Ook te beluisteren.

Kan klimaatverandering nog worden ingeperkt, of is het daarvoor al te laat? Dat was de vraag die ik in augustus 2016 in dit blad probeerde te beantwoorden. Het gehalte koolstofdioxide in de atmosfeer bedroeg op dat moment 403 ppm. Vandaag de dag bedraagt dat 416 ppm. Zonder industriële revolutie zouden we op 280 ppm hebben gezeten.

Ik had de hoop noch de pretentie op ja of nee uit te komen. In de eerste plaats vroeg ik mij af wat er, achter de sluier van het IPCC (Intergouvernementele Werkgroep inzake Klimaatverandering), nu werkelijk door klimaatwetenschappers gedacht wordt. Het IPCC is een politiek orgaan. Nooit zal het de boodschap doen uitgaan dat we maar beter kunnen stoppen met alle inspanningen om verdere opwarming tegen te gaan, aangezien we toch binnen enkele generaties met z’n allen het loodje zullen leggen.

Nooit zal het IPCC zeggen dat rijke kustgebieden hun geld beter in dijken en kunstmatige eilanden kunnen steken dan in het terugdringen van hun CO2-uitstoot. Evenmin zal de werkgroep ooit pleiten voor geboortebeperking in Afrika, waar populaties nog altijd uitbundig groeien. Terwijl méér mensen simpelweg méér uitstoot van broeikasgassen betekent, zeker naarmate de welvaart van al die mensen toeneemt.

De centrale boodschap van het IPCC is dat de rampzalige gevolgen van klimaatverandering nog altijd te keren zijn, zolang we maar ons best doen. Steeds meer wetenschappers delen die mening niet, maar komen daar liever niet in het openbaar voor uit. Sommigen luchten echter gewoon hun hart, en zien wel wat ervan komt. In mijn artikel liet ik drie van zulke maak-van-je-hart-geen-moordkuil-geleerden aan het woord: de Amerikanen Peter Ward en Guy McPherson, en de Nederlandse meteoroloog en Nobelprijswinnaar Paul Crutzen.

Hun voorspellingen waren zo onheilspellend, dat het nochtans goed gelezen artikel door veel mensen werd afgedaan als veel te alarmistisch. Maar nu, zes jaar later, lijken de uitspraken van Ward, McPherson en Crutzen zich veel dichter bij de ‘mainstream’ te bevinden. De adviezen van het IPCC zijn mettertijd steeds urgenter geworden. Hittegolven als die van 2019 en overstromingen als die van 2021 plaatsten er een extra uitroeptekens achter.

LEES OOKZie het onder ogen: de mensheid wordt met uitsterven bedreigd
ALARMISME

Zijn mijn geïnterviewden van toen daar tevreden mee, of is hun alarmisme doorgeëvolueerd? Aan Crutzen – ‘als we zo doorgaan, halen we de 1000 ppm wel’ – kan ik het niet meer vragen, omdat hij inmiddels overleden is. Op zoek naar een andere academicus stuitte ik op de Utrechtse milieuwetenschapper Arie Staal. Hij is de tweede auteur, na David I. Armstrong McKay, van een artikel in het vakblad Science dat afgelopen augustus veel aandacht kreeg in de media. Onder de titel Exceeding 1.5°C global warming could trigger multiple climate tipping points werpt de paper licht op een aspect van klimaatverandering dat lange tijd minder aandacht van het IPCC kreeg dan het verdiende, namelijk het probleem van de zogenoemde kantelpunten.

Een kantelpunt is de drempel waarop een laatste zetje een systeem onherroepelijk en blijvend verandert. Qua klimaat gaat het om processen die in gang worden gezet door opwarming, en die daarna niet meer te stoppen zijn, zelfs als we de opwarming zouden weten te beperken.

Armstrong McKay, Staal en de acht andere auteurs identificeerden negen kantelpunten met een wereldwijde impact en zeven regionale kantelpunten die niettemin ‘substantiële’ gevolgen kunnen hebben voor het welzijn van de mensheid. Vervolgens koppelden ze deze kantelpunten aan de opwarming van de atmosfeer.

Wanneer de gletsjers van Groenland en westelijk Antarctica in hun geheel smelten, zijn Florida, Bangladesh en Amsterdam beslist verleden tijd.

In een overzichtelijke grafiek wordt op de X-as elk kantelpunt weergegeven door een balk waarvan de kleur verloopt van geel aan de onderkant naar donkerrood aan de bovenkant. Geel betekent: mogelijk. Donkerrood: zeer waarschijnlijk.

Op de Y-as staat de opwarming in graden Celsius. De ondergrens is de 1,1°C opwarming die de planeet als gevolg van de ontginning van fossiele brandstoffen al te pakken heeft. Alle balken zijn op deze hoogte nog geel. De kantelpunten die ‘mogelijk’ al een kritische duw hebben gekregen van die 1,1°C zijn het smelten van de gletsjers van Groenland en westelijk Antarctica, en het ontdooien van de permafrost langs de noordpoolcirkel.

De eerste twee zijn klassiekers uit het rampenscenario. De mens is een diersoort die graag aan de kust woont. Wanneer de bovengenoemde gletsjers in hun geheel smelten, zijn Florida, Bangladesh en Amsterdam beslist verleden tijd.

‘Sommige kantelpunten zijn zekerder dan andere,’ zegt Staal. ‘Vooral de zeespiegelstijging baart mij zorgen omdat sommige smeltkantelpunten al bij relatief weinig opwarming kunnen optreden. Het smelten van de kilometers dikke ijskap van Groenland zal steeds sneller gaan naarmate de bovenkant ervan lager in de atmosfeer komt te liggen, waar het warmer is. Dit proces is op een bepaald moment onomkeerbaar.’

Toch ‘mag’ de temperatuur van het verdrag van Parijs uit 2015 nog doorstijgen tot 1,5°C boven het niveau van voor de industriële revolutie. In de grafiek verschuiven de kantelpunten van Groenland en westelijk Antarctica dan naar ‘waarschijnlijk’.

De grens van 1,5°C heeft overigens niks met wetenschap te maken. Het getal komt voort uit een lobby van de Alliantie van Kleine Eilandstaten (AOSIS) tijdens de klimaatconferentie van Kopenhagen in 2009. De oorspronkelijke doelstelling was een stijging tot 2°C, maar vertegenwoordigers van de eilandstaat Tuvalu hadden laten doorrekenen dat hun land dan zeker door de golven verzwolgen zou worden. Na een hoop gekrakeel werd de stijging met 1,5°C afgehamerd die sindsdien tot het klimaatevangelie behoort.

Maar geen mens met verstand van zaken denkt dat dit realistisch is. ‘Ik ben heel pessimistisch over 1,5°C,’ zegt Staal. ‘Ook 2°C is lastig. We zitten op koers, denk ik, richting de 3°C in 2100.’

uitsterven

LEVENSGEVAARLIJK

Zo, drie graden. Laat ik de grafiek van Armstrong McKay, Staal en anderen erop naslaan. Dat de gletsjers van Groenland en West-Antarctica smelten: zeer waarschijnlijk. Dat de permafrost ontdooit: zeer waarschijnlijk. Dat het Amazonewoud afsterft: mogelijk tot waarschijnlijk.

Staal is gespecialiseerd in tropische bossen. Hij zegt dat hij niet precies weet waar het kantelpunt voor de Amazone ligt, maar hij weet wel dat ontbossing de voor een omslagpunt benodigde temperatuurstijging doet dalen. Door via hun bladeren grote hoeveelheden water te verdampen, organiseren bossen namelijk hun eigen regenval. Hoe meer er gekapt worden, hoe minder het zal regenen en dus hoe minder temperatuurstijging er nodig is om het kantelpunt de finale zet te geven die het woud in een savanne-achtig landschap zal veranderen. De hoeveelheid CO2 die daarbij de atmosfeer in zal stromen, is kolossaal, aangezien in het Amazonewoud zeer veel koolstof opgeslagen ligt.

Een temperatuurstijging van 3°C is zeker niet uit de lucht gegrepen. De laatste keer dat de atmosfeer zo’n 400 ppm aan CO2 bevatte, was tijdens het Plioceen (5,3 tot 2,6 miljoen jaar geleden). De temperatuur lag toen 3 à 4 graden hoger dan tegenwoordig, en de oceanen stonden 40 meter hoger. Het afgelopen jaar is het CO2-gehalte, ondanks alle duurzame inspanningen, met 2,36 ppm toegenomen. Binnen twee jaar passeren we de 420 ppm. En zelfs als de mensheid vanaf vandaag volledig zou stoppen met de uitstoot van broeikasgassen, zou de temperatuur nog decennia doorstijgen totdat de atmosfeer een nieuw thermisch evenwicht bereikt heeft.

Maar volgens evolutionair bioloog Guy McPherson, die ik zes jaar geleden aankondigde als de meest pessimistische man ter wereld, is ook het stoppen van de uitstoot levensgevaarlijk.

‘De grote hoeveelheid aerosolen die we met onze emissies de lucht in brengen, blokkeert een deel van het zonlicht,’ zegt hij telefonisch vanuit de VS. ‘James Hansen (de wetenschapper die klimaatverandering in 1988 op de politieke agenda wist te zetten, EC) heeft gezegd dat als we er abrupt mee zouden stoppen, de temperatuur binnen vijf dagen een graad omhoog zou schieten.’

ONMOGELIJK TE VERLEGGEN

Nu is de kans dat de mensheid dat gaat doen erg klein. Ons hele economische model is immers gebaseerd op de ontginning van grondstoffen, waaronder de fossiele energiebronnen steenkool, olie en aardgas (methaan). Wind- en zonne-energie zijn welkome duurzame bronnen, maar ze zijn grillig. Er dient altijd een betrouwbaar alternatief voorhanden te zijn.

In de praktijk zijn dat energiecentrales die op aardgas of steenkool draaien. Jazeker, we zouden op groene waterstof kunnen overstappen, een emissievrij gas dat uit zeewater vrijgemaakt kan worden op momenten dat er een overschot aan groene stroom voorhanden is. Maar helaas is de productie van waterstof inefficiënt, en de opslag problematisch. LNG oftewel vloeibaar aardgas heeft veel betere papieren, zo is het afgelopen jaar wel gebleken. Jammer dan voor het klimaat.

Daar komt bij dat de voedselindustrie nog veel moeilijker emissievrij kan worden gemaakt. De veeteelt brengt enorm veel methaan in de lucht, een broeikasgas dat meer dan 80 keer krachtiger is dan CO2 en waarvan het gehalte in de atmosfeer jaar na jaar toeneemt. Ook de voor akkerbouw benodigde kunstmest wordt gemaakt van onder meer aardgas. Dit kan in principe eveneens met groene waterstof gebeuren, maar vooralsnog levert Rusland grote hoeveelheden uit aardgas bereid kunstmest aan Brazilië voor de teelt van de soja waar in Nederland de varkens mee worden vetgemest voor de brandstofverslindende export.

Dit soort handelsstromen zijn bijna onmogelijk te verleggen. En naarmate mensen welvarender worden, gaan ze meer vlees eten omdat ze nu eenmaal geprogrammeerd zijn om dat lekker te vinden. In het geweldige boek Catching Fire. How Cooking Made Us Human, beschrijft de Britse antropoloog Richard Wrangham hoe jager-verzamelaars er ’s avonds enorm van balen als de jacht mislukt is en er louter plantaardig voedsel op het menu staat. Een flinke jachtbuit betekent daarentegen feest. Geen wonder dus dat zelfs in het vegetariërsparadijs India de vleesconsumptie volgens de National Family Health Survey (NFHS-5) meegroeit met de welvaart.

uitsterven

UITSTERVINGSGOLVEN

Het lijkt wel of de natuur haar eigen graf graaft. Volgens paleontoloog Peter Ward van de Universiteit van Washington in Seattle is dat ook zo. In 2009 lanceerde hij zijn Medea-hypothese, die precies het tegenovergestelde omvat van de beroemde Gaiatheorie van de dit jaar overleden milieuwetenschapper James Lovelock.

LEES OOKWe kunnen nog een hoop leren van de 100-jarige milieugoeroe James Lovelock

Gaia was volgens de Griekse mythologie een oergodin die bekend stond om haar moederliefde. Lovelocks theorie stelt dat de evolutie er bedreven in is de omstandigheden voor het leven op aarde steeds verder te verbeteren. Medea daarentegen was een machtige tovenares die haar eigen kinderen vermoordde. De evolutie heeft daar eveneens een handje van, vindt Ward. Want steeds als een bepaalde levensvorm de kans krijgt zich ongebreideld te vermenigvuldigen, gaat het verschrikkelijk mis.

Zo’n 2,3 miljard jaar geleden brak op aarde een ijstijd uit die honderd miljoen jaar duurde. De oorzaak was het leven zelf. Ongeveer tweehonderd miljoen jaar eerder had de evolutie een nieuwe manier bedacht om energie te oogsten: fotosynthese. Dat is een proces waarbij de energie in zonlicht wordt gebruikt om CO2 en water (H2O) samen te binden tot glucose (C6H12O6). Fotosynthetische micro-organismen slurpten op den duur zoveel van het broeikasgas CO2 uit de atmosfeer dat de oceanen tot aan de evenaar toe bevroren.

Iets vergelijkbaars gebeurde nadat 700 miljoen geleden de eerste landplanten de aarde begonnen te bedekken.

Twee andere beruchte uitstervingsgolven zijn de Perm-Trias-massa-extinctie van 251 miljoen jaar geleden en de Trias-Jura-extinctie van 200 miljoen jaar geleden. Aanvankelijk werden die toegeschreven aan buitenaardse oorzaken, zoals meteorietinslagen en gammaflitsen. Maar inmiddels denken veel onderzoekers, onder wie Ward, dat bacteriën in zee de boosdoener waren.

Tijdens periodes van grote opwarming, die meestal veroorzaakt worden door vulkanen die grote hoeveelheden CO2 uitbraken, raken de oceanen verstoken van zuurstof. Dat creëert een voortreffelijke biotoop voor zwavelbacteriën. Als onderdeel van hun metabolisme scheiden deze micro-organismen waterstofsulfide af dat ook in de atmosfeer belandt. En dat is een uiterst giftig gas dat wereldwijd dood en verderf kan zaaien.

De essentie van de Medea-hypothese is dat een bevolkingsexplosie binnen één soort de hele biosfeer kan ontwrichten. Dat momenteel de mensheid daar mee bezig is, is volgens Ward zonneklaar. ‘Dat maakt mijn theorie niet heel populair,’ zegt hij met een ironische ondertoon.

POST-EXTINCTIE-WERELD

De bevolkingsexplosie van de slimste apensoort is geheel te wijten aan de exploitatie van fossiele brandstoffen, die kunstmest en gemechaniseerde landbouw mogelijk maakte. In het kielzog van de mens speelt zich bovendien nog een bevolkingsexplosie af, namelijk die van de runderen en varkens. Al deze dieren verdringen de natuurlijke populaties door, via hun menselijke meesters, habitats in te nemen en te vernietigen.

In principe, zegt Ward, ‘beschikken we over alle gereedschappen om het leven op aarde te redden. Maar waarschijnlijk zijn we niet intelligent genoeg om er gebruik van te maken.’ Met andere woorden: te veel mensen zijn niet in staat om uit te stijgen boven kortetermijndenken, hebzucht, genot en onbenul. Medea heeft vrij spel.

De theorie van Ward gaat over massa-extincties, zijn specialiteit. ‘Laat er geen twijfel over bestaan,’ zegt hij: ‘De door de mens veroorzaakte zesde grote uitstervingsgolf is nu al aan de gang. Tijdens de covidpandemie was ik het thuis zitten op een gegeven moment zo zat, dat ik op mijn ouwe dag (Ward is 73 jaar, EC) weer veldwerk ben gaan doen. Op het eiland New Ireland (deel van Papoea-Nieuw-Guinea, EC) maar ook bij Fiji trof ik in diepe wateren veel meer nautilussen en andere inktvissen aan dan je zou verwachten. De reden: alle vissen die daarop jagen, zijn door overbevissing verdwenen. Robert Paine, een van mijn mentoren, toonde in de jaren zestig al aan dat roofdieren de biodiversiteit in stand houden. Naarmate we die uitroeien, belanden we in een post-extinctie-wereld waarin nog maar heel weinig soorten voorkomen.’

Wie in de weerapp Windy wel eens op de stikstofoxidekaart kijkt, ziet dat in Europa de lucht steevast het sterkst vervuild is in Nederland.

Overbevissing en klimaatverandering lijken misschien niets met elkaar van doen te hebben, maar schijn bedriegt. ‘Mensen beseffen niet dat we als soort volledig afhankelijk zijn van een habitat,’ zegt Guy McPherson. ‘Zonder overleven we niet. Toch zijn we die habitat nu op allerlei manieren aan het vernietigen.’

Klimaatverandering door de uitstoot van broeikasgassen krijgt veruit de meeste aandacht, maar zoals Staal al aanhaalde spelen ook andere menselijk activiteiten een belangrijke rol. Ontbossing en overbevissing bijvoorbeeld, maar ook de uitstoot van stikstofverbindingen. Het beschermen van natuurgebieden gaat niet om het behouden van kwetsbare plantjes, zoals wel geschamperd wordt, maar om het behoud van onze habitat. Wie in de weerapp Windy wel eens op de stikstofoxidekaart kijkt, ziet dat in Europa de lucht steevast het sterkst vervuild is in Nederland. Voorstanders van een streng stikstofbeleid zouden de gevolgen voor de volksgezondheid veel meer moeten benadrukken.

https://www.vn.nl/de-zesde-grote-uitstervingsgolf/?utm_source=aangebodendoorvn&utm_medium=email&token=NWY1VmdlYlRtSkJOUDlTc2hWYU9HOGlZU29QcHdmT1Z3UlU2cjJGektvYz0&utm_campaign=share&utm_source=nieuwsbrief&utm_medium=email&utm_campaign=Weekbrief+20230104