AchtergrondKlimaatscepsis
Hoe Frits Böttcher met steun van tientallen bedrijven de basis legde voor de klimaatscepsis in Nederland
Tientallen Nederlandse multinationals steunden in de jaren negentig het Global Institute van klimaatscepticus Frits Böttcher, zo blijkt uit zijn nagelaten archief. Dankzij financiële steun van ruim 1 miljoen gulden kon Böttcher het verhaal verspreiden dat het broeikaseffect een mythe was. Zijn lobby heeft er volgens experts aan bijgedragen dat het Nederlandse klimaatbeleid maar langzaam op gang kwam.
Op een bitterkoude maandag betreedt chemicus Frits Böttcher een hoge toren aan het Amsterdamse IJ, het hoofdkantoor van Shell. Daar schudt hij de hand van Huub van Engelshoven, voormalig lid van de groepsdirectie van Shell, en thans commissaris van het bedrijf en voorzitter van het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (Kivi).
Het is 29 november 1993. De mannen hebben een ontmoeting om te overleggen over Böttchers volgende artikel in het tijdschrift De Ingenieur, het maandblad van het Kivi. De dan 78-jarige Böttcher is weliswaar gepensioneerd als hoogleraar, maar nog altijd zeer actief. Als mede-oprichter van de Club van Rome geniet hij veel prestige en is hij een graag geziene gast in zowel Nederlandse boardrooms als in de media. Zijn vriendenkring bestaat uit captains of industry en politici uit binnen- en buitenland.
Na ‘uitvoerig gepraat’ te hebben, zo noteert Böttcher later in een verslag van de ontmoeting, is het de chemicus duidelijk dat Van Engelshoven een ‘strijdlustig artikel’ wil. ‘Huub vindt het artikel heel belangrijk. Hij hoopt dat het tot veel discussie zal leiden.’
Enkele maanden na het gesprek verschijnt de nieuwe editie van De Ingenieur met daarin het stuk van Böttcher, dat als hoofdonderwerp op het omslag prijkt. Zijn onomwonden boodschap: het broeikaseffect is ‘een mythe’. CO2, stelt de chemicus, is niet de hoofdoorzaak van het broeikaseffect. De CO2-heffingen die worden bepleit door Nederlandse, Duitse en Deense ministers moeten dus van tafel.
Gesponsord door Shell
Kort na publicatie spreekt hij Van Engelshoven opnieuw en blikken de heren terug op de impact van het artikel. De Shell-man, zo blijkt uit een gespreksverslag van Böttcher, laat weten dat het ‘heel wat stof heeft doen opwaaien’. Böttcher vertelt op zijn beurt over ‘de enthousiaste steun die ik ondervond tijdens de afscheidsreceptie van Henny de Ruiter en de bijeenkomst van de Tafelronde’. De Ruiter is een prominent bestuurslid van Shell, de Tafelronde een genootschap van bestuurders uit de top van het Nederlandse bedrijfsleven en de politiek waarvan Böttcher al sinds eind jaren zestig deel uitmaakt.
De volgende zin uit het verslag legt bloot waarom de chemicus zo’n interessant contact is voor Van Engelshoven: ‘Huub benadrukte nog eens dat ik als wetenschapper neutraler overkom dan mensen uit het bedrijfsleven.’
Shell is op dat moment de belangrijkste sponsor van Böttchers strijd tegen wat hij zelf de ‘kooldioxide-hetze’ noemt. In totaal doneert het bedrijf tussen 1990 en 1993 142 duizend gulden aan zijn ‘CO2-project’, zo valt te lezen in documenten uit Böttchers persoonlijke archief. Böttcher noemt het bedrijf ‘peetvader’ van het project, en in die periode ‘lijstaanvoerder’ van de donateurs.
Met Van Engelshoven, zijn contactpersoon bij Shell, overlegt Böttcher in die jaren regelmatig. Om de twee maanden, als hun agenda’s het toelaten. Van Engelshoven stond aan de basis van het CO2-project, hij keurde namens Shell een eerste donatie van 60 duizend gulden goed. ‘Een fervente aanhanger van mijn CO2-veldtocht’, noemt Böttcher hem in een van zijn verslagen.
Saillant is dat Shell in dezelfde periode, in 1991, een film uitbrengt waarin het bedrijf juist spreekt over de ‘uniek brede consensus onder wetenschappers’ over klimaatverandering en de rol die de menselijke uitstoot van broeikasgassen daarin speelt. Die film, die gedurende de jaren negentig wereldwijd wordt vertoond op scholen en universiteiten en in 2017 wordt herontdekt door De Correspondent, staat haaks op de boodschap van Böttcher. Shell erkent op dat moment dus de schadelijke effecten van CO2, maar financiert ondertussen een project dat daar recht tegenin gaat. Of het bedrijf in die periode ook wetenschappers sponsort die het schadelijke effect van CO2 wel onderkennen, is onduidelijk; vragen daarover laat de olieproducent onbeantwoord.
Ondanks talrijke stukken in het archief waaruit het tegendeel blijkt, ontkent Huub van Engelshoven met grote stelligheid dat hij Böttcher ooit heeft gefinancierd. In een reactie laat hij weten dat hij niet in staat zou zijn geweest om zomaar geld over te maken naar Böttcher. ‘Dan zouden we een contract hebben moeten ondertekenen. Ik heb weliswaar een selectief geheugen, maar daar staat me niets van bij.’
Fundamenten voor klimaatscepsis
Toch is het mede dankzij Shell dat Frits Böttcher eind vorige eeuw de fundamenten kan leggen voor de klimaatscepsis in Nederland – een stroming die anno 2020 een factor van belang mag heten in het klimaatdebat, en die via klimaatkritische media als Elsevier en De Telegraaf en politieke partijen als de PVV en Forum voor Democratie haar weg heeft gevonden naar een omvangrijk publiek.
Gedurende een periode van zo’n tien jaar schrijft Böttcher opiniestukken, artikelen en boeken, verschijnt hij in televisieprogramma’s en treedt hij aan voor de commissie van de Tweede Kamer die in 1995 de oorzaken en gevolgen van klimaatverandering onderzoekt. Zijn verhaal komt telkens hierop neer: CO2 speelt geen rol bij de opwarming van de aarde.
Ook organiseert Böttcher conferenties in binnen- en buitenland en rekruteert hij mede-sceptici uit wetenschappelijke kringen. Daarnaast is hij een populaire figuur in de politieke en zakelijke elite van Nederland, waar hij alom wordt gerespecteerd.
De ‘peetvader’ van de Nederlandse sceptici, noemt Simon Rozendaal hem. In zijn boek Warme aarde, koel hoofd beschrijft hij Böttcher als ‘wijs en intrigerend’. Zelf schreef de voormalig wetenschapsjournalist bij Elsevier in 1990 zijn eerste grote klimaatkritische artikel toen Böttcher hem ‘bestookte met allerlei informatie’, vertelde hij ooit voor de camera.
Voor klimaatscepticus Hans Laböhm, hoofdredacteur van het blog Climategate, was Böttcher een ‘inspirator’, die een opvolger in hem zag.
Emeritus hoogleraar biochemie en Climategate-auteur Arthur Rörsch omschrijft de chemicus als ‘een van de eerste roepers in de woestijn.’
Geconfronteerd met de onthulling dat Böttcher werd gefinancierd door onder meer Shell, laat Rozendaal weten ‘geen behoefte’ te hebben om te reageren. Laböhm ontkent dat hij wist van de sponsoring en benadrukt met klem dat zijn eigen website geheel op vrijwilligers draait en niet door bedrijven wordt gesubsidieerd. Rörsch reageert kort: ‘Nou en, wat gaat het u aan wie wat financiert?’
Brede steun
Shell is zeker niet het enige bedrijf dat Böttcher steunt in zijn strijd. Tussen 1990 en 1998 zijn er maar liefst 24 bedrijven die zijn CO2-project sponsoren, waaronder Hoogovens, DSM, Gasunie, de NAM, Texaco, KLM, Schiphol, ING, Bovag en de ANWB (zie kader). Op de door Böttcher speciaal opgezette bankrekening – een ‘Conto Separato CO2’ – stroomt gedurende die periode meer dan 1 miljoen gulden binnen. De financiering wordt bij veel bedrijven op het hoogste niveau goedgekeurd.
Dit alles blijkt uit het persoonlijke archief van Frits Böttcher, dat sinds zijn overlijden in 2008 ligt opgeslagen in het Noord-Hollands Archief in Haarlem. In 157 dozen vol documenten is zijn lange carrière geboekstaafd. Böttcher had de hardnekkige gewoonte verslagen en notities te maken van vergaderingen en gesprekken, telefonisch of in persoon, al dan niet voorzien van een korte biografie van de gesprekspartner in kwestie.
Dit archief is uitgebreid ingezien door het Platform Authentieke Journalistiek, in samenwerking met Follow the Money en de Volkskrant. Daarbij ging de aandacht vooral uit naar 29 dozen die documenten bevatten over het Global Institute, de overkoepelende stichting van het CO2-project. Gespreksverslagen, bedankbrieven aan donateurs, financiële overzichten – het zit er allemaal in. De hele geschiedenis van het project is in detail na te gaan.
Al langer waren er vermoedens dat Böttcher steun kreeg van het bedrijfsleven om vraagtekens te zetten bij de theorie dat mensen klimaatverandering veroorzaken. Er hing een ‘benzineluchtje’ om hem heen, schreef De Groene Amsterdammer al in 1997. In een van de boekjes van Böttcher staan de namen van de sponsoren van zijn Global Institute weliswaar vermeld, maar wordt niet duidelijk gemaakt of hun donaties naar het CO2-project gingen, of naar andere onderwerpen waarmee het instituut zich bezigheid. Een ‘smoking gun’ werd nooit gevonden.
Beeld Sr.García
Vermoedens bevestigd
De inhoud van het archief bevestigt de vermoedens. Het geld dat Böttcher in die jaren ontving, blijkt vooral op te zijn gegaan aan de personeelskosten van zijn twee assistenten, aan reiskosten (waaronder meerdere trips naar de Verenigde Staten, Duitsland en Brussel) en aan diverse lunches en diners met zijn vele contacten. ‘Het komt me voor dat de olie-industrie en de staalindustrie er alle belang bij hebben dit kleine team in stand te houden’, schrijft Böttcher in 1996 aan Maarten van Veen, directeur van Hoogovens. Zelf werkt hij pro bono, overtuigd als hij is van zijn strijd tegen ‘de CO2-hetze’.
De drijfveren van Böttcher zijn oprecht, hij gelooft echt in wat hij verkondigt, blijkt uit het archief. Tegelijkertijd houdt hij rekening met de wensen van zijn sponsoren. Als die in de beginjaren aandringen op ‘internationalisering’ van het CO2-project, zoekt hij contact met bekende klimaatsceptici in de Verenigde Staten. En als Texaco in 1997 verzoekt om een naamswijziging van de rekening waarop het bedrijf zijn donaties stort, doopt Böttcher de Conto Separato CO2 om tot SD, van sustainable development (duurzame ontwikkeling).
In de documenten staat nauwkeurig vermeld wie de ‘trouwe aanhangers’ van Böttcher zijn. Bij zijn belangrijke sponsor Shell zijn dat, naast Huub van Engelshoven: Harry Beckers, Jan Choufoer, Peter van Duursen, Hein Hooykaas, Henny de Ruiter, Karel Swart, Gerrit Wagner en Ernst Werner. Stuk voor stuk bekende bestuursleden en commissarissen van het oliebedrijf, die met enige regelmaat terugkeren in de lijstjes van machtigste mensen uit die tijd.
Uit meerdere brieven aan Böttcher wordt duidelijk hoe enthousiast ze in de fossiele industrie zijn over de inspanningen van de chemicus. Zo schrijft Piet Klaver, destijds bestuursvoorzitter van de Steenkolen Handels Vereeniging (SHV), op 10 april 1995: ‘Het is inderdaad juist dat wij ons moeten weren tegen het onsmakelijke mengsel van ondeskundigheid enerzijds en eigenbelang anderzijds in het politieke besluitvormingsproces. Ik hoop dat uw activiteiten ertoe zullen bijdragen dat het gezonde verstand in de beleidsbepalingskringen terugkeert.’ SHV zal in de daaropvolgende jaren in totaal 20 duizend gulden bijdragen aan Böttchers CO2-project.
Sommige bedrijven helpen zelfs een handje bij de fondsenwerving. Hoogovens-bestuursvoorzitter Maarten van Veen verzoekt op 21 februari 1995 de directeur van het Duitse staalbedrijf Thyssen Stahl AG om namens zijn bedrijf iets in Böttchers collectebus te doen: ‘Prof. Böttcher houdt zich al vele jaren, met financiële ondersteuning van Hoogovens, bezig met dit zeer belangrijke thema en hij ondersteunt op zeer effectieve wijze de industrie in haar poging de CO2-positie van de zogenaamde milieuvrienden te relativeren en bestrijden.’ De brief sorteert het gewenste effect. Dat jaar ontvangt Böttcher 5.000 Duitse mark van het bedrijf.
Böttchers ‘CO2-project’ is daarmee geheel in lijn met een strategie die de fossiele industrie wereldwijd heeft toegepast. Deze wordt uitvoerig beschreven in boeken als Merchants of Doubt van de Amerikaanse historici Naomi Oreskes en Erik Conway, en De Twijfelbrigade van milieu-adviseur Jan Paul van Soest, en komt samengevat hierop neer: vind een gerenommeerde wetenschapper met een zekere publieke bekendheid en financier deze om twijfel te zaaien over klimaatverandering. ‘De belangenbehartiging is natuurlijk evident, anders zou men geen geld stoppen in dit soort wetenschapsondermijnende acties’, zegt Van Soest aan de telefoon. Maar dat is volgens hem niet de enige motivatie van de industrie. ‘Dergelijke financiering ging hand in hand met een bepaalde ideologische overtuiging, conservatief en overtuigd van de zegeningen van de vrije markt. Men moest het ook tegenover zichzelf legitimeren.’
Club van Rome
Om Böttcher’s ‘CO2-project’ en de uitzonderlijk gulle steun hiervoor vanuit het bedrijfsleven te begrijpen, moeten we een paar decennia terugspoelen.
Böttcher, geboren in 1915, mag zich al op zijn 32ste hoogleraar in de fysische chemie noemen. Al vroeg in zijn carrière beweegt hij zich op het snijvlak tussen wetenschap, bedrijfsleven en samenleving.
In 1951 wordt hij door Shell aangesteld als vaste adviseur van het Amsterdamse laboratorium van het oliebedrijf, een functie die hij tot 1983 zal vervullen. Van 1966 tot 1974 is hij president van de Raad van Advies voor het Wetenschapsbeleid. Van 1973 tot 1976 is hij lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en vertegenwoordigt hij Nederland in de Oeso. Ondertussen bekleedt hij tot zijn emeritaat in 1980 commissariaten bij Hoogovens, Elsevier Scientific Publishers, Pakhoed (het huidige Vopak) en elf andere bedrijven.
Het grote publiek leert Böttcher vooral kennen als ‘een van de oprichters van de Club van Rome’, het informele genootschap dat in 1968 wordt opgericht door prominenten uit de politiek, de wetenschap en het bedrijfsleven. Met het rapport Grenzen aan de groei uit 1972 slaat het genootschap internationaal alarm over de gevolgen van ongebreidelde bevolkings- en economische groei en de eindigheid van fossiele brandstoffen.
Frits Böttcher (links) als vertegenwoordiger in de Nederlandse delegatie bij de Oeso, in 1966 op een conferentie in Parijs. In het midden minister van Onderwijs Isaäc Diepenhorst en rechts mr. Jan Strengers.Beeld ANP
Böttcher weet dankzij de Club van Rome een reputatie op te bouwen van een maatschappelijk betrokken, milieubewuste wetenschapper. Tijdens televisieoptredens en onder aan alle artikelen die hij tot eind jaren negentig schrijft, laat hij zich voorstaan op zijn betrokkenheid bij het genootschap. Wat daarbij telkens onvermeld blijft, is dat Böttcher juist een dissident was van de Club van Rome en dat hij zich had gedistantieerd van het rapport. Bij de publicatie ervan had hij vooral de nadruk gelegd op de gevaren van bevolkingsgroei en de noodzaak van de ontwikkeling van nieuwe technologieën om tot dusver onbereikbare hulpbronnen te kunnen exploiteren, en níét op de noodzaak van een duurzamer economisch model. Dat de milieubeweging nu triomfantelijk met het rapport stond te zwaaien, was hem een doorn in het oog. Aan de medebestuurders van de ‘Club van Rome Nederland’ schreef Böttcher destijds het een ‘dringende noodzaak’ te vinden dat er tegenwicht werd geboden aan de ‘het bedrijfsleven ondermijnende voorlichting die nu overal wordt gegeven’.
Niettemin is Böttcher zich zeer bewust van de status die zijn associatie met het genootschap hem verschaft. In het verslag van een gesprek met Huub van Engelshoven in december 1996 schrijft hij: ‘De Club van Rome en vooral mijn optreden daarin is een mythe. Die moet je in stand houden.’
‘De wereld is geen broeikas’
Vanaf eind jaren tachtig ziet Böttcher zich genoodzaakt zijn strijd tegen klimaatbeleid te verhevigen. In 1988 wordt namelijk het IPCC opgericht. Met groot alarm waarschuwt het internationale panel van klimaatwetenschappers de wereld dat jaar voor het broeikaseffect. Tot Böttchers ergernis stelt Nederland zich op als gidsland. In november 1989 vindt er onder leiding van milieuminister Ed Nijpels een klimaattop plaats in Noordwijk waar wereldleiders ‘op een haar na’ een internationaal akkoord sluiten om de uitstoot van broeikasgassen te reguleren. En tijdens de verkiezingscampagne van 1989 spreekt Ruud Lubbers (CDA) het voornemen uit om de CO2-uitstoot in Nederland met 2 procent per jaar te verminderen.
Rond de klimaattop van Noordwijk publiceert Böttcher twee artikelen in NRC Handelsblad waarin hij zich keert tegen de ‘verkettering’ van CO2 en benadrukt dat ‘vrijwel de gehele voedselketen op aarde’ ervan afhankelijk is. En het broeikaseffect? Nooit bewezen, stelt Böttcher. ‘De wereld is geen broeikas.’
Kort na die publicaties, schrijft Böttcher in een van zijn verslagen, ‘liet ik mij door een aantal bevriende relaties (in de meerderheid uit Shell-kringen) overhalen om een projekt CO2/broeikaseffect ter hand te nemen.’ Op donderdag 21 december 1989 gaat hij met Jan Choufoer – tot 1987 directielid en tot 1996 commissaris – op bezoek bij Huub van Engelshoven. Een ‘historische dag’, memoreert Böttcher later.
De bijeenkomst verloopt voorspoedig. Shell besluit 60 duizend gulden beschikbaar te stellen voor het project, mits Böttcher minstens drie andere bedrijven overhaalt om mee te doen. Dat blijkt dankzij zijn enorme netwerk geen enkel probleem. Akzo Nobel, Hoogovens en de ANWB sluiten zich al snel aan. Met enige trots schrijft Böttcher in een terugblik in 1995: ‘Dat had ik binnen een week geregeld.’
Het CO2-project
In zijn brieven aan sponsoren omschrijft Böttcher de doelstelling van het CO2-project als volgt: ‘Het kritisch volgen van onderzoekingen en wetenschappelijke discussies die in de wereld gaande zijn op het gebied van het broeikaseffect opdat een objectieve analyse van die gegevens bij kan dragen tot een zorgvuldige besluitvorming in Nederland inzake het al of niet nemen van overheidsmaatregelen.’
In de praktijk komt het CO2-project erop neer dat Böttcher in de media dingen zegt en schrijft als: het IPCC is politiek gedreven, CO2 heeft niet bijgedragen aan temperatuurstijgingen, de zeespiegel zal juist dalen in plaats van stijgen, en gezien de groei van de bevolking en het energiegebruik is het een illusie te denken dat een klimaatakkoord tot CO2-reductie zou kunnen leiden. Beweringen en argumenten die klimaatsceptici ook vandaag de dag nog naar voren brengen.
De wetenschappelijke kennis over klimaatverandering bevond zich begin jaren negentig nog niet op hetzelfde niveau als nu. Maar ook toen al stond de boodschap van Böttcher haaks op de wetenschappelijke consensus. Historicus Naomi Oreskes analyseerde 928 wetenschappelijke publicaties over klimaatverandering tussen 1993 en 2003, en in géén daarvan werd ontkend dat de menselijke uitstoot van CO2 bijdraagt aan de opwarming van de aarde.
Handige prater
De kracht van Böttchers verhaal schuilt in de manier waarop hij het presenteert: simpel en helder. ‘Communicatief was hij vaak sterker dan alle klimaatwetenschappers’, zegt Wieger Fransen, ‘een trieste constatering eigenlijk.’ Na een studie scheikunde begon Fransen zijn carrière bij Böttchers Global Institute, om daarna bij de wetenschappelijke afdeling van het KNMI aan de slag te gaan. Inhoudelijk werd hij het nooit eens met Böttcher, die volgens Fransen weinig kaas had gegeten van klimaatwetenschap. ‘Ik heb hem nooit gezien met wetenschappelijke publicaties. Böttcher haalde zijn informatie uit kranten of bladen als New Scientist, allemaal tweedelijnspublicaties en geen artikelen die door een peerreview waren gegaan. Ik denk dat de echte wetenschap hem geen moer interesseerde. Daar had hij ook geen belang bij.’
Een voorbeeld van de verbale behendigheid waarop Fransen doelt, is te zien in een interview met 2Vandaag uit 1995, waarin Böttcher een pleidooi houdt vóór koolstofdioxide: ‘Planten snakken naar meer CO2 in de atmosfeer. Dan is zo’n toeneming zoals nu, in deze eeuw, van 0,028 tot 0,035 procent, voor de plantenwereld maar een eerste stapje in de goede richting. Laten we dat positieve nou eerst eens vooropstellen en niet altijd maar schelden op CO2.’
Naast zijn mediaoptredens organiseert Böttcher internationale conferenties en helpt hij bij het verspreiden van klimaatsceptische manifesten. Tijdens zijn reizen naar de VS en per brief onderhoudt hij contact met sleutelfiguren als Fred Singer (Science & Environmental Policy Project), Frederick Seitz (Marshall Institute) en Donald Pearlman (Global Climate Coalition), invloedrijke klimaatsceptici die alle drie door de fossiele industrie worden gefinancierd.
In 1994 begint Böttcher zich actief bezig te houden met het bij elkaar brengen van klimaatsceptische wetenschappers van over de hele wereld, uit naam van het mede door hem opgerichte European Science and Environment Forum (ESEF). Deze organisatie – die later opgaat in Heidelberg Appeal Nederland, dat op zijn beurt opgaat in de vandaag nog actieve Groene Rekenkamer – brengt halverwege de jaren negentig twee klimaatsceptische boeken uit (The Global Warming Debate I en II).
Frits Böttcher (hier in 2007) was een groot schaakliefhebber en verwees graag naar de trage ontwikkeling van de schaakcomputer om de betrouwbaarheid van relatief jonge klimaatmodellen te relativeren.Beeld Wiebe Kiestra / HH
Pion en strateeg
Böttcher, een groot schaakliefhebber – hij verwijst graag naar de vijftig jaar lange ontwikkeling van de schaakcomputer als relativering van de betrouwbaarheid van relatief jonge klimaatmodellen –, is zowel pion als strateeg in de ontkiemende klimaatsceptische beweging. Met ogenschijnlijk gemak speelt hij simultaan op meerdere borden: politiek, wetenschap en bedrijfsleven. Böttcher blijkt een goede organisator, en dat vindt hij zelf ook. ‘In de afgelopen drie jaar heb ik de wetenschappelijke oppositie tegen de CO2-hetze weten te coördineren’, schrijft hij in november 1996 aan een contact bij lobbyclub Europia, de Europese federatie van de raffinage-industrie.
Een belangrijk deel van Böttchers werk vindt plaats achter de schermen. Aan DSM-bestuurslid Ruud Selman schrijft hij dat het zijn doel is tegenstanders van klimaatbeleid ‘van munitie’ te voorzien en ‘een handje te helpen allerlei doordrammerij te voorkomen’. Openlijk lobbyen bij politici lijkt niet aan Böttcher besteed. Met de Europese Commissie, schrijft Böttcher in dezelfde brief, ‘vermijd ik zoveel mogelijk om rechtstreekse contacten te onderhouden.’
In minstens één geval helpt Böttcher een sponsor aan contactgegevens van andere klimaatsceptici: op 19 oktober 1993 stuurt hij Gasunie-directeur George Verberg per brief ‘de door u gevraagde lijst personen, die evenals ik opponeren tegen de gangbare argumentatie’ rond het broeikaseffect. In een reactie laat Verberg weten dat hij inderdaad betrokken is geweest bij de ondersteuning van Böttcher. Om hieraan toe te voegen: ‘Als in de eerste helft van de jaren negentig een welhaast iconisch wetenschapper onderzoek wil doen naar klimaatverandering en de rol van CO2 daarin, zie ik ook heden ten dage niet dat daar destijds iets mis mee zou zijn geweest. Wat we nu weten, is wel wat meer dan destijds.’ Verberg wijst erop dat de gasindustrie in de tweede helft van de jaren negentig het CO2-probleem wel degelijk is gaan erkennen.
Van Böttchers literatuur wordt dankbaar gebruik gemaakt door zijn sponsoren. Zo zorgt Ian Christmas, voorzitter van de International Iron and Steel Industry (IISI), ervoor dat Böttchers boeken wereldwijd onder bestuurders van staalbedrijven worden verspreid. Lois Johnston, perswoordvoerder bij Texaco, doet hetzelfde onder haar collega’s in de olie-industrie en mediawereld. Karl Heinz Büchel, bestuurslid bij de Duitse chemiereus Bayer, neemt 500 exemplaren af van het boek CO2, Klimabedrohung oder Politik?, dat in 1994 mede door Böttcher is geschreven. ‘Vooral politici en journalisten tracht men ermee te bereiken (…) mede met het oog op de discussie over al dan niet een CO2-belasting’, schrijft Böttcher hierover aan DSM-bestuurslid Ruud Selman in een terugblik op zijn activiteiten van dat jaar.
Old boys network
Böttcher verspreidt zijn boodschap ook op andere manieren onder de bestuurlijke elite van Nederland. Als veteraan binnen het ‘old boys network’ is hij vast lid van enkele gesloten genootschappen, zoals de Tafelronde en het door hemzelf in 1972 opgerichte gezelschap de 8CHT. Het zijn genootschappen waarvoor alleen de absolute top uit het bedrijfsleven en de politiek wordt uitgenodigd. Als Böttcher hier zijn lezingen houdt, zijn het zwaargewichten die naar hem luisteren.
In de 8CHT zetelen dan bijvoorbeeld bestuurders als Allerd Stikker (Ex-Akzo en RSV), Jan de Soet (KLM), André Spoor (hoofdredacteur Elsevier en NRC), Pierre Vinken (Elsevier), Hans Wiegel (VVD), Nout Wellink (voormalig president DNB), Henny de Ruiter (onder meer commissaris Shell), Karel Vuursteen (voormalig bestuursvoorzitter Heineken) en later Hans Wijers (oud-minister van Economische Zaken en bestuursvoorzitter Akzo Nobel). Wijers ontkent overigens ooit te hebben deelgenomen aan de 8CHT, hoewel het archief van Böttcher een brief bevat die hem welkom heet in het genootschap.
Böttcher vindt eveneens een luisterend oor bij elitaire genootschappen als de Rotary en de Haagsche Schouw, waar hij lezingen gaf. ‘Dat werkte door in politiek en beleid. Dat is waar dit percoleert’, zegt Pier Vellinga, emeritus hoogleraar klimaatverandering, voormalig klimaatdeskundige bij het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) en tevens criticus van Böttcher. ‘Hij had een grote invloed, want hij was zeer gerespecteerd bij de intellectuele elite, juist vanwege zijn Club van Rome-achtergrond.’
Vellinga werd er zelf ook weleens uitgenodigd. ‘Dan viel er een doodse stilte wanneer ik was uitgepraat over klimaat.’
Wie keurden de financiering goed?
De bedrijfsfinanciering van het CO2-project van Frits Böttcher, zo toont zijn archief aan, werd op het hoogste niveau goedgekeurd.
Bij Shell stond Huub van Engelshoven (managing director) aan de basis van het CO2-project. In 1997 keurde John Jennings (directeur Transport and Trading) de subsidie voor het opvolgende project ‘Energie en duurzame ontwikkeling’ goed. Een jaar later rapporteerde milieuadviseur Peter Langcake over het toekennen van Shells donatie aan Jeroen van der Veer, die toen aan het hoofd stond van ‘Shell Renewables’.
Drs. W.J. Lindenhovius, hoofd Public Affairs van de NAM (60 duizend gulden sponsorgeld), schrijft Böttcher op 12 mei 1996: ‘Namens Jan Oele (NAM-directeur, red.) bevestigen we hierbij met genoegen dat de NAM bereid is om een donatie te doen van ƒ 12.500 dit jaar en een zelfde bedrag volgend jaar specifiek ten behoeve van de CO2-broeikasactiviteiten.’
Binnen Hoogovens (166 duizend gulden) blijkt de sponsoring aan Böttcher te zijn goedgekeurd door de bestuursvoorzitters Olivier van Royen (1988-1993) en Maarten van Veen (1993-1998).
In Böttchers archief liggen ook brieven over sponsoring van Ruud Selman, topman bij DSM (85 duizend gulden) en George Verberg, bestuursvoorzitter van Gasunie (35 duizend gulden).
Met de SEP (60 duizend gulden) verliep Böttchers contact via bestuursvoorzitter Niek Ketting en directielid Maus van Loon.
Ian Christmas, voorzitter van IISI (20 duizend gulden), zorgde persoonlijk voor sponsoring van de internationale branchevereniging.
Desgevraagd verklaart Huub van Engelshoven niet betrokken te zijn geweest bij de financiering van Böttcher. Peter Langcake laat over de telefoon weten de naam Böttcher niet te kennen en Jeroen van der Veer laat het aan Shell over om te reageren. Peter van Duursen, een ander Shell-contact van Böttcher, is naar eigen zeggen verbaasd dat Böttcher hem als een trouwe aanhanger omschrijft, omdat hij op het gebied van klimaatverandering een tegenovergestelde mening is toegedaan.
George Verberg bevestigt per mail dat hij bij de ondersteuning van Böttcher betrokken is geweest. Maarten van Veen verwijst voor een reactie naar Tata Steel, de NAM laat weten ook namens Jan Oele en W.J. Lindenhovius te spreken.
Van de overige contacten uit het netwerk van Böttcher waren John Jennings, Jan Choufoer (Shell), Piet Klaver (SHV), Allerd Stikker (Ex-Akzo en RSV), Niek Ketting, Maus van Loon (SEP) en Ian Christmas (IISI) ondanks herhaaldelijke pogingen onbereikbaar voor commentaar.
Harry Beckers, Hein Hooykaas, Henny de Ruiter, Karel Swart, Gerrit Wagner, Ernst Werner (Shell), Oliver van Royen (Hoogovens), Ruud Selman (Akzo Nobel), Jan de Soet (KLM), André Spoor (Elsevier, NRC) en Pierre Vinken (Elsevier) zijn inmiddels overleden.
Stan Dessens, die als voormalig directeur-generaal Energie bij het ministerie van Economische Zaken regelmatig contact had met Böttcher, erkent dat de chemicus gezag had. Omdat hij in de jaren zeventig ‘in Nederland echt dé top was’, werd er naar hem geluisterd, aldus Dessens. Zelf wordt hij al vanaf 1992 persoonlijk door Böttcher op de hoogte gehouden van zijn werk, blijkt uit het archief. Ook woont hij in 1995 de ceremonie bij waar Böttcher vanwege zijn maatschappelijke verdiensten op 80-jarige leeftijd wordt benoemd tot Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau. ‘Je kon wel merken dat hij nog steeds in goede kringen verkeerde en hier werd gerespecteerd.’
Nout Wellink herinnert Böttcher uit zijn jaren bij de 8CHT als ‘een eersteklas wetenschapsman’, al erkent hij dat hij zich in die periode nauwelijks had verdiept in het klimaatdebat en dat Böttchers betoog hem achterliet in een staat van ‘lichtelijke verwarring’. Gevraagd naar de impact van de professor, volgt een resoluut ‘geen, althans naar mijn waarneming, en hij was er wel de man naar om daarover op te scheppen’.
Hans Wiegel kijkt heel anders op Böttcher terug. ‘Natuurlijk heeft hij invloed gehad. Hij zat overal, iedereen kende hem. Maar van zichzelf zou hij dat nooit toegeven, het was geen ijdele man.’ Of Böttcher andere leden van het genootschap heeft overtuigd met zijn klimaatboodschap, weet Wiegel niet. Zelf is hij wel door Böttcher beïnvloed, getuige ook een artikel in NRC uit 2015 waarin hij zegt: ‘Ik durf het haast niet op te schrijven, maar jaren geleden noemde het enige Nederlandse lid van de Club van Rome, wijlen professor Frits Böttcher, de alarmverhalen over het klimaat niet onderbouwd.’
Verwarring stichten
Hoeveel invloed hebben Böttchers betogen tegen de ‘CO2-hetze’ werkelijk? Het is een vraag die ook sponsor Texaco aan de professor stelt. Zijn antwoord: ‘Ik heb erop gewezen dat maar weinig rapporten en boeken echt gelezen worden. Men bladert erin, maar ze hebben wel effect. Men realiseert zich dat de oppositie groeit.’
In elk geval slaagt Böttcher erin in die tijd het beeld te creëren dat het broeikaseffect ‘omstreden’ is. De emeritus hoogleraar heeft ‘hier en daar succes’ in het zaaien van ‘verwarring’, stelt NRC-wetenschapsjournalist Karel Knip al in 1995 vast. De televisieprogramma’s die hem een podium geven, zijn hier volgens Knip mede verantwoordelijk voor. ‘Men had en heeft bij de omroep het idee dat je voor- en tegenstanders van ontwikkelingen altijd evenveel zendtijd moet geven’, aldus Knip, die in de jaren negentig in een polemiek met Böttcher belandt over de wetenschappelijke onderbouwing van het broeikaseffect.
Als Böttcher datzelfde jaar wordt uitgenodigd door de klimaatcommissie van de Tweede Kamer, blikt Trouw daarop vooruit met de woorden: ‘Het IPCC is niet onomstreden. Dat zal ook weer blijken als één van de grootste criticasters van het rapport, de Nederlander Böttcher, voor de commissie verschijnt.’
‘Het enige feit is dat CO2 toeneemt in de atmosfeer (...) en dat dat voor de plantenwereld fijn is. De rest is hypothese’, verklaart de chemicus ten overstaan van de commissie. Dat statement wordt ’s avonds uitgezonden door het NOS Journaal. ‘Ik was de enige die de televisie haalde’, zal Böttcher later schrijven aan een van zijn contacten. ‘Dat was om acht uur ’s avonds op het nieuws en het kwam goed over.’
Uitgerekend zijn oud-medewerker Wieger Fransen adviseerde destijds tégen Böttchers deelname aan de klimaatcommissie, ‘omdat hij nog nooit iets wetenschappelijks over het thema had gepubliceerd’. Toch vindt commissievoorzitter Eimert van Middelkoop dat Böttcher serieus genomen diende te worden. ‘Niet alleen omdat hij een dissidente stem had, maar ook omdat hij wel wist waar het over ging’, licht Van Middelkoop toe aan de telefoon. Hij heeft Böttcher tijdens een besloten voorgesprek gevraagd naar zijn inkomstenbronnen en die antwoordde daar eerlijk op. ‘Dat vond ik nogal naïef, eerlijk gezegd’, aldus Van Middelkoop. In het uiteindelijke verslag van de klimaatcommissie is deze uitwisseling niet opgenomen.
Jan te Veldhuis, destijds milieuwoordvoerder van de VVD, herinnert zich de context waarin Böttcher werd uitgenodigd voor de commissie nog goed. ‘Na de wereldwijde milieutop van 1992 in Rio werd de discussie over klimaatverandering en met name CO2-belasting steeds acuter.’ De klimaatcommissie moest helderheid verschaffen over wat Nederland te doen stond. Te Veldhuis vond echter dat sommige leden van de commissie ‘klimaatadepten’ waren die ‘kritiekloos’ de bestaande klimaatwetenschap overnamen. Mensen zoals Böttcher waren dus nodig in zijn optiek. ‘In de commissie zat een aantal vooringenomen mensen voor wie al duidelijk was welke kant het op moest gaan. Ad Lansink (CDA) en ik hebben toen letterlijk doorgedrukt dat er ook wetenschappers werden gehoord die kritische kanttekeningen plaatsten bij de betrouwbaarheid van het (klimaat)onderzoek, zoals Böttcher.’
Shell Papers
Dit artikel vloeit voort uit een onderzoeksproject van Follow the Money en het Platform Authentieke Journalistiek naar de verwevenheid tussen Shell en de Nederlandse overheid. De kern van dit onderzoek, de ‘Shell Papers’, bestaat uit een Wob-verzoek dat vorig jaar april is ingediend bij zeventien bestuursorganen. De vraag: openbaarmaking van álle documenten uit de afgelopen veertien jaar die gericht zijn aan, gaan over of afkomstig zijn van ’s lands grootste multinational. Lezers kunnen het hele proces van dit verzoek volgen op de site van Follow the Money in een hiervoor aangemaakt dossier. Op dinsdag 25 februari wijdt het televisieprogramma Pointer een uitzending aan Böttcher en andere Nederlandse klimaatsceptici.
Ondanks de invloed van Böttcher raakt de klimaatcommissie unaniem overtuigd van door mensen veroorzaakte klimaatverandering.
‘De politieke discussie draait niet langer om de vraag óf er een probleem is – dat is er – maar om wat daaraan moet worden gedaan’, zegt Van Middelkoop in NRC. Het antwoord op deze vraag komt al snel.
Een meerderheid in de Tweede Kamer stemt kort na publicatie tégen het nemen van maatregelen om de CO2-uitstoot te beperken. ‘Zelden is een rapport zo snel in de prullenbak verdwenen’, concludeert De Groene Amsterdammer.
Een belangrijke bron van verzet tegen dwingende maatregelen ten behoeve van CO2-reductie is Hans Wijers D66-minister van Economische Zaken (1994-1998) en iemand die Böttcher persoonlijk kende. Dat stelt althans Margreeth de Boer (PvdA), destijds minister van VROM in hetzelfde kabinet. ‘Vooral Wijers was absoluut de mening toegedaan dat dat slecht was voor de economie en het bedrijfsleven’, aldus De Boer. ‘We moesten niet vooroplopen en dat was ook het standpunt van de VVD.’
Wijers, tegenwoordig commissaris bij ING, wil dat beeld graag nuanceren: ‘Mijn positie was wel degelijk om klimaatverandering serieus aan te pakken, maar we moesten er wel voor zorgen dat we in Nederland niet de meest efficiënte gascentrales sloten, terwijl er in Duitsland nog volop bruinkool werd gestookt.’ Volgens Wijers nam het ministerie van VROM destijds een andere positie in. ‘Die waren meer van de visionaire kant en hadden een houding van: we zien wel hoe we eruit komen.’
Geen haast met klimaatbeleid
Dat het toenmalige kabinet geen haast maakte met klimaatbeleid, kan mede op het conto worden geschreven van Frits Böttcher, stelt emeritus hoogleraar Pier Vellinga.
‘Zijn publicaties drongen door tot op het ministerie van Economische Zaken. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid gebruikte zijn publicaties in het rapport Duurzame risico’s uit 1994 om te onderstrepen dat het allemaal zo’n vaart niet liep, dat er nog veel onbeantwoorde vragen waren.’
Volgens oud-minister Margreeth de Boer kwamen meer dwingende maatregelen, zoals een belasting op CO2, ‘van tijd tot tijd op tafel’, maar was er in het kabinet geen draagvlak voor. De Boer onderhandelde namens Nederland over het klimaatakkoord van Kyoto, maar toen zij terugkwam met het resultaat (6 procent reductie in 2012 ten opzichte van 1990) wachtte haar geen warm onthaal. Sterker nog, ‘men was er buitengewoon ongelukkig mee’, zegt De Boer.
Hans Wijers vindt achteraf dat Nederland indertijd meer had kunnen en moeten doen voor het klimaat, maar dat het simpelweg ontbrak aan draagvlak in de maatschappij en het kabinet. ‘Nederland spreekt visionair, maar is eigenlijk een van de achterblijvers’, aldus Wijers.
Verdedigingslinies
Ondanks het gezag en netwerk dat Frits Böttcher in de loop der jaren heeft opgebouwd, droogt de financiële steun voor zijn CO2-project in 1998 op. In de twee jaar hiervoor wordt het al moeilijker om voldoende sponsorgeld te verwerven. Zo is er in 1996 een persoonlijke campagne nodig van Maarten van Veen van Hoogovens en Henny de Ruiter van Shell om het budget voor dat jaar rond te krijgen.
De olie-industrie, constateert Böttcher in zijn gespreksverslagen, gaat vanaf 1996 minder inzetten op het zaaien van wetenschappelijke twijfel – door de chemicus de ‘eerste verdedigingslinie’ genoemd – en meer op het waarschuwen voor de economische schade van milieubeleid – de ‘tweede verdedigingslinie’. Daarmee begint ook Shell af te haken als sponsor. Van Henny de Ruiter krijgt Böttcher in een telefoongesprek te horen dat het bedrijf ‘het nauwelijks nog aandurft’ hem te steunen.
Deze verandering van strategie komt deels voort uit angst voor de milieubeweging, concludeert Böttcher. ‘Men is bang voor de publieke opinie.’ Sommige van zijn sponsoren wordt het duidelijk te heet onder de voeten. Zo beschrijft Böttcher dat hij in een overleg met Jaap Meinema van Texaco te horen krijgt dat hij ‘zogenaamd aan iets anders gaat werken, terwijl hij zo veel mogelijk de oude strijd voortzet’.
Ook zijn relatie met Shell verandert. Na overleg met John Jennings en Peter Langcake van de Britse tak van Shell International ontvangt hij in 1997 en 1998 in totaal 110 duizend gulden sponsoring voor een project getiteld ‘Energie & duurzame ontwikkeling’, dat volgens Böttcher moest dienen ‘als waarschuwing voor politici die gemakkelijk doen over drastische energiebelasting en soortgelijke maatregelen’.
De donatie in 1998 wordt door Langcake gerapporteerd aan managing director Jeroen van der Veer, die van 2004 tot 2009 topman was van het olieconcern. Böttcher noemt het een ‘kunstgreep’ en uit zijn rapportage hierover aan Langcake blijkt dat hij de sponsoring vooral gebruikte voor werkzaamheden rond de broeikasdiscussie.
Toch kan Böttcher dat jaar niet anders dan definitief de stekker trekken uit zijn CO2-project. Het klimaatakkoord van Kyoto uit 1997 heeft aangetoond dat de wereld het IPCC een stuk serieuzer neemt dan de sceptici, en Böttchers sponsoren merken dat zijn gezag tanende is. DSM, een van zijn trouwste sympathisanten, meldt hem op 11 mei 1998 dat het bedrijf om die reden de geldkraan dichtdraait: ‘Dat besluit dient niet geïnterpreteerd te worden als gebrek aan waardering voor uw inspanningen op het gebied van CO2-beleid, maar stoelt op onze indruk dat in de praktijk het effect van uw lobby uitgewerkt raakt.’
Achteraf kan worden gesteld dat de inspanningen van Böttcher niet voor niets zijn geweest. Zijn belangrijkste bijdrage aan het klimaatdebat was misschien wel dat er überhaupt een debat wás, en nog altijd is.
Het is in Nederland in zekere zin door hemzelf, en een handvol anderen, gecreëerd. Volgens milieuadviseur Jan Paul van Soest, die Böttcher van naam kent, maar zich niet persoonlijk in de professor heeft verdiept, was de invloed van mensen zoals hij vooral groot in de jaren dat het klimaat net op de politieke agenda kwam. ‘De industrie, denktanks en een paar geesten in West-Europa zoals Böttcher, hebben daarmee zeker voor vertraging op beleidsgebied gezorgd. Ze konden de hersenen spoelen voordat deze konden worden bereikt met daadwerkelijk wetenschappelijke kennis.’
En Böttcher zelf? Tot zijn overlijden in 2008 blijft de chemicus lobbyen, netwerken en zijn contacten in het bedrijfsleven van milieuadviezen voorzien. Wat is een mens immers zonder missie, moet hij hebben gedacht. Zijn eigen leefregel, volgens zijn in 1993 gepubliceerde memoires: ‘Man muss dann und wann etwas Tolles unternehmen um wieder einige Zeit leben zu können’, een leus van de Duitse wetenschapper en filosoof Goethe. ‘Je moet af en toe iets geweldigs doen om weer een tijdje te kunnen leven.’
De bedrijven en organisaties achter Böttcher
Uit het archief van Frits Böttcher blijkt dat zijn CO2-project werd gefinancierd door de volgende bedrijven en organisaties:
Akzo Nobel,
Amoco,
ANWB,
Bayer, Bovag,
DSM,
Fluor Daniel,
Foundation BBMB,
Gasunie,
Hoogovens/Tata Steel,
IISI,
ING,
KLM,
Lions Club,
Mabanaft,
NAM,
Pakhoed (Vopak),
Schiphol,
Samenwerkende Elektriciteits Producenten (SEP),
Shell,
Texaco,
ThyssenKrupp en
VNA.
Akzo Nobel noemt het ‘lastig’ om te reageren omdat het ‘zo lang geleden is’. Het bedrijf laat wel weten dat het als doelstelling heeft in 2030 zijn CO2-uitstoot met 50 procent te hebben teruggedrongen ten opzichte van 2018.
De ANWB bevestigt dat de bond Böttcher heeft gefinancierd.
De ANWB wilde destijds objectieve wetenschappelijke informatie over wat het klimaatprobleem inhield en gezien de ‘uitstekende wetenschappelijke reputatie’ van Böttcher werd hij hiervoor in de arm genomen, aldus woordvoerder Ad Vonk.
Na interne kritiek vanuit de milieuafdeling op het gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing van de beweringen die Böttcher deed in zijn publicatie Science and Fiction, drong dit departement bij toenmalig directeur Paul Nouwen aan op het stopzetten van de financiering. Het is onduidelijk of dat toen ook is gebeurd, zegt Vonk. Wel onderschreef de ANWB al in 1990 in een ‘conceptstandpunt’ de noodzaak om ‘de trend van een steeds hogere CO2-uitstoot om te buigen’.
Bayer laat weten dat de vraag of het Böttcher financieel heeft ondersteund ‘moeilijk’ te beantwoorden is omdat de betrokken personen niet meer in dienst zijn. In het archief van het Duitse bedrijf is de naam Böttcher of Global Institute niet gevonden. Bayer verklaart in 2030 CO2-neutraal te willen produceren.
Bovag erkent dat het Böttcher heeft gesponsord. ‘Er is weinig van terug te vinden, maar we hebben aanwijzingen – en we gaan ervan uit – dat het klopt’, zegt een woordvoerder. Maar: ‘De Bovag van begin jaren negentig is een andere organisatie dan de Bovag van 2020.’ Het bedrijf is lid van de Formule E (een autosportklasse waarin alleen elektrische auto’s meerijden), onderschrijft naar eigen zeggen de klimaatdoelen van Parijs en is ervan overtuigd dat de CO2-uitstoot moet worden teruggedrongen.
DSM noemt het ‘onwaarschijnlijk’ dat het ‘onderzoek heeft ondersteund dat erop gericht zou zijn om wetenschappelijke bevindingen te ondermijnen’. Ook meldt het chemiebedrijf dat het reeds in 1993 met de Nederlandse overheid een convenant heeft afgesproken ten behoeve van energiebesparing en dat het al in de jaren negentig expliciet het belang noemde van het terugdringen van de CO2-uitstoot.
Gasunie is in 2005 opgesplitst in GasTerra en Gasunie. Het archief van vóór 2005 ligt bij GasTerra. Desgevraagd laat het bedrijf weten niets te hebben kunnen terugvinden over de financiering van Böttcher.
ING verklaart: ‘Helaas kunnen we niet meer achterhalen of deze beperkte donatie meer dan 25 jaar geleden heeft plaatsgevonden, noch waarom die zou zijn gedaan of op wiens initiatief.’ Voor de bank is het ‘evident’ dat er sprake is van een klimaatcrisis en zij doet naar eigen zeggen haar best om de leningenportefeuille in lijn te brengen met het klimaatakkoord van Parijs.
KLM meldt dat er ‘geen enkele indicatie is’ dat de vliegmaatschappij ‘dertig jaar geleden een betaling heeft gedaan aan Frits Böttcher’. KLM streeft ‘naar een duurzame toekomst voor de luchtvaart’ en wijst erop dat het al in de jaren negentig is begonnen met het nemen van stappen op het gebied van duurzaamheid.
De NAM, die in handen is van ExxonMobil en Shell, laat weten: ‘Het klopt dat NAM in deze periode een kleine financiële bijdrage heeft geleverd aan werkzaamheden van professor Böttcher. Het is voor ons niet meer goed te achterhalen welke werkzaamheden het precies betrof.’
Schiphol ‘kan bevestigen noch ontkennen in het verleden op enige manier gebruik te hebben gemaakt van de diensten van de heer Böttcher’.
De persdienst van Shell reageert bij monde van president-directeur Marjan van Loon als volgt: ‘Dit speelde zich 25, 30 jaar geleden af en we kunnen niet speculeren over wat er precies is gebeurd en in welke context.
We gaan hiernaar kijken. Ik denk dat het belangrijk is om in gedachten te houden dat de wetenschap decennialang veel onderzoek heeft gedaan naar het klimaatvraagstuk. De energietransitie is daardoor maatschappelijk steeds relevanter geworden. Shell is al heel lang duidelijk over zijn standpunt over klimaatverandering en de rol van CO2. Al ruim twee decennia rapporteren we hierover in onze jaarverslagen en duurzaamheidsrapporten.’
Volgens Van Loon is het belangrijk dat de samenleving zich richt op het bereiken van de doelen van het klimaatakkoord van Parijs. ‘Shell staat volledig achter deze doelstellingen. We steunen de initiatieven die de energietransitie versnellen, waaronder het Nederlandse klimaatakkoord en de doelstelling van de Europese Unie om netto geen CO2-uitstoot meer te hebben tegen 2050. Hier is onze strategie op gericht.’
Tata Steel, waarin het voormalige Hoogovens is opgegaan, laat weten dat het kennis heeft genomen van ‘het feit dat er in de jaren negentig financiële ondersteuning is verleend aan de klimaatsceptische activiteiten van wijlen professor Böttcher’. De huidige directie van Tata Steel was hiervan niet op de hoogte. Tata Steel zegt het klimaatakkoord van Parijs te onderschrijven en initiatieven te nemen om CO2-uitstoot terug te dringen en energie te besparen. Voor de volledigheid wil het bedrijf erop wijzen dat Böttcher mede-oprichter van de Club van Rome was en lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.
ThyssenKrupp reageert als volgt: ‘We kunnen niet bevestigen dat we ooit met prof. Böttcher te maken hebben gehad.
Datgene waaraan u refereert vond 25 jaar geleden plaats, ver voorbij de periode waarbinnen dergelijke stukken bewaard moeten blijven. We kunnen wel bevestigen dat we geen klimaatscepsis ondersteunen.’ ThyssenKrupp heeft zich als doel gesteld in 2050 klimaatneutraal te opereren, laat het hoofd mediarelaties weten.
Vopak, de rechtsopvolger van Pakhoed, verklaart dat de promotie van klimaatscepsis absoluut niet past in zijn donatiebeleid. En dat er geen informatie in het archief van het bedrijf te vinden is die een donatie aan Böttcher bevestigt. Vopak benadrukt dat het de zorgen over klimaatverandering onderschrijft en dat het ‘actief beleid’ voert om ‘een faciliterende rol te spelen in de energietransitie.’
SHV Energy heeft in zijn archief teruggevonden dat het bedrijf het project ‘Energie en duurzame ontwikkeling’ financieel heeft ondersteund. ‘SHV richt zich in al zijn facetten op duurzaamheid en het bijdragen aan verbetering van het klimaat. Ontkenning of sceptisch denken is niet aan de orde’, aldus de woordvoerder.
Amoco, Texaco, Fluor Daniel, Foundation BBMB, IISI, Mabanaft en Lions Club waren ondanks herhaaldelijk aandringen niet bereikbaar voor commentaar.
De rechtsopvolger van de SEP, het Nederlands Elektriciteit Administratiekantoor, is permanent gesloten.
VNA is opgeheven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.