De vrije school is zeer in trek bij witte ouders, én bij extreemrechts. Wat betekent dat?
Honderd jaar geleden werd de eerste vrije school in Nederland opgericht; inmiddels is die populairder dan ooit. Vooral onder hoogopgeleide witte ouders. Wat zegt dat over de filosofie achter dit onderwijs, vraagt journalist en oud-vrijeschoolleerling Daphne van Paassen zich af.
A
Mijn ambivalentie over de school waar ik dertien jaar heb rondgelopen, die mede opgericht werd door mijn ouders en die mij stevig heeft gevormd, is direct terug. Ik voel me ongemakkelijk bij het koketteren met die open houding tegenover de wereld.
Het is eenvoudig om de vrije school, die dit schooljaar in Nederland een eeuw bestaat; te kakken te zetten: je hoeft het maar te hebben over die spreuk; over de esoterische dansvorm euritmie; over de tafels die je er klappend en springend instampt; het leren lezen via beeldtaal waarbij een koning transformeert in een K; de geschiedenislessen over het verzwolgen continent Atlantis dat nooit bestaan heeft. Of over de eindeloze rij jaarfeesten die vergezeld gaan van een mengelmoes aan christelijke en heidense rituelen. Om nog maar te zwijgen van de kerstspelen die leraren ieder jaar in quasi-archaïsch Nederlands opvoeren.
Maar eerlijk is eerlijk, ik gedijde in die wonderschone sprookjeswereld van organisch grenen, bijenwas en wol. Zonder leerboeken, en ook nu nog (vaak) zonder computer, tv of digibord. Een veilig hof van Eden.
Maar wel onder een stolp van dubbel glas. Afgesloten van de echte wereld.
Geitenwollensokken
Want de vrije school is niet enkel een school, maar onderdeel van een zuil. Met een eigen antroposofische gezondheidszorg en farmacie, eigen biologisch-dynamische landbouw, cosmetica (een antroposoof rúik je), bouwstijl, kunst en kerk. Met eigen speelgoed en zelfs een eigen lettertype, waardoor je iedere website, folder of boek onmiddellijk herkent als ontsproten aan de leer van de 20ste-eeuwse ‘helderziende’ filosoof Rudolf Steiner. ‘Group-markers’ zouden sociologen deze uitingsvormen noemen, die een stevige scheiding aanbrachten tussen ons en de rest van de wereld.
Waar deze school in mijn tijd een marginale, esoterische geitenwollensokkengemeenschap was, is ze een paar decennia later populairder dan ooit. De afgelopen tien jaar groeide de school met 50 procent, tegen de dalende demografische trend in. In 2023 gingen ruim 33 duizend kinderen naar een van de honderd vrije basisscholen of 29 middelbare scholen. Vooral hoogopgeleide, witte ouders vallen voor dit type onderwijs.
Nu is het Nederlandse onderwijs sowieso sterk gesegregeerd: landelijk gezien zou 39 procent van de kinderen van basisschool moeten wisselen om tot een evenwichtige verdeling te komen, blijkt uit de ‘segregatiemonitor’ die ieder jaar naar de Eerste en Tweede Kamer wordt gestuurd. De ‘bubbels van gelijkgestemden’ ontstaan langs verschillende lijnen: opleidingsniveau van ouders, hun sociaal-economische situatie en, in afnemende mate, etniciteit. Maar de vrije school ‘springt’ er op alle drie de fronten ‘uit’, aldus het rapport Variëteit en vernieuwing 2019 van de Onderwijsinspectie, die geen recentere cijfers heeft, maar ook laat weten dat ‘er geen aanwijzingen (zijn) dat het sterk veranderd is de afgelopen tijd’. Vergelijk je alle groepen 8 met elkaar, dan zitten er op de vrije school bijvoorbeeld het minste aantal kinderen met een migratieachtergrond: 9 procent, tegen 17 procent gemiddeld.
Ongemak
En precies daar zit mijn ongemak: hoe kan dat op een school die midden in de samenleving zegt te staan, die haar leerlingen iedere ochtend eraan herinnert rond te zien in de wereld, die er voor alle leerlingen is, ongeacht geloof, culturele achtergrond of seksuele oriëntatie?
De scholen zelf lijken inmiddels wel in hun maag te zitten met het gebrek aan diversiteit. Het onderwerp staat op agenda’s van conferenties, er is een landelijke diversiteitscommissie opgericht en de Vereniging van Vrijescholen heeft een diversiteitscode opgesteld. ‘Daarmee zorgen we voor bewustzijn’, laat een woordvoerder van de vereniging weten als ik informeer wat scholen concreet aan diversiteit doen. Over de invulling kan ze niets zeggen: ‘Dat laten we aan hen over.’
Ook het lectoraat van de lerarenopleiding voor vrije scholen onderzocht het probleem in de vorm van een podcastserie, waarvoor zo’n veertig mensen zijn gesproken. In die podcast wordt vooral veel ‘bevraagd’ (doel was om mensen aan het denken te zetten en niet te oordelen, laat een van de makers desgevraagd weten): Moet de school minder christelijk worden? De feesten diverser? Ligt het eigenlijk wel aan de vrije school dat die zo wit is?
Segregatie
Hoogopgeleide ouders, stelt men in de podcast, kiezen immers gewoon voor dit ‘hoofd- hart- en handenonderwijs’ omdat er naast cognitieve vakken ook aandacht is voor persoonlijke ontwikkeling en kunstzinnige vorming. De deur staat heus voor iedereen open. (Al gaat het niet over zoiets simpels als het schrappen van de bovengemiddeld hoge ouderbijdrage, waarmee de vrije scholen hun dure onderwijs mogelijk kunnen maken, maar waarvan ook bekend is dat die segregatie in de hand werkt.) De podcastmakers concluderen bijna opgelucht dat het gebrek aan kleur niet door de vrijeschoolpedagogiek komt.
Maar is dat wel zo, denk ik als ik op een bericht stuit over een uitzending van Ongehoord Nederland uit 2022, waarin Ralf Dekker van Forum voor Democratie vertelt dat ze op hun Renaissancescholen (de eerste in Nederland werd afgelopen week gesloten om financiële redenen) ‘klassiek vrijeschoolonderwijs’ gaan geven. De interesse van witte ouders is één ding, die van extreemrechts is iets anders. De vrijeschoolbeweging liet weliswaar onmiddellijk weten daar niets mee uitstaande te hebben, maar wie naar het curriculum kijkt, ziet dat het Forum-onderwijs verdacht veel lijkt op vrijeschoolonderwijs: de aandacht voor sprookjes, sagen en fabels, voor de verhalen uit het nieuwe testament, de Noorse en Griekse mythologie, maar ook het oude-ambachtenonderwijs zoals mandenvlechten waar de vrije school patent op heeft.
Ook in Duitsland blijkt extreemrechts zich het waldorfonderwijs (de internationale benaming) toe te eigenen, onder meer bij monde van Caroline Sommerfeld van Alternative für Deutschland. Op het rechtse blog Sezession vertelde ze in 2019 wat haar in het onderwijs bevalt: het voedt kinderen op in de eigen etniciteit, de Duitse ‘Volksseele’ – gevormd door de gezamenlijke geschiedenis en mythen. Zo leren kinderen bijvoorbeeld het oud-Germaanse runenschrift (ook geliefd bij de nazi’s).
Nostalgie
Ineens komt dat palet aan Griekse en Germaanse mythen, sagen en Bijbelverhalen dat op de vrije school verteld wordt bij mij in een ander, eurocentrisch licht te staan. Net als al die bijzondere handvaardigheidsvakken zoals spinnen, breien, smeden, riet vlechten en brood bakken. Antroposofen willen kinderen daarmee laten ervaren op welk fundament onze beschaving is gebouwd. Maar er hangt daardoor ook een geur van nostalgie om dit onderwijs.
Net als om het ‘abgeëckte’ interieur van de scholen dat er nog precies zo uitzien als vijftig jaar geleden, de afbeelding van Rafaëls Madonna met kind in bijna alle kleuterklassen (óók aan de andere kant van de wereld, hoor ik van een familielid dat in Zuid-Amerika een vrijeschool bezocht en zich verbaasde over het eurocentrisme). En de eindeloze rij jaarfeesten die niet alleen een christelijke achtergrond hebben, maar ook vergeven zijn van heidense, Germaanse rituelen: over vuren springen bij het Sint Jansfeest, of met Pinksteren in het wit gekleed, met bloemenkransen in het haar, rond de versierde meiboom dansen waarbij de twee oudste kinderen een bruidspaar vormden. Ik genoot als kind met volle teugen van de vieringen met de hele gemeenschap (ook de ouders deden mee), maar nu komen ze me nogal sektarisch voor.
Die zweem van nostalgie en de voorliefde voor alles wat natuurlijk is (kleding van wol en katoen, krijtjes en klei van bijenwas, voedsel dat in samenhang met de kosmos is geteeld, medicijnen van kruiden en een aversie tegen vaccinaties) heeft ook iets antimoderns, iets conservatiefs, vindt de Oostenrijkse politicoloog en extreemrechtsexpert Natascha Strobe. In de Duitse podcast Waldorfsalat, die de antroposofie kritisch onder de loep neemt, benoemt Strobe ook de overlap tussen antroposofen en extreemrechts. Die werd in Duitsland zichtbaar toen de twee groepen schouder aan schouder tegen de coronamaatregelen demonstreerden. Ze delen volgens Strobe een antioverheidsdenken en zijn gevoelig voor complottheorieën: antroposofen geloven weliswaar niet in reptielen die ons besturen, maar sommigen wel in Ahriman, ‘een duistere kracht’ die mensen in coronatijd tegen elkaar opzette.
Racisme
Gaat het hier alleen om overlappende interesses, of zit het dieper? Halverwege de jaren negentig werd de vrije school door enkele ouders uit Zutphen, onder wie Toos Jeurissen die het pamflet Uit de vrije school geklapt schreef, beschuldigd van racisme in het curriculum. De Onderwijsinspectie deed onderzoek en publiceerde alleen de conclusie: er was geen racisme geconstateerd. Uiteindelijk kwam het rapport via de pers toch naar buiten en bleek dat inspecteurs wel discriminerende beschrijvingen in de schriften met dictaten van leerlingen hadden gevonden, zoals: ‘Een Mexicaan is over het algemeen sloom en rustig, maar hij kan soms heel vurig en kwaad zijn.’ En: ‘Men denkt dat negers dom zijn, maar dat is niet zo.’
Toen niet veel later de vicevoorzitter van de Antroposofische Vereniging in Nederland, Christof Wiechert, in een radio-uitzending racistische uitspraken van Steiner verdedigde en er een storm van verontwaardiging opstak, gaf de vereniging de commissie-Van Baarda opdracht het werk van Steiner door te lichten. Die commissie, bestaand uit antroposofen, concludeerde uiteindelijk in 2000 dat zestien uitspraken als ‘ernstig discriminerend naar de huidige maatstaven’ aangemerkt konden worden (en een groter aantal als ernstig stigmatiserend). Van een rassenleer was volgens hen echter geen sprake. En daarmee was de kous af.
Voor het eerst zoek ik de gewraakte passages uit Steiners werk op. Op de vrije school wordt Steiners leer niet onderwezen; antroposofie is geen vak, maar het onderwijs is vanuit zijn wereldbeeld ontwikkeld.
Ik schrik me wezenloos.
Rassenleer
Het gaat over het ‘gedegenereerde indianenras’ en het ‘negerras’ dat niet in Europa hoort. Over de volmaaktheid van Goethe tegenover de onvolmaaktheid van ‘de Hottentot’. Over vrouwen die ‘mulatten’ zouden kunnen baren als ze ‘negerromans’ lezen. Het zijn geen losse opmerkingen, maar uitspraken die voortkomen uit een door Steiner bedachte bovennatuurlijke ‘evolutietheorie’ waarin mensen via reïncarnatie een hoger ontwikkelingsstadium kunnen bereiken en waarbij rassen de verschillende ontwikkelingsstadia van de mensheid vertegenwoordigen – met de Europeaan bovenaan de hiërarchie. Hoe is dit geen rassenleer?
De gebruikelijke reactie van vrije scholen en antroposofen op dit soort kritiek is dat uitspraken zijn ingegeven door het tijdsgewricht waarin Steiner leefde of dat men Steiner niet begrijpt. De directeur van een vrije school en andere antroposofen die ik interview als research voor dit essay trekken zich terug zodra het hier over gaat.
In Duitsland denkt een handjevol onderzoekers daar inmiddels anders over. Martyn Rawson, die zelf uit de antroposofische hoek komt, vindt bijvoorbeeld dat de waldorfbeweging (inclusief de commissie-Van Baarda) tot nu toe niet zelfkritisch genoeg is geweest: Steiners uitspraken komen wel degelijk voort uit een rassenleer. Dat wil niet zeggen dat daarmee waldorfscholen of leraren racistisch zijn, schrijft hij. Zeker niet. Maar de waldorfbeweging moet het wel erkennen, wil ze echt werk kunnen maken van diversiteit en wil ze het curriculum kunnen ‘dekoloniseren’.
Voorbeeldfunctie
Ik moet denken aan het periodevak ‘de ontdekkingsreizen’. Vrije scholieren krijgen de eerste twee uur van de dag thematisch onderwijs dat past bij het ontwikkelingsstadium waarin leerlingen zich op dat moment bevinden: de Franse en Russische Revolutie voor rebellerende pubers, de ontdekkingsreizen voor brugklassers omdat ze dan zelf hun ‘grenzen verleggen’. Dat klinkt aardig. Maar daarmee krijgt de lesstof een soort voorbeeldfunctie. En dat is problematisch bij thema’s waar we in de afgelopen honderd jaar anders over zijn gaan denken, zoals de ontdekkingsreizen (op mijn oude vrije middelbare scholen – de Haagse en de Leidse – staat het vak nog altijd beschreven op hun site).
In de eerder genoemde podcast over diversiteit van de vrije pabo verwoordt oud-vrijeschoolleerling Nina Hosseini treffend wat daar niet aan deugt: ‘Ik vond het achteraf nogal pijnlijk dat de ontdekkingsreizen grensverleggend werden genoemd. Je zou het ook de start van kolonisatie en massamoord kunnen noemen, maar dat klinkt natuurlijk niet zo gezellig.’ De podcastmakers beamen dat er inderdaad ‘perspectieven’ (zoals die van gekoloniseerde volken en tot slaaf gemaakten) aan dit soort thema’s moeten worden toegevoegd. Aan het probleem van de koppeling lesstof-ontwikkelingsfase wagen ze zich niet.
Toch zijn er lichtpuntjes. Op verschillende plekken in Nederland zijn er initiatieven van ouders en leraren die het radicaal anders willen doen en in de buurt komen van Rawsons dekolonisatie-idee. Opvallend is wel dat daarvoor vaak nieuwe scholen opgericht moesten worden. In Rotterdam-West bijvoorbeeld (alleen het naambord bij de ingang is al niet in het bekende abgeëckte houtreliëf gebeiteld). Daar startte negen jaar geleden een club ouders in een buurt met een kleine 175 nationaliteiten een nieuwe vrije school die een afspiegeling van de wijk moest worden.
Hervormingen
De belangrijkste wijziging is de aanpassing van de jaarfeesten geweest. Voor buitenstaanders lijken feesten een futiliteit. Maar de elf jaarfeesten worden als zeer bepalend ervaren voor de vrijeschoolidentiteit. De vieringen zijn verbonden met de seizoenen en bedoeld als markeringen in het jaar om kinderen houvast te geven, een besef van tijd en ruimte. Omdat het onderwijs in het christelijke Europa ontstond, koppelde Steiner die aan christelijke feesten. Maar daar zou het hem niet om zijn gegaan. Wel om verbinding met de natuur en cultuur waarin de kinderen leven.
Dus brachten ze in Rotterdam het aantal feesten terug tot vier niet-christelijke seizoensfeesten. Tegelijkertijd vroegen ze de ouders naar verhalen uit hun cultuur om die toe te voegen. In Amsterdam vullen de nieuwe scholen Waldorf aan de Werf en Waldorf Bijlmer de jaarfeesten juist aan met het joodse Chanoeka, het hindoeïstische Divali-lichtjesfeest, het islamitisch Suikerfeest en Ketikoti. Hoeveel scholen inmiddels bezig zijn met zo’n diversiteitsslag kan de Vereniging van Vrijescholen niet zeggen.
Hoewel het een manier lijkt om die geur van racisme af te schudden, vinden hardcore-sofen zulk onderwijs niet vrijeschools genoeg. Bij een deel van de leraren en ouders stuiten dit soort aanpassingen op weerstand – ook omdat ze zelf zulke fijne herinneringen aan de vieringen hebben, hoor ik onder anderen van Anna Vogel, docent aan de Vrijeschool Pabo. ‘Maar als we een afspiegeling willen zijn van de samenleving, moeten we bereid zijn ruimte te maken en misschien wel dingen opgeven’, vindt zij. Dat is óók in de geest van Steiner, ‘die vond dat je je aan moest passen aan de cultuur en plek waar je bent’. Ze heeft haar hoop gevestigd op de vrijepabostudenten die zelf om meer aandacht voor diversiteit in het curriculum vragen. ‘Zij zullen die ideeën straks meenemen naar de scholen waar ze komen te werken.’
Dat hoop ik ook. Al denk ik dat er meer moet gebeuren. Want inclusief onderwijs én je beroepen op iemand met racistische ideeën, gaat niet samen. Misschien dat een nieuwe generatie docenten het wel aandurft om de school los te maken van Steiner. Dan zie je echt rond; in een veranderende wereld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.