is de gevestigde orde – dat het verkiezingsresultaat van deze (middel)grote partijen niet te veel schommelingen kent. Want valt het resultaat van GL-PvdA en/of het CDA tegen, of zakt de VVD helemaal weg, dan is het onzeker of de gevestigde orde Ă¼berhaupt nog standhoudt.
Mocht bijvoorbeeld een gekortwiekte VVD onder de opvolger van Dilan Yesilgöz niet langer willen meeregeren, dan kan dat grote gevolgen hebben voor de bestuurbaarheid van het land. En dat in een democratie die al bekendstaat om haar onberekenbaarheid.
Daarbij komt de factor van de influencersdemocratie, waardoor politieke influencers kunnen afdwingen dat keuzes niet worden gemaakt op basis van rationaliteit maar op grond van populariteit.
Het bleek in de vorige formatie, toen VVD en NSC een voorkeur uitspraken voor een gedoogrol in een kabinet met de PVV. Hierna zette Wilders Pieter Omtzigt en Dilan Yesilgöz op sociale media onder druk. Hij verspreidde een column waarin Omtzigt „een katholieke gluiperd” heette, en noemde Yesilgöz „zuur”. Dat werk. Uiteindelijk konden zij de druk niet weerstaan.
Een formatie wordt kortom niet langer alleen beslist in Haagse vergaderkamers.
Het meest elementaire verschil met 1982 is dat er destijds een modeldemocraat was, Den Uyl, die als leider van de grootste partij het recht van andere partijen respecteerde om samen een meerderheidskabinet te vormen.
Veel rechtse kiezers is door – opnieuw – influencers wijsgemaakt dat het ondemocratisch zou zijn als de grootste partij de premier niet levert. Ook dat is in 1982 door de feiten weerlegd: Lubbers, de minister-president die toen aantrad, werd zeer populair en bezorgde zijn partij een aantal monsterzeges.
Hoelang de dominantie van radicaal-rechts aanhoudt is uiteraard niet te zeggen. Maar wat je wel kunt voorzien: de echte test voor de democratische gezindheid van deze stroming, van haar leiders en haar kiezers, is nabij als de PVV 29 oktober de grootste blijft.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.