woensdag 18 juni 2025

‘Ik heb me al drie, vier keer in mijn leven voorgenomen dat ik niets meer met Israël-Palestina te maken wil hebben’

 




Interview

‘Ik heb me al drie, vier keer in mijn leven voorgenomen dat ik niets meer met Israël-Palestina te maken wil hebben’

Michiel Servaes
Michiel ServaesFoto Martijn van de Griendt
Michiel Servaes, directeur van Oxfam Novib, verdiepte zich als puber al in het lot van de Palestijnen. En nee, dat staat niet op gespannen voet met zijn joodse achtergrond. In mei was hij met zijn organisatie initiator van de Rode-Lijndemonstratie. Zondag 15 juni volgt het tweede protest.
is verslaggever en columnist van de Volkskrant en schrijft veel over (sociale) media en emancipatie.
V
oor Michiel Servaes (53) komt vandaag veel samen. Al vanaf eind oktober 2023 schuift de directeur van Oxfam Novib overal aan om te praten over het lot van de Palestijnen, maar zijn betrokkenheid bij het onderwerp gaat verder terug: een slordige veertig jaar. Als puber ontdekte hij, lezend in de boekenkast van zijn ouders, dat uit het verhaal over Israël, zoals hij dat op school en via zijn Joodse opa en oma had meegekregen, het Palestijnse perspectief was weggemoffeld. ‘Ik had een geromantiseerde versie gehoord. Ik dacht: waar slaat dit op?’
Het is zondag 18 mei en het lijkt erop dat de demonstratie van vanmiddag, waarvan Oxfam Novib initiatiefnemer is, groot gaat worden. ‘Nu voel je het omslaan’, zegt Servaes, ‘de stille meerderheid mobiliseert zich. In april dachten we: we maken een slinger van mensen in het rood die elkaars hand vasthouden, van het Vredespaleis naar het Binnenhof: dat is 2,5 kilometer, dan zijn er 2.500 mensen nodig.’ Vooraf al stroomden 37 duizend aanmeldingen binnen. ‘Dus wordt het een mensenslurf door Den Haag, van 5 kilometer.’ Een hele onderneming voor Servaes, want die heeft net zijn kniebanden gescheurd – heel suf, een rare draai gemaakt op de trap.
Als man of the hour staat Servaes (spijkerbroek, rood shirt, rood Adidas-jackie bij de hand voor straks) bij het koffiezetapparaat in de Oxfam Novib-kantine. Groene nylonhesjes worden aangetrokken, vrijwilligers toegesproken, een hondje met een rode tulen kraag wordt aangelijnd en de vriezers zitten propvol watermeloenijsjes. Bekenden en onbekenden komen langs bij Servaes voor een dankwoord, een praatje, handdruk of knuffel.
Op het Malieveld komt even later een oudere man op hem af, hij loopt met een stok. ‘Ik red het niet om mee te lopen, maar ik wilde hier toch zijn.’ Anton Philips heet hij, 93 jaar, een nazaat van de Philips-oprichters. Zijn vader zat in het verzet in de Tweede Wereldoorlog, zegt Philips tegen Servaes. De man leest vanaf een briefje vijf actiepunten voor: ‘Associatieverdrag opschorten, militaire samenwerking bevriezen, reisverboden voor bepaalde personen, banktegoeden bevriezen van mensen die eraan meewerken, helpen de humanitaire blokkade doorbreken’.
‘U kunt gewoon de woordvoering doen voor ons!’, zegt Servaes.
Voor Philips is het de tweede demonstratie van zijn leven, veel anderen willen vandaag aan Servaes kwijt dat het hun eerste is. Daar is ook op gemikt: een demonstratie waar je met je moeder of je kind naartoe kan. Het is belangrijk dat het vandaag ordelijk verloopt: ‘Als straks 99,9 procent van de mensen braaf met zijn broodtrommel en rode shirtje meeloopt, maar drie mensen een vlag dragen waar sommige politici aanstoot aan nemen, dan buitelen Kamerleden weer over elkaar heen om deze demonstratie te framen alsof hier iets verschrikkelijks gebeurt.’
Servaes hoopt dat hij straks zijn vrouw Eline langs de kant ziet staan, met zijn dochters van 4 en 6, Liz en Mia – Servaes heeft ook nog twee kinderen uit een eerder huwelijk. ‘Eerder ging ik met ze naar de Feminist March, maar dat vond de kleinste maar niets.’
Er doen vandaag meer dan negentig organisaties mee, van christelijke hulporganisaties tot aan vakcentrale FNV. Pushen doet Servaes nooit. ‘Ik zeg dan gewoon: ik zou het heel fijn vinden als jullie ook meedoen. Voor sommigen is dat spannend, ja.’ Iemand uit de organisatie komt op Servaes af: ‘We horen dat de NS-stations helemaal vastlopen.’ Een kleine glimlach kan hij niet onderdrukken.
Servaes is een van de koplopers, met directeuren van organisaties als Amnesty, Pax en Plant een Olijfboom loopt hij achter een breed Rode Lijn-spandoek. Als de stoet eenmaal op weg is over de Koningskade, kijkt Servaes achterom: ‘Ik zie het eind van de mensenstroom niet meer.’ Op de hoek voor de Hofvijver ziet Servaes zijn vrouw en kinderen staan. ‘Lizzy, hier!’, roept hij met waterige ogen.
‘Een kwart van Nederland stemde op de PVV, maar driekwart van Nederland niet’
Michiel Servaes, directeur van Oxfam Novib
De woensdag na de demonstratie is hij er nog niet van bekomen: er kwamen ongeveer honderdduizend mensen. Hoe hartverwarmend dat ook was, concrete resultaten ziet hij nog niet. ‘Van alle moties die deze week in de Kamer zijn ingediend om de Nederlandse positie te verscherpen, is er niet één aangenomen. In die zin heeft onze demonstratie nul effect gehad. Nul. En toch is het de enige manier: aanschuiven in talkshows, praten, demonstreren. Als het niet helpt, dan doen we het nog een keer.’ En jawel: vlak na dit interview laat Servaes weten dat er een tweede Rode Lijn-demonstratie komt, op 15 juni.
Servaes woont in een vrolijk, groot gezinshuis in een boomrijke straat vol oude huizen in Rijswijk. Kindertekeningen aan de wand, een schoolfoto van zijn oudste dochter: ‘Die ketting nam ik voor haar mee uit Palestina, die wilde ze per se om.’
Rode Lijn-demonstratie in Den Haag.Foto Arie Kievit
Hoe is het met je knie?
‘Het laatste stuk naar kantoor heb ik gestrompeld, maar dat was niet erg. Ik was overweldigd, geëmotioneerd ook. De kracht was dat je ziet dat mensen in Nederland zich durven uitspreken. We wisten al dat een meerderheid van de Nederlanders zich tegen het kabinetsbeleid inzake Gaza keert, maar het is toch anders als ze hun zondag ervoor opofferen.’
Waarom denk je dat deze demonstratie zo groot werd?
‘In de eerste plaats natuurlijk vanwege de horror in Gaza. Het gekke is: in die eerste fase, tussen oktober en maart, zijn de meeste doden gevallen, gemiddeld 350 per dag. Maar als mensen en kinderen in stukken op straat liggen, zien wij dat niet op televisie. Om de een of andere reden laten media uitgemergelde kinderen wél zien. Die beelden zijn niet te verdragen en dat heeft een belangrijke rol gespeeld. Verhongering, en dat klinkt wrang, laat zich beter overbrengen dan de eerdere verschrikkingen.
‘Daarnaast: we zijn een tijd verlamd geweest door de politieke realiteit in Nederland en de framing van mensen die zich over Gaza uitspreken. Daar komen we nu langzaam uit. Een kwart van Nederland stemde op de PVV, maar driekwart van Nederland niet. Ik zag steeds kleine sprankjes van verzet. Je zag het rondom die lintjes die minister Faber niet wilde laten uitreiken. En na de Maccabi-rellen in Amsterdam, toen het kabinet dat een-op-een aan de integratie van moslimjongeren koppelde.’
Vind je het pijnlijk dat Schoof een videoboodschap stuurde naar het Cidi, dat op zondag jubileerde, en niet reageerde op deze demonstratie?
‘Ik vind het onbegrijpelijk. Dat is een teken dat er een gigantisch gat zit tussen het kabinet en de samenleving. Dat hij zich zo nauw verhoudt tot díé vertegenwoordiging van de Joodse gemeenschap, is denk ik een totaal verkeerde inschatting. De Joodse gemeenschap is veel diverser.’
‘In dat filmpje voor het Cidi haalde Schoof Israëlkritiek en antisemitisme door elkaar, hij ziet niet hoe kwalijk dat is. Ik heb zelf een joodse achtergrond. Als dat voor mij íéts betekent, dan is het dat je je vanuit je persoonlijke geschiedenis probeert in te zetten om iets wat op de holocaust lijkt op alle mogelijke manieren te voorkomen. Ik zie er eerder een extra motivatie in dan dat ik een spanning zie tussen mijn joods-zijn en Palestina.’
Begin april ging Servaes met de directeuren van Amnesty International, Artsen Zonder Grenzen, Save the Children en Pax op bezoek bij premier Schoof. Ze boden de petitie ‘Niet in Mijn Naam’ aan, waarmee bekende en onbekende Nederlanders verklaarden afstand te nemen van de kabinetslijn inzake Israël.
Wat zei premier Schoof?
‘Het gesprek was ontluisterend. Schoof had eerder gezegd: het internationale recht is de rode lijn. Ik dacht: dat is een goed begin voor dit gesprek. Dat deze is geschonden, is uitgebreid gedocumenteerd. Maar in het gesprek trok hij de bizarre conclusie dat dit niet zo was. We vroegen: wanneer is die lijn voor jullie dan wél overschreden? Schoof zei: ik zie niet één punt, ik werk niet met een rode lijn. Het internationaal recht is de maatstaf waarlangs we het gedrag van bevriende naties leggen. Trek je dat in, dan is er niets meer.’
‘Als het niet helpt, dan doen we het nog een keer’
Michael Servaesdirecteur van Oxfam Novib
Als brugklasser al demonstreerde Servaes tegen kernwapens, op een kruispunt in zijn geboorteplaats Oss. ‘Een klasgenoot was bij een demonstratie tegen kernwapens in Amsterdam geweest, ik vond dat machtig interessant. De middelbare scholen van Oss organiseerden een soort sit-in en toen mocht ik ook, het duurde een uur en er kwam een stukje in het lokale sufferdje. Als er toen al iets van een activistisch hart in mij ontwaakte, dan kwam het door het strafwerk. We hadden gespijbeld, dus moest ik een opstel schrijven waarom ik dat had gedaan. Toen dacht ik: tof, ik mag redenen verzinnen waarom ik demonstreren belangrijker vind dan school. Het was een welkome straf.’
Hoe zag je activistenbestaan eruit in je puberteit?
‘Ik was erg bezig met wat er gebeurde in de wereld. Eind jaren tachtig, begin jaren negentig gebeurde er van alles, het einde van de Koude Oorlog, de vrijlating van Nelson Mandela, de Golfoorlog...
‘Ik denk dat ik het ook van huis uit meekreeg. De familiegeschiedenis van mijn moeder heeft invloed gehad op mijn besef van kwetsbaarheid: dat wereldpolitiek een enorme invloed op je leven kan hebben. Mijn vader was bedrijfsarts in fabrieken en hielp vaak mensen die toen nog gastarbeiders werden genoemd, de maatschappelijke betrokkenheid kreeg ik van hem mee. Maar politiek, dat was iets van mezelf. Als ik niet kon slapen, luisterde ik met een klein radiootje naar Met het Oog op Morgen. Ik knipte stukjes uit de krant. Gewoon een klassieke nerd, zeg maar.’
Werd er over die familiegeschiedenis gesproken?
‘Het was altijd aanwezig, maar ik leerde pas later hoe het allemaal zat. Mijn moeder noemde haar ouders bijvoorbeeld paps en mams. Maar ik zag dat ze ook een papa en mama op de verjaardagskalender had, die hadden een andere geboortedatum. Dat was omdat mijn moeder, die in 1941 werd geboren, in 1943 aan een ander gezin is meegegeven, omdat haar ouders moesten onderduiken in Friesland. Dat was de familie Van der Laan, mensen van wie ze die eerste jaren dacht dat het haar ouders waren.
‘Ik noemde ze allemaal opa en oma, maar mijn moeder hield het onderscheid tussen mama en papa en paps en mams, haar echte ouders, met wie ze is herenigd na de oorlog. De hele familie van mijn opa is vermoord in de oorlog. Hij kon daar niet over praten, was zwaar getraumatiseerd. Een tante is na de oorlog naar Israël geëmigreerd en stichtte daar een gezin, dus ik had een Israëlische neef van mijn eigen leeftijd. Mijn moeder heeft in een kibboets gewoond toen ze 20 was, en mijn zus ook.’
Jijzelf had geen interesse?
‘Het was erger dan ‘geen interesse’. Als puber ben ik me in het verhaal van de Tweede Wereldoorlog en Israël gaan verdiepen. Mijn zus is twee jaar ouder en had veel minder interesse voor de wereld, maar het Israël-Palestina-conflict was haar eindexamenthema. Ze vroeg aan mij: kun je me helpen? Ik heb haar toen door dat examen geloodst. Dat was een belangrijk moment, toen lazen we samen over de Nakba (de ver­drij­ving van Pa­les­tij­nen van hun grond­ge­bied in 1948 na de stichting van Israël, red.), wat helemaal niet in de Nederlandse geschiedenisboeken stond. Dat was voor mij reden er thuis over te beginnen, van: waar slaat dit op?’
Wat had je voor gesprekken?
‘Eigenlijk heel constructief. Mijn moeder heeft een flexibele geest, ik kon thuis overal over beginnen. Maar mijn zus ging wel dat jaar daarop naar die kibboets en toen ze terugkwam, merkte ik dat ze was beïnvloed. Ze had toen het Israëlische narratief overgenomen.’
En daarom wilde jij er juist niet heen?
‘Nee. Maar wat het is met dit onderwerp: ik heb me nou al drie, vier keer in mijn leven voorgenomen dat ik er eigenlijk niets meer mee te maken wil hebben. Het is een zwaar onderwerp en de reacties die het oplevert gaan je niet in de koude kleren zitten. Maar steeds vliegt het toch weer naar me terug.’
Michiel ServaesFoto Martijn van de Griendt
Je werd diplomaat. Is dat eigenlijk iets voor een idealist?
‘Ik begon eraan met het idee: je kunt op posities komen van waaruit je de wereld een beetje de goeie kant op kunt werken. Dit was eind jaren negentig, er gebeurden weliswaar vreselijke dingen, in Joegoslavië, in Rwanda, maar in algemene zin had je het idee dat de wereld de goede kant op ging. Ik dacht: gaaf, reizen naar verre plekken, en dacht ook idealistisch: Nederland heeft een voorbeeldfunctie.
‘Maar de diplomatie is hiërarchisch en traditioneel. Daar heb ik vanaf dag één moeite mee gehad, en dat werd steeds erger. Ik ging naar Macedonië, waar de burgeroorlog net was afgelopen. Mijn functie was om het vredesproces te ondersteunen, om etnische groepen dichter bij elkaar te brengen. Ik wilde aan de slag, de Koninginnedagreceptie kon me gestolen worden. Dat leidde tot frictie met mijn leidinggevende. Ik was te ongeduldig of te eigenwijs voor het werk als diplomaat, waarschijnlijk allebei.
‘Ik ben weggegaan omdat in 2010 kabinet Rutte I kwam, met gedoogsteun van de PVV, met een regeerakkoord waarin stond dat we ons uit internationale verdragen wilden terugtrekken. Toen werkte ik op de ambassade in Londen en moest ik op Britse ministeries dat beleid verkopen. Terwijl ik zélf dacht: dit slaat nergens op. Er zijn mensen die diplomatie zien als een waardeneutraal vak, als een ambacht, zoals schoenmaker. Dat kon ik niet.’
‘Er zijn mensen die diplomatie zien als een waardeneutraal vak, als een ambacht, zoals schoenmaker. Dat kon ik niet’
Michiel Servaesdirecteur van Oxfam Novib
Servaes ging in 2012 de Tweede Kamer in voor de PvdA, de partij waaraan hij al eerder eens een ‘heel slechte sollicitatiebrief’ had gestuurd. ‘Dit keer had ik beter mijn best gedaan op de brief. Ik had me als diplomaat met de financiële crisis beziggehouden en dat was wat ze in de PvdA nodig hadden. Ik ben op nummer 17 op die lijst gezet, hoog, voor een nieuwkomer.’
Als Kamerlid met portefeuille Buitenlandse Zaken vloog het thema Gaza weer terug naar Servaes: ‘In 2014 vuurde Hamas raketten af op Israël, Israël reageerde en legde scholen, ziekenhuizen en wijken in puin. De parallellen met wat er na oktober 2023 is gebeurd zijn groot, behalve dat het toen beperkt bleef tot vijf, zes weken.’
Servaes sprak het kabinet, inclusief zijn partijgenoot en minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans, er toen publiekelijk op aan dat zij de disproportionele aanvallen niet scherper veroordeelde. ‘Later ben ik ook de discussie over erkenning van de Palestijnse staat aangegaan. Dat leidde tot spanningen. Ik heb me stevig uitgesproken over de opstelling van ons kabinet en Timmermans. Het was toen al een gevoelig onderwerp, ze wilden de discussie in de eigen geledingen vermijden. Maar ik heb me nooit veel aangetrokken van wat goed is voor je carrièrekansen binnen de partij. Er was steeds de vraag of we niet konden schikken, of er geen ‘bredere mensenrechtenkaders’ waren waar we ons allemáál in konden vinden. Maar daarvoor vond ik dit thema te groot.’
De sfeer in de partij rond 2017 herinnert Servaes zich als ‘erg onplezierig’: ‘De leiderschapsstrijd tussen Diederik Samsom en Lodewijk Asscher verscheurde de partij. Ik stond bij de volgende verkiezingen nog wel op de lijst, weer op 17, maar ja: we weten hoe het toen met de PvdA ging.’ De partij leverde zwaar in, Servaes viel buiten de boot. ‘Ik had er niet veel moeite mee, ik had de politiek nooit als carrièrepad gezien. Het werk is slopend. Ik werk nu nog harder, denk ik, maar ik heb er meer controle over.’
Heb je als diplomaat geleerd hoe je handig bemiddelt in gevoelige onderwerpen?
Natuurlijk ben ik me bewust van hoe ik formuleer, maar in de diplomatie is het doel bijna om verschillen te bedekken met protocollen. Nu is het andersom: ik probeer mensen iets te laten zien, ze van een bepaald standpunt te overtuigen, dan is het verstandig ze goed mee te nemen. Hoe verschuif je het debat? Hoe zorg je dat je politici of het publiek meeneemt? Dan moet je je kunnen verhouden tot hen en zij tot jou.’
Je bent over Gaza ook niet gauw scherp of woedend. Is dat strategisch?
Dat zit ook in me, denk ik. Ik begin met luisteren. Ik kijk bijvoorbeeld hoe mensen reageren, op stukjes die ik op LinkedIn zet. Zo’n discussie over het karakter van de 4 mei-herdenking bijvoorbeeld, ik snap écht alle kanten. Ik vind ook dat zo’n herdenking anders moet, dat je niet kunt herdenken zonder dat te relateren aan het heden. Maar ik snap ook dat, in de diepste emotionele laag, mensen het moeilijk vinden om wat bekend is, los te laten. Omdat ik dat gevoel óók van dichtbij ken.’
En jouw joods-zijn informeert je daar ook in?
‘Ja, maar mijn activistische kant ook. We hebben er bewust voor gekozen om niet zelf als ngo-bestuurders op het Malieveld op het podium te gaan staan. De gedachte daarachter is: er zijn mensen die anderhalf jaar in de frontlinie shit over zich heen hebben gekregen. We betrekken de activisten en dat waarderen ze.’
Rode Lijn-demonstratie in Den Haag.Foto Arie Kievit
Denk je dat het makkelijker voor jou is om je boodschap over te brengen dan voor een Turks-Nederlandse vrouw met een keffiyeh om?
‘Helaas wel. Het voelt ook weleens alsof ik de plek inneem die niet mijn plek is. Maar het begint bij talkshowredacties. Die denken: als we een witte meneer van een gerenommeerde hulporganisatie dat verhaal laten vertellen, is het makkelijker voor onze kijkers én krijgen we minder over ons heen dan wanneer we een activist met een Palestijnse sjaal in beeld zetten.’
Je krijgt ook kritiek uit de voorhoede. In Buitenhof werd je gevraagd welk woord je zou gebruiken voor de situatie in Gaza. Toen je zei dat je het lastig vond, kreeg je felle kritiek op Instagram. Doet dat je wat?
‘Ik heb daar meteen op gereageerd. Mensen in de comments deden alsof ik het woord genocide niet wilde gebruiken. Dat is aantoonbaar onjuist. Ik vind het belangrijk om ook in mijn eigen organisatie dat perspectief van die voorhoede te hebben. Daar leer ik van, maar soms vind ik het nergens op slaan. Als je in een bepaalde periode het woord oorlog gebruikte, namen sommige activisten daar aanstoot aan, omdat oorlog zou impliceren dat er twee gelijke partijen zijn, en ze zijn niet gelijk. Maar in Gaza zelf zeggen ze oorlog, en dat vind ik dan net iets belangrijker.’
Zit er ook iets bitterzoets aan, om nu voor het eerst meer weerklank te krijgen?
‘Natuurlijk. Zelf heb ik daar geloof ik minder last van, omdat ik denk dat het geen zin heeft om mensen erop te wijzen hoe láát die weerklank is gekomen. Maar van activisten snap ik het. Ook in de media wordt de Rode Lijn-demonstratie neergezet als: dit keer is het wél goed gegaan, dit was beter dan die gemaskerde mensen die rondrenden op de UvA. Ik vind het belangrijk te blijven zeggen dat dit niet had gekund zonder de mensen die zich in die eerste fase hebben uitgesproken, die door de politiek zijn weggezet, geframed. Een demonstratie is niet alleen maar belangrijk als er witte mensen van boven de 60 in hun poloshirt voor naar Den Haag komen.’
Denk je dat een wat hardere voorhoede nodig is om de weg vrij te maken?
‘De vraag is hoe hard ze eigenlijk zijn. Zijn zij hard of wordt er hard op hun acties gereageerd? Mensen die beeldschermen kapotgooiden op de UvA, daar neemt iedereen afstand van, of die antisemitische begrippen hebben gebruikt, zoals jodenjacht. Die mensen zijn slecht voor de zaak waarvoor we staan. Maar veel mensen zijn inhoudelijk onderlegd, hebben zich vanaf het begin secuur uitgesproken en zijn alsnog weggezet als extreem. Nee, het waren mensen die het vroeg zagen en die, in overgrote meerderheid, op inhoudelijke en vreedzame gronden in actie kwamen.’
Rode Lijn-demonstratie in Den Haag.Foto Arie Kievit
Hoe zie je de rol van de media in deze kwestie?
‘Deze kwestie is een spiegel, een lakmoesproef, voor onze samenleving, voor het functioneren van ons politieke systeem en de media. Media hebben zo’n belangrijke rol in beeldvorming, in taalgebruik: wie je aan het woord laat, welke positie je zelf inneemt. Ik denk dat een groot deel van de media niet goed heeft gelezen hoe de samenleving reageert op wat er in Gaza gebeurt. Ik zie het besef nu gelukkig wel toenemen. Maar ze rapporteren hierover anders dan in andere oorlogssituaties, zoals die in Oekraïne.
‘Ook bij jouw krant zag ik te weinig besef of lef om principieel positie in te nemen. Het zit hem niet per se in de verslaggeving, maar in de duiding. Ik ben een trouwe luisteraar van de podcast De Kamer van Klok, waar het vaker over dit onderwerp gaat. Mij valt dan op dat deze kwestie bijna altijd met een Haagse bril wordt bekeken. Toen Femke Halsema het begrip genocide aanhaalde, nadat het NIOD die week stelde dat daar sprake van was, en zij het kabinet opriep om Israël tot de orde te roepen, hoorde ik jullie hoofdredacteur zeggen dat hij dat gratuit vond. Zo’n gesprek komt op mij vrij nonchalant over.
‘Ik snap best dat je bespreekt hoe gemeenten hiermee moeten omgaan, maar zo doe je geen recht aan deze belangrijke politieke boodschap op een belangrijk moment. Dan mis je the bigger point. Halsema vult een gat op dat landelijke politici laten vallen. Het was voor mij een voorbeeld van een moment waarop de krant ervoor kiest om niet de eigen positie te markeren, maar Haags te blijven duiden. Trouw en NRC hebben bijvoorbeeld in commentaren wel een positie ingenomen, zij het ook aan de late kant.’
Maar de krant heeft wel commentaren geschreven waarin positie wordt ingenomen en politici werden opgeroepen tot actie.
‘In de kringen waarin ik zit, worden stukken waarin kranten echt stelling nemen gedeeld, ik kan me niet herinneren dat De Volkskrant daarin een frontrunner is. Het gaat me erom dat je je als maatschappelijke speler tot zo’n groot onderwerp te verhouden hebt. En dan richt ik me heus niet alleen op De Volkskrant, ik vind dat alle media onvoldoende beseffen wat hun rol is.’
Je bent naar Gaza gegaan in februari. Waarom voelde je die behoefte?
‘Ten eerste omdat mijn directe collega’s daar zitten. Oxfam Novib is een confederatie, er vallen diverse Oxfam-landenkantoren onder de Nederlandse organisatie, waarvan één in Gaza. Het OPT-team zoals wij dat noemen, Occupied Palestinian Territories, telt 120 mensen en die hebben drie locaties, in Oost-Jeruzalem, Ramallah en Gaza. In Gaza zitten zo’n 35 humanitair werkers, op thema’s zoals water of landbouw. Ik ken ze goed en app met ze, want ik was er toevallig een paar maanden voor oktober 2023 nog. Daarom heb ik altijd de behoefte gevoeld om ernaartoe te gaan, om direct van hen te horen hoe het daar is en het met eigen ogen te zien. Het veiligheidsteam wilde niet dat ik zou gaan voor er een wapenstilstand was, omdat ik een te hoog profiel had, ze waren bang dat dat tot iets kon leiden.’
Hoe werd het hier thuis ontvangen, dat plan?
‘Met gemengde gevoelens.’ Servaes is even stil. ‘Mijn vrouw begreep het, want ze heeft die periode ook met mij doorleefd, ze weet hoe dit me bezighoudt en hoe verantwoordelijk ik me voel, maar ja, ze vond het niet leuk natuurlijk.’
Je ging met een VN-konvooi, begreep ik. Hoe weet je dat zo’n wapenstilstand ook echt serieus wordt genomen?
‘Je weet het niet. Als het escaleert, ben je niet zomaar weer weg. Je vertrekt op een bepaalde dag met zo’n konvooi, pas dan is er weer plek voor jou in het busje. Ik ben in die week in het hele gebied geweest, van Rafah en Al Mawasi in het zuiden, waar die grote vluchtelingenkampen waren, tot voorbij Gaza-Stad in het noorden, waar het helemaal platgewalst is.’
Kon je er wel van slapen?
‘Jawel, ja. Maar het was exceptioneel. Ik ben vaker in een oorlogsgebied geweest, in Syrië, in Irak, ik word niet snel nerveus. Sterker, de grootste valkuil is dat ik in zo’n gebied soms denk: het gaat wel. Dit was echt anders. De heftigheid, de verhalen van collega’s. Er werd niet gebombardeerd, maar je hoort ’s nachts de drones over je hoofd vliegen. En daar zitten ook wapens op.’
Wat heb je geleerd van dat bezoek?
‘Er zijn veel dingen die je pas kunt begrijpen als je ze ziet. Na oktober 2023 werden mensen allemaal richting Al Mawasi gedwongen, ze kregen evacuatieorders. Daar woont normaal gesproken niemand, het is een soort duingebied. Toen het tijdelijk staakt-het-vuren begon, zijn ze massaal teruggegaan naar hun huizen in Khan Younis, Gaza-stad en Jabalia, maar ze troffen daar niets aan. Toch weigeren ze opnieuw terug te gaan naar Al Mawasi, omdat ze blijven waar hun huis stond, desnoods in een tent op het puin. Ook als dat betekent dat ze honger lijden. Dat mensen een grens bereikt hebben van wat ze nog willen opgeven, snap je allemaal pas als je er bent.’
Hoe gaat het met de medewerkers daar?
‘Ik houd ongeveer één keer per maand een overleg met hen. Mensen zijn gelukkig bereid om te vertellen, maar je proeft, zoals ook vroeger in mijn eigen familie, ook wat níét wordt gezegd. De schaarse spullen die er zijn, kunnen mijn medewerkers zich nog veroorloven. Maar de rest heeft niets meer. Eén van de mannen met wie ik veel contact heb, ongeveer van mijn leeftijd, heeft een gezin met kinderen. Hij heeft al zijn spaargeld gebruikt om zijn gezin de grens naar Egypte over te krijgen, hij zit nu al een jaar zonder zijn gezin. Hij was best stevig, dat is hij nu niet meer. Je ziet ze afvallen.’
Wat kunnen jullie daar concreet doen op dit moment?
‘Niet veel. We proberen met lokale partners waterzuiveringsinstallaties draaiende te houden. We zorgen dat er vrachtwagentjes rondgaan met water. En we helpen met kleinschalige landbouwprojecten, proberen mensen met stekjes en zaadjes een beetje eigen voedselvoorziening te laten opbouwen. ’
Ben je collega’s kwijtgeraakt?
‘Van het Oxfam-team niet, wat statistisch een wonder mag heten. Maar iedereen daar heeft familie en vrienden verloren. Bij onze partnerorganisaties zijn wel mensen doodgegaan.’
Vertel je voor zo’n reis aan je jongste kinderen wat je gaat doen?
‘Nee, ze hebben geen idee. Ze weten überhaupt niet wat ik doe. Ze weten dat ik mensen met wie het slecht gaat probeer te helpen. Ze weten wat Palestina is, ze herkennen de vlag en ze hebben weleens watermeloentekeningen gemaakt. Mijn oudere kinderen zijn het wel een beetje gewend. Mijn ouders vonden het ook wel spannend, geloof ik.’ Haalt zijn schouders op.
Michiel ServaesMartijn van de Griendt
Het wordt geaccepteerd als iets dat bij je hoort.
‘Ja. Iedereen begreep waarom ik het wilde.’
‘in Gaza zelf zeggen ze oorlog, en dat vind ik dan net iets belangrijker’
Michael Servaesdirecteur Oxfam Novib
Na afloop van de tocht door Den Haag staat Servaes nog een hele poos handen te schudden op het Malieveld. Iemand van Oxfam Novib komt vertellen dat er meer dan honderdduizend mensen waren. ‘Vanochtend zei ik tegen iemand op kantoor: kijk even hoe groot de grootste demonstratie van de afgelopen twintig jaar was. Dat waren 85 duizend mensen, voor de klimaatmars. Dus nu kunnen we schrijven dat dit de grootste in twintig jaar was.’
Vlak voor dit magazine ter perse gaat, belt Servaes op. ‘We gaan op zondag 15 juni weer demonstreren in Den Haag. Het kabinet heeft niet gereageerd, de premier heeft alleen gezegd ‘dat hij de zorgen begrijpt’. Daar hebben we niet voor gedemonstreerd. Intussen zien we de situatie in Gaza verder verslechteren, met als nieuw dieptepunt dat mensen naar hulppunten worden gelokt en daar worden doodgeschoten. Er komt een Kamerdebat in de week na de 15de, waarna Veldkamp en Schoof naar Brussel gaan voor Europese topoverleggen. Dít is het moment dat er knopen moeten worden doorgehakt, er moet tot sancties worden besloten. Demissionair of niet, Gaza kan niet wachten.’

Cv Michiel Servaes

21 februari 1972 Geboren in Oss.
1991-1998 Studeert politicologie en internationale betrekkingen in Leiden.
1998-2000 Projectmanager bij een congresbureau.
2001-2012 Werkt voor Buitenlandse Zaken als diplomaat in Den Haag, Skopje, Brussel, en Londen.
2012-2017 Tweede Kamerlid voor de PvdA, woordvoerder buitenlandse zaken.
2018-heden Directeur Oxfam Novib.
2023 Actievoorzitter voor de actie van Giro555 voor de aardbeving in Turkije.
Servaes woont met zijn vrouw en vier kinderen (4, 6, 16, 19 jaar) in Rijswijk.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.