Waarom Maurice de Hond géén gelijk heeft over corona (een open brief aan Ton Verlind)
Dag Ton,
Nu meende ik je toch te kennen als gewaardeerde collega, die soms goede observaties heeft, niet bang is die te delen en het openbare debat niet schuwt. Hulde daarvoor. Juist daarom schrok ik van je bespreking van Maurice de Hond’s documentaire Dood door schuld.
Maurice cultiveert zorgvuldig het beeld: de eenzame onderzoeker die tegen de klippen op wél doorhad hoe het zat met corona, terwijl al die domkoppen van de universiteit het niet snapten en meeheulden met het kabinet. En dan was er nog Maarten Keulemans, die ‘een dagtaak’ had aan het ‘demoniseren’ van De Hond, en daar nog een prijs voor kreeg ook.
In alles straal je uit dat je volledig meegaat in Maurice’ hagiografie. ‘De eigenwijze onderzoeker’, ‘een lastige man’, die in zijn eentje ‘onafgebroken achter de computer’ zat. Zet de dramatisch aanzwellende hollywoodviolen maar aan: ‘Hij analyseerde rapporten van wetenschappers van over de hele wereld, zocht contact met ze, keek naar grafieken en statistieken, haalde een onnoemelijk hoeveelheid data door de blender en kwam tot de conclusie dat het COVID-beleid was gebaseerd op verkeerde aannames.’
Een raampje openzetten! En wég zou het virus zijn. Alleen wilde niemand deze eenzame, ploeterende ‘dwarsdenkende Amsterdammer’ horen. Uit je stuk: ‘Opgeven is geen optie, vertelde hij.’
Is het je opgevallen dat Maurice helemaal niet werd genegeerd, maar overal op de voorpagina’s stond, voortdurend in de talkshows zat, alle YouTube-kanalen afliep, en zelfs bij Kamerdebatten voortdurend van stal werd gehaald?
Weet je hoe hij achter de schermen lobbyde om mij van het dossier corona te halen? Heb je meegekregen hoe Maurice achter mijn rug om een e-mail stuurde aan mijn collega’s, met als mededeling dat er een verrader in hun midden is (ik dus)?
Hier de aanhef:
En nee, ik had geen ‘dagtaak’ aan het ‘demoniseren’ van De Hond. Ik had een dagtaak aan het zo precies, volledig en integer mogelijk verslag doen van de coronacrisis. Met natuurlijk inachtneming van zoveel mogelijk kanten van de zaak.
Zo probeerde ik bij al mijn berichten ook altijd onderzoekers te horen die níét betrokken waren bij de advisering van het kabinet. En mijn meest gestelde vraag aan de wetenschappers die ik sprak was: je zegt dit nu wel, maar mag ik ook de cijfers zien waaruit dat blijkt?
Heb je destijds eigenlijk wel eens iets van mijn hand gelezen?
Over ‘demoniseren’ gesproken, dit is hoe De Hond mij intussen zoal afbeeldde op zijn weblog:
Je zet mij neer als ‘de individuele wetenschapsredacteur’, alsof ik een soort in isolatie schreeuwende gek ben, maar niets is minder waar. Bij de Volkskrant hadden we een zeskoppig team dat fulltime bezig was met de coronaverslaggeving, plus nog talloze verslaggevers en correspondenten die dat regelmatig deden. Denk aan de huiveringwekkende reportages vanaf de ic’s van mijn collega Willem Feenstra, of de diepgravende stukken over longcovid van Ellen de Visser. Ook andere kranten, in binnen- en buitenland, werkten zo.
En nee, het is natuurlijk niet zo dat ik maar wat zat te verzinnen, of zoiets. Hieronder een foto van mijn covidarchiefje. Vele tientallen volgeschreven blocnotes, met aantekeningen van de honderden wetenschappers die ik sprak, honderden uitgeprinte artikelen en onderzoeken:
Zeer schatplichtig ben ik aan al die ijverige onderzoekers, die letterlijk van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat klaarstonden om me uit te leggen wat ook alweer het verschil is tussen CD4- en CD8-cellen en waarom de N501Y-mutatie zo belangrijk is.
Ook met Maurice had ik nu en dan contact. Het leidde alleen niet tot wat hij zelf het liefste had gezien: Maurice als hoofdrolspeler in het heldenepos hoe we Nederland redden van corona.
Nadat De Hond me veelvuldig wees op zijn blogs, heb ik hem op een gegeven moment onderstaande, volgens mij vriendelijke, antwoord gestuurd. Dat moet hem zeer in het verkeerde keelgat zijn geschoten.
Is dat alles? Nee. Een maand later liet ik me op Twitter uit de tent lokken na een tweet van Maurice. Dat heeft hij me nagedragen (en inderdaad, ik had me natuurlijk diplomatieker kunnen uitdrukken).
– – o o —
Daarmee komen we op de kern van de zaak: aerosolen, en de overdracht van het virus.
Uiteindelijk draait dit om de vraag: hadden we ook zónder anderhalve meter gekund? Hadden we het openbare leven kunnen openhouden, en het virus kunnen wegkrijgen door simpelweg het raam vaker open te zetten, meer te ventileren en vaker naar buiten te gaan?
Maurice is hier in allerlei misverstanden getrapt. Want de zaak ligt, zoals ik het inmiddels zie, gewoon zeer gecompliceerd.
Om te beginnen: het is NIET WAAR dat het RIVM, het OMT (en by extension, ikzelf) overdacht via de lucht zouden ontkennen, of zoiets. Integendeel! Volstrekt duidelijk was vanaf het allereerste moment dat het virus zich af en toe via aerosolen op grote afstand kon verspreiden. Denk aan de superverspreiding in après-skibar Kitzloch in Oostenrijk, of de superverspreidingen op zangkoren.
Elke expert was (en is) daar volledig van doordrongen. Zelf schreef ik er al vroeg een uitgebreid stuk over, dat groot op de voorpagina van de zaterdagkrant kwam: een prominenter podium is er niet. Maar denk ook aan stukken in buitenlandse media, zoals dit stuk in Scientific American.
Sterker nog, luchtverspreiding van corona werd al verwacht. Het vórige sarsvirus (in 2002) verspreidde zich immers ook af en toe als rondzwevend virus, op de aerosole manier. Daarover verscheen al in 2005 een belangrijk wetenschappelijk overzichtsartikel. Daarin staat in feite: pas op, coronavirussen kunnen zich soms verspreiden via aerosolen.
Vandaar ook dat de vroegste maatregelen van het kabinet waren gericht tegen dit soort aerosole verspreidingen: stoppen met evenementen, de horeca dicht, oppassen met zangkoren en feesten. (En ja, je kúnt vinden dat het kabinet daaraan had moeten toevoegen: als je dan tóch binnen zit, ventileer.)
— o o o —
Dat brengt me op het tweede misverstand dat bij De Hond maar niet aankwam. Namelijk: het virus KAN zich weliswaar via aerosolen verspreiden, het is ook weer NIET zo dat het virus in het begin net zo airborne was als, bijvoorbeeld, verkoudheid of waterpokken. Dit was geen klassiek ‘zweefvirus’.
Sterker, de eerste variant van het coronavirus (van 2020) verspreidde zich HEEL SLECHT op grotere afstand. Wat mij daarvan overtuigde, was een hele reeks experimenten en waarnemingen. Zo lukte het weliswaar om het RNA van het virus op grote afstand op ventilatieroosters en zo terug te vinden; een bakje cellen op afstand infecteren, lukte juist weer níét. Uitgebreid, heb ik erover geschreven.
Overtuigend vond ik ook wat microbiologen en virologen me vertelden, over wat ze zagen in het ziekenhuis. Zoals Louis Kroes, overigens géén OMT-lid, en iemand die later in de epidemie sterk pleitte voor ventilatie, me vertelde:
>”Dat weten we omdat deze luchtweginfecties niet het vreemde, grillige gedrag vertonen dat je bij airborne ziektes wél ziet’, zegt Kroes. ‘Waterpokken kan zich op een ziekenhuisafdeling over vele kamers verspreiden, zelfs al houd je de deuren dicht. Het gaat onder drempels door, zeggen we dan. Dat soort bizar gedrag hebben we bij luchtwegvirussen nooit opgemerkt.“
Men had geen luchtsluizen nodig in het ziekenhuis, en ziekenhuisuitbraken waren er nauwelijks.
Niet airborne: dat vonden ook wetenschappers die in het laboratorium probeerden proefdieren op afstand te besmetten, zoals moleculair-viroloog Sander Herfst. Het bleek hem nog niet mee te vallen:
>‘Ik ben het eens met de conclusie dat ventilatie belangrijk is, maar het zegt niks over in welke druppels het virus nou echt zit en wat daarmee de belangrijkste route van overdracht is’
En ja, daar schreef ik dus veelvuldig en uitvoerig over. Met, zoals je al hierboven kunt zien, inachtneming van álle kanten van de zaak.
— o o o —
Dat brengt me op het derde misverstand. Waar De Hond een soort karikatuur maakte van de zaak – het RIVM zou geloven dat het virus alleen maar overdraagbaar is als je het virus als het ware letterlijk via de ‘ballistische route’ in elkaars luchtwegen spuugt – ligt de werkelijkheid VEEL GENUANCEERDER.
Hoe overdraagbaar het virus is, hangt DEELS, maar NIET ALLEEN af van de luchtkwaliteit. Het hangt ook af van hoeveel virus iemand aanmaakt, hoe bevattelijk de ontvanger is, wat voor activiteiten je uitoefent, of men in de arm niest of vrijuit in de lucht, hoe groot de druppeltjes zijn en hoeveel virusdeeltjes daarin passen, en hoe besmettelijk de virusvariant in kwestie is.
Een ‘parameterruimte’, zeggen wetenschappers, waarin het virus soms wél en soms níét puur airborne gedrag gaat vertonen. Deze best technische studie in vakblad Science legt dat heel goed uit.
En de virusvariant maakte dus uit. Vanaf de alfavariant werd het coronavirus gaandeweg méér besmettelijk, en dus meer airborne. Infectiologen die ik sprak, zeiden (en zeggen) me dat omikron eigenlijk de eerste variant is, die écht airborne is.
Komt het vierde misverstand: zelfs dan geldt dat ventilatie GEEN WONDERMIDDEL is. De Hongkongse hoogleraar Benjamin Cowling zei dat heel mooi: sigarettenrook bestaat ook uit aerosolen, en toch weet iedereen dat je, als je niet teveel rook wilt binnenkrijgen, beter wat afstand van een roker kunt houden. Dichtbij is altijd slechter.
Dat bleek ook uit diverse waarnemingen waarover ik schreef. Zo sprak ik mensen die in de buitenlucht besmet waren geraakt op feestjes of op straat, een groep die een heuse superverspreiding had beleefd in de buitenlucht, en een zangkoor dat ondanks afstand houden en uitbundig ventileren elkaar toch had aangestoken.
Bovendien blijkt uit allerlei epidemiologische gegevens dat mensen die op elkaars lip zitten, zoals huisgenoten of directe collega’s, elkaar sneller aanstaken dan mensen die ver van elkaar zitten. Indrukwekkend vond ik wat ik hoorde van een leraar in het onderwijs, die precies had bijgehouden wie elkaar aanstak in de klas. Haast alle besmettingen waren binnen vriendengroepen van kinderen die nauw met elkaar omgingen; níét tussen kinderen die op afstand van elkaar in de klas zaten.
Het is niet zo ingewikkeld, met dat virus. Niet heel anders dan griep of verkoudheid. Je kunt elkaar aansteken, en dus blijf je uiteraard liever een beetje uit de buurt van iemand die snipverkouden is.
— o o o —
Maakt mij dat een kritiekloze meeloper met het kabinet? Nee, natuurlijk niet. Het valt mij op dat de kritiek op mijn berichtgeving vrijwel altijd komt van mensen die helemaal geen abonnee zijn van de Volkskrant, en die mijn berichtgeving dus ook helemaal niet kennen.
Wie mijn stukken wél terugzoekt, kan vaststellen dat ik niet alleen talloze stukken schreef over de kwestie ‘ventilatie’, maar ook bijvoorbeeld schreef over hoe QR-codes niet goed werken om de epidemie te remmen, dat de avondklok niet goed werkte, dat al dat wassen van winkelwagentjes heel weinig zin heeft, dat het OMT soms te veel aan de leiband liep van het kabinet, dat het kabinet het advies van wetenschappers om géén vaccinatiedrang uit te oefenen in de wind sloeg, en dat vaccins geen waterdichte of levenslange bescherming bieden.
En ja, ook de critici kwamen natuurlijk aan het woord. Van demonstrant Willem Engel tot filosoof Marli Huijer tot vaccintwijfelaar Theo Schetters. Ik herinner me een indrukwekkend gesprek dat ik had met ethicus Erwin Kompanje, die me uitlegde dat het coronavaccin niet het wondermiddel is dat het kabinet er graag van maakte, en dat we ons vooral moesten voorbereiden op een tijd vol verdeeldheid, protest en polarisatie.
Dat was in de nazomer van 2020: máánden voordat de vaccincampagnes begonnen.
Het brengt me op een laatste punt, Ton. Een andere schijntegenstelling die De Hond graag uitvergroot. Namelijk: alsof hij ‘zielig’ zou zijn, of belangeloos. Ik ben het daarmee niet eens. Zo had De Hond geen enkel oog voor het belang van de bouw- en installatie-industrie, die de ventilatiediscussie gewoon gebruikte als breekijzer om opdrachten binnen te halen. Denk aan de lobby die op gang kwam om de scholen eens goed te verbouwen.
Best dubieus: een aantal van de wetenschappers die in de talkshows aanschoven (en die De Hond aanhaalde), doen gewoon contractonderzoek voor de ventilatie-industrie. Los nog even van de financiële belangen van De Hond zelf, die rond corona een ‘winkeltje’ heeft opgezet met donaties en betaalde sponsorschappen, zonder dat we inzage krijgen in wie hem precies sponsoren of om wat voor bedragen het gaat.
Ten overvloede: ikzelf val onder de dagblad-cao voor loonslaven, en mag volgens onze redactieregels geeneens giften ontvangen van meer dan ongeveer een tientje. Ook aan de titel ‘journalist van het jaar’ is geen enkel geldbedrag verbonden. Als ik voor het geld ging, was ik wel de pr in gegaan.
De enige, diepe overtuiging die me drijft, is dat ik geloof in onafhankelijke journalistiek en de kracht van eerlijke, open, transparante verslaggeving. Ik denk dat jij, of all people, dat toch herkent. Daarom schrijf ik je ook dit (veel te lange) stuk.
Ik ben me er als journalist volledig van bewust dat ik niet schrijf voor mijzelf, voor het kabinet, voor wetenschappers, voor het RIVM of voor welke club of instantie dan ook – maar uitsluitend voor en namens onze abonnees. Gewone mensen, die willen weten wat er gebeurt in de wereld.
Natuurlijk zou ik het groot op de voorpagina zetten als bleek dat wetenschappers de overdrachtsroute van corona compleet verkeerd hebben begrepen. Dát is waar ik plezier, erkenning, genoegen en eer aan ontleen, dát is waarvoor ik in de journalistiek zit.
‘Your easy reading is our damn hard writing’, dat gezegde ken je toch?
Uiteraard ben ik van harte bereid om eens verder met je van gedachten te wisselen. Want ook ik vind polarisatie en wantrouwen tegenover journalisten en wetenschappers een grote kwaal van onze tijd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.