Moskou, 7 mei 2018. Vladimir Poetin in het Kremlin voor de inauguratieceremonie voor zijn vierde presidentstermijn© Xinhua / Sputnik / eyevine / ANP

‘Ik heb gewoon veel geluk gehad’, zegt Catherine Belton (46) bescheiden tijdens het Skype-interview, als ik haar complimenteer met haar bronnen. Haar boek Putin’sPeople is niet het eerste over de manier waarop Vladimir Poetin en de mannen om hem heen erin geslaagd zijn in twintig jaar tijd de Russische staat en economie vrijwel volledig naar hun hand te zetten, zichzelf te verrijken en een deel van hun geld en macht te gebruiken om Rusland weer op de kaart te zetten als speler op het wereldtoneel – voornamelijk door de systematische ondermijning van westerse landen en instituties. Maar het is zeker het best gedocumenteerde boek over deze materie – door de historicus Anne Applebaum onlangs in een recensie beschreven als het ‘standaardwerk’.


Veertien jaar heeft Belton eraan gewerkt, tot 2014 als correspondent van de Financial Times in Moskou en daarna vanuit Londen, als ‘Londongrad’ een belangrijke pleisterplaats voor Russische rijken, Russisch geld en Russische politieke invloed. Zij sprak talrijke Russische insiders die – vertelt ze – in het Westen wat spraakzamer zijn dan thuis in Rusland. Daaronder zijn veel ex-KGB-officieren wier naam ongenoemd blijft. Maar ook een groot aantal met naam en toenaam genoemde groten uit de Russische politiek, zoals Vladimir Jakoenin, tot voor kort hoofd van de Russische spoorwegen en een naaste vertrouweling van Poetin, en Sergej Poegatsjov, de Kremlin-insider en bankier die er in 1999 voor heeft gezorgd dat Poetin de zieltogende Boris Jeltsin opvolgde als president maar zich tegenwoordig, uit de gratie van het regime geraakt en al enkele keren aan een aanslag ontsnapt, heeft verschanst in een zwaarbewaakte villa in Zuid-Frankrijk.


De titel Putin’s People verwijst niet toevallig naar de spionageroman Smiley’s People van John le Carré. Beltons boek is echter geen roman maar een verbluffend journalistiek feitenrelaas, dat zich uitstrekt over meerdere decennia. Met haar achtergrond als financieel journalist schildert Belton gedetailleerd hoe Poetin en de zijnen de Russische economie naar hun hand zetten en hoe zij de baten naar het Westen weten te sluizen. Maar spannender misschien nog wel is de manier waarop zij het Rusland van nu, Poetins Rusland, in historisch perspectief plaatst. De ondertitel van haar boek is How the KGB took back Russia and then took on the West.


De geheime dienst KGB, waaruit president Poetin afkomstig is, was in de Sovjet-Unie een soort staat binnen de staat. De dienst was er in de jaren tachtig al op uit om, wanneer Rusland zich eenmaal van de communistische veren zou hebben ontdaan, economie en politiek naar zijn hand te zetten en de confrontatie met het Westen voort te zetten. Aanvankelijk ontglipte de macht aan de KGB (die tegenwoordig FSB heet): de USSR viel uiteen in vijftien staten. Met president Boris Jeltsin kwam een niet uit de KGB afkomstige president aan de macht en in de economie werd de dienst uitgemaakt door een kaste van ‘oligarchen’ die hun fabelachtige rijkdom ontleenden aan de ondoorzichtige wijze waarop de economie was geprivatiseerd.


De jaren negentig werden echter door de oude KGB-kaders goed besteed: met het behouden en uitbouwen van netwerken en contacten in het Westen, zowel op politiek als op economisch gebied. Al eerder bestaande schema’s voor het onderhands uitvoeren van grondstoffen werden vervolmaakt, onder valse vlag in het Westen aangelegde kapitaalrekeningen – waarmee invloed kon worden gekocht of afgedwongen, nieuwe economische initiatieven gefinancierd en embargo’s op technologie-export naar Rusland worden ontdoken – uitgebreid.


Eén groep KGB’ers betoonde zich in deze veelal chaotische tijd in Rusland buitengewoon actief en vindingrijk: die in de tweede stad van het land, Leningrad en later Sint-Petersburg. Rond de jonge ambitieuze KGB-officier Vladimir Poetin, die eerder zijn sporen had verdiend als chef de bureau van het KGB-kantoor in het Oost-Duitse Dresden, vormde zich daar een kongsi van ondernemende KGB’ers, waarvan de meeste leden deze dagen nog altijd op de eerste rij zitten als Poetin in het Kremlin een toespraak houdt.


Het innovatieve in hun optreden bestond erin dat, afgezien nog van clandestiene uitvoer van grondstoffen en het wegsluizen van de baten daarvan naar rekeningen in binnen- en buitenland, zij ook de hand wisten te leggen op allerlei sleutelsectoren van de lokale economie, zoals de zeehaven. Geld was daarvoor een belangrijk instrument, maar ook de opsporingsbevoegdheden van de KGB, en daarmee de mogelijkheid onwillige zakenrelaties voor een of ander vergrijp achter de tralies te brengen, bewezen goede diensten.


En in laatste instantie was er ook nog de bloeiende samenwerking van de groep rond Poetin met de georganiseerde misdaad ter plaatse. Die maffia beschikte ook over uitgebreide netwerken om in het buitenland zwart geld te witten. De KGB’ers van Sint-Petersburg waren geenszins de enigen binnen het KGB-milieu die in de jaren negentig aan een nieuwe machtspositie bouwden, maar zij stonden wel bekend als degenen die daarvoor de hardste en soms wreedste methoden hanteerden, vertelt Belton. Die nietsontziende wreedheid is nog steeds een kenmerk van Poetin en de zijnen – gezien onlangs weer de aanslag op Aleksej Navalny en al die andere aanslagen op tegenstanders van het nu over heel Rusland heersende regime.


‘Oud-KGB’ers uit Moskou die ik heb gesproken, schrijven de wreedheid van Poetin en de zijnen toe aan het minderwaardigheidscomplex van de KGB’ers uit Sint-Petersburg’, zegt Belton. ‘Hoger KGB-kader in Moskou was afkomstig van de beste universiteiten en opleidingsinstituten die de Sovjet-Unie te bieden had. De mannen uit Leningrad hadden zo’n achtergrond niet. Die moesten het hebben van hun bereidheid tot het uiterste te gaan bij het verwerven van macht en rijkdom. De manier waarop ze de zeehaven onder controle hebben gebracht, en het geweld dat daarbij is toegepast, zijn daarvan een voorbeeld. Hun kracht binnen de KGB was dat ze verder durfden gaan dan wie ook, en dat dit algemeen bekend was.’


Poetins verontwaardiging over de ontbinding van de Sovjet-Unie in 1991 – door de president in 2005 voor het eerst in het openbaar een ‘catastrofe’ genoemd – moet je eveneens in dit licht bezien, meent Belton. Voor mannen zoals hij, gepokt en gemazeld in het praktische werk van een geheime dienst maar zonder al te veel intellectuele ballast, was de teloorgang van de ‘wereldmacht Sovjet-Unie’ waarin ze hadden geloofd en waaraan ze hun beste krachten hadden gewijd, een persoonlijk drama. En iets waaraan ze wilden proberen wat te doen.


Hoe en waarom onze man uit Sint-Petersburg eind jaren negentig naar Moskou werd gehaald, en daar razendsnel carrière maakte – hoofd van de FSB, minister-president – blijft ook voor Belton enigszins raadselachtig. Een verklaring zou kunnen zijn dat Poetin al vanaf het begin van zijn carrière, in het Oost-Duitse Dresden, binnen de KGB een veel belangrijker positie innam dan eerder werd aangenomen. Een van de meer sensationele hoofdstukken in Putin’s People is aan die periode gewijd.


De jaren negentig werden door de oude KGB-kaders goed besteed: met kapitaalrekeningen in het Westen kon invloed worden afgedwongen

‘Ik was aanvankelijk helemaal niet van plan om over Poetin in Dresden te schrijven’, vertelt Belton. ‘Maar door de jaren heen kreeg ik steeds meer de indruk dat er meer over te zeggen viel. Poetin heeft zelf een grote rol gespeeld bij het aan het oog onttrekken van zijn activiteiten in Dresden. In een boek met interviews lachte hij in 2000 alle geruchten dat hij “een superspion” geweest zou zijn weg. “Alles wat ik daar gedaan heb, is een open boek en kun je nalezen in de archieven van de Stasi”, de Oost-Duitse geheime dienst, zei hij dan. Maar juist het deel van de Stasi-archieven dat gaat over de betrekkingen met de KGB is spoorloos verdwenen.


Volgens een van mijn bronnen, een ex-KGB’er die later in Leningrad met Poetin gewerkt heeft, was Dresden helemaal niet de onbeduidende provinciestad waarvoor Poetin het wil laten doorgaan. In Oost-Berlijn wemelde het van de geheim agenten, maar in Dresden kon je onbespied je gang gaan.’ De stad was een draaischijf voor de gebruikelijke activiteiten van de KGB en Stasi: contacten onderhouden met netwerken in het Westen, discrete deals organiseren voor export van goederen en kapitaal, en de import van mogelijk strategische technologie.


Het is zelfs, denkt Belton, niet uitgesloten dat Poetin de hand heeft gehad in de coördinatie van terroristische activiteiten, onder andere in West-Duitsland. ‘Ik heb een voormalig lid van de Rote Armee Fraktion kunnen spreken die mij vertelde hoe de RAF-aanslagen op Amerikaanse militairen en West-Duitse prominenten in Dresden werden voorbereid, inclusief de levering van de benodigde wapens. Dat gebeurde in overleg met Stasi-agenten, maar het lijkt onwaarschijnlijk dat de KGB daar niet mede de hand in had. De Stasi deed niets zonder toestemming van de KGB, hebben veel Stasi-agenten later verklaard.’


Catherine Belton – ‘Pas na de bezetting van de Krim in 2014 is het Westen echt wakker geworden





















In 1999 was duidelijk dat het bewind van Boris Jeltsin in Moskou op zijn eind liep: de president was zwaar aan de drank en de groep om hem heen, die ‘de familie’ genoemd werd, was verwikkeld in allerlei corruptiezaken. Het moment waarop de KGB zo lang had gehoopt leek aangebroken: de geheime dienst zou het land vast in handen nemen. Plan A voorzag in het presidentschap van Jevgeni Primakov, die onder Jeltsin onder meer minister van Buitenlandse Zaken en premier geweest was, maar in toenemende mate met de kliek rond Jeltsin op ramkoers lag. Primakov was van plan om aan het bewind van Jeltsin een krachtdadig einde te maken. Belton: ‘Hij zou in de Staatsdoema opstaan en zwaaien met de creditcard-afrekeningen van de familie Jeltsin.’


Maar zover kwam het niet, voornamelijk door toedoen van bankier en Jeltsin-vertrouweling Sergej Poegatsjov. Belton beschrijft hoe deze Jeltsin ervan overtuigde dat hij Primakov vóór kon zijn door een andere KGB’er als zijn opvolger naar voren te schuiven: de relatief onbekende en als democratisch gezind en liberaal bekend staande Vladimir Poetin, op voorwaarde dat deze – op dat moment premier – beloofde de beerput van de corruptie onder Jeltsin dicht te laten. Aldus geschiedde, in haast. Op oudejaarsavond 1999 maakte Jeltsin verrassend plaats voor Poetin als tijdelijk opvolger en enkele maanden won deze met gemak de presidentsverkiezingen.


Poegatsjov en ook Jeltsin zelf meenden in Poetin iemand te hebben gevonden die weliswaar voor orde en stabiliteit zou zorgen – dat kon Rusland op dat moment zeker gebruiken – maar bij wie tegelijkertijd de democratische verworvenheden, zoals vrije media, in goede handen waren. Dat bleek meteen al in 2000 een historische vergissing, toen het nieuwe regime begon aan het liquideren van de onafhankelijkheid van de voornaamste tv-kanalen.


Zouden Rusland en de wereld beter af zijn geweest als in 2000 Primakov de nieuwe president was geworden? ‘Misschien’, zegt Belton. ‘Sommige van mijn bronnen denken dat. In ieder geval zou een presidentschap van Primakov niet zo lang hebben geduurd. Primakov was een veteraan uit de sovjettijd en placht betrekkelijk diplomatiek te opereren. Hij wilde grote delen van de economie her-nationaliseren. Daar zou politiek verzet tegen gerezen zijn, en het is de vraag hoe lang hij daartegen had standgehouden.


Poetin had zich eind jaren negentig met succes als democraat en economisch hervormer geprofileerd. Er deed bijvoorbeeld het verhaal de ronde dat Poetin als voorzitter van de geheime dienst had geweigerd de telefoon van de oppositiepoliticus Grigori Javlinski te laten afluisteren, zoals Jeltsin hem gevraagd had, omdat hij dat een onaanvaardbare terugkeer naar sovjetmethoden achtte. Ook bepleitte hij verdere hervormingen in de richting van een markteconomie, die er in zijn eerste jaren als president ook waren – de belastinghervorming en de landhervorming.’


De onteigening en onderwerping van de twee grote tv-stations had een teken aan de wand kunnen zijn, vooral door de hardhandige manier waarop: de twee oligarchen van wie ze eigendom waren, Boris Berezovski en Vladimir Goesinski, zagen zich geconfronteerd met politiek geïnspireerde strafvervolging wegens malversatie en belastingontduiking, en vluchtten al snel naar het buitenland, terwijl in een eindeloze reeks juridische procedures hun zakenimperia werden geliquideerd en onder controle van Poetin en de zijnen kwamen.


‘Een voormalig oligarch heeft mij beschreven hoe de Russische wereld deze tekenen aan de wand niet wilde zien’, vertelt Belton. ‘Het ging goed met de Russische economie en daarom bekeek men Poetins optreden met een roze bril.’ Dat deed trouwens ook het Westen, zowel de politiek als de zakenwereld. Poetins Rusland was dan misschien geen schoolvoorbeeld van rechtsorde en democratie, de nieuwe man bracht echter, dacht men, stabiliteit en voortzetting van markteconomische verhoudingen in een land dat geen wereldmacht meer was, maar wel een potentiële afzetmarkt en een gebied voor lucratieve investeringen, vooral op energiegebied.



De onteigening en onderwerping van de twee grote tv-stations had een teken aan de wand kunnen zijn, vooral de hardhandige manier waarop : Nu, twintig jaar later, blijkt dat allemaal op een misverstand te hebben berust. Op papier heeft Rusland nog steeds een markteconomie, maar in de praktijk is de controle over de belangrijkste sectoren nu vrijwel geheel in handen van de groep rond Poetin. Het bekendste wapenfeit is natuurlijk de manier waarop de oligarch Michail Chodorkovski het olieconcern Yukos is ontnomen – zijn verzet tegen de onttakeling van zijn zakenimperium en zijn politieke aspiraties heeft de oligarch met acht jaar kamp moeten bekopen. Vrijwel alle grote ondernemers van Rusland kregen, als zij niet behoorden tot de kring van Poetins vertrouwelingen, te maken met intimidatie, geweld en eindeloze juridische procedures aan het eind waarvan je bedrijf je werd ontnomen, of je gedwongen was het ver onder de waarde van de hand te doen. De harde hand die geoefend was in Sint-Petersburg regeert nu over het hele land.


Tegelijkertijd werd de beginnende democratie in Rusland geleidelijk de nek omgedraaid. Na de onafhankelijkheid van de meeste media heeft ook die van de rechterlijke macht eraan moeten geloven. Verkiezingen worden vervalst, opposanten moeten voor hun leven vrezen, de Staatsdoema en andere vertegenwoordigende organen zijn verworden tot applausmachines voor het regime. Met een reeks van staatsrechtelijke trucs heeft Poetin ervoor gezorgd dat hij desgewenst tot 2036 kan aanblijven.


In Putin’s People beschrijft Belton dit proces vooral in zijn financiële aspecten. De manipulaties met de onteigende bedrijven in Rusland en de export van Ruslands bodemschatten brengen duizelingwekkende kapitaalstromen op gang. Poetin en de zijnen zijn er onvoorstelbaar rijk mee geworden, maar het is rijkdom onder voorwaarden – eveneens volgens het Petersburgse model moet iedereen op afroep bereid zijn een deel van zijn miljarden te steken in projecten die de top van de politieke piramide belangrijk vindt.


Daaronder is met name de projectie van de Russische macht in het buitenland – oftewel het streven van Rusland weer een wereldmacht te maken, en niet de in geostrategisch opzicht reus op lemen voeten waarvoor de kapitalistische wereld Rusland sinds de jaren tachtig had gehouden. Poetin en zijn KGB’ers hadden altijd al vermoed dat de democratische waarden die het Westen aan Rusland wilde opleggen geen stand zouden houden wanneer er maar voldoende geld in het spel was. Dat vermoeden van hypocrisie bleek in veel gevallen gerechtvaardigd.

De oude KGB-netwerken in het buitenland leven voort, alleen nu met veel meer geld ter beschikking. Dat geld wordt – met hulp van oude en nieuwe contacten – weggesluisd langs allerlei belastingparadijzen en bedrijfsconstructies die het soms moeilijk maken om er nog de werkelijke eigenaar van te achterhalen. Westerse banken en autoriteiten hebben daarvoor trouwens maar zelden echt belangstelling. Integendeel: het Russische geld en de Russische rijken werden op veel plaatsen met open armen ontvangen.


Dat opende de weg voor veel informele invloed en contacten binnen de lokale elite van het kapitalistische Westen. Het bleek mogelijk om met geld de droom, de hegemonie van het Westen op politiek en economisch gebied aan te tasten, te verwezenlijken. In Groot-Brittannië knoopten Russische rijken bijvoorbeeld nuttige contacten aan met Conservatieven die hun land uit de EU wilden laten stappen. In de VS waren ze de beste klanten van de projectontwikkelaar Donald Trump. In Duitsland, maar ook in andere landen, werden partijen en bewegingen die zich keerden tegen de bestaande politieke orde en de instituties van het Westen, zoals de NAVO of de EU, met geld gesteund.


Een ander voorbeeld is Frankrijk, waar sinds begin vorige eeuw een milieu bestaat van gefortuneerde Russen, nakomelingen van voor de revolutie van 1917 gevluchte Wit-Russen. Die zijn veelal razend enthousiast voor de droom van een groot en autocratisch Rusland, zoals Poetin die lijkt te realiseren. Belton beschrijft hoe onder hun invloed met name het Russische regime zich is gaan profileren als een heel aparte ‘civilisatie’, autocratisch bestuurd en diep orthodox-christelijk religieus – iets wat op het eerste gezicht niet voor de hand lag voor een groep in de sovjetideologie opgevoede leden van de geheime dienst in een nog steeds in hoge mate onkerkelijk land.


Was dat allemaal een vooropgezet plan? Wisten Poetin c.s. in 2000 al waarop zij in 2020 wilden uitkomen? ‘Het is stap voor stap gegaan’, zegt Belton. ‘Het onder controle brengen van de grote tv-stations was in 2000 een belangrijke en onontbeerlijke eerste stap. Het lag voor de hand om bij het in bezit nemen van de sleutelsectoren in de economie te beginnen met Chodorkovski: die was van plan verregaande samenwerking aan te gaan met grote energieconcerns in het Westen en had ook een duidelijk democratisch politiek profiel. Maar daarbij is steeds zorgvuldig geopereerd, met oog voor de formeel-wettelijke kaders, ook om niet in te boeten aan legitimiteit in de ogen van de internationale zakenwereld en politiek.


Het heeft ook tijd gekost, al die processen en gefabriceerde faillissementen bijvoorbeeld waarmee Yukos geliquideerd werd: pas in 2007 had men definitief alle delen van Chodorkovski’s concern in handen, en hebben Poetin c.s. ook voor het eerst echt begrepen hoe ver ze konden gaan. En inmiddels bleef de Russische economie op papier maar groeien, net als haar inkomsten, vooral door de hoge energieprijzen op de wereldmarkt. De grote jongens van Wall Street liepen in Moskou de deur plat voor een audiëntie bij Poetin, iedereen wilde wel een deel van die geweldige cashflow uit Rusland. Rusland was jarenlang de bron van de meeste beursgangen van bedrijven aan de beurs van Londen – de daarbij aan westerse investeerders overlegde boekhouding stelde vaak niets voor maar dat was beleggers om het even.’


Waarom heeft het zo lang geduurd voordat in het Westen – bij politici en zakenlieden – het besef doordrong dat Rusland een mondiaal probleem was en een politieke bedreiging? Belton: ‘Pas na de bezetting van de Krim in 2014 is men echt wakker geworden. Natuurlijk kon iedereen toen al vele jaren zien dat Poetin en zijn mannen naar believen elk bedrijf konden overnemen en volledige controle hadden over kapitaalstromen van soms bedenkelijke herkomst. Maar op de een of andere manier bestond in het Westen de illusie dat dit alles niet zo van belang was. In westerse ogen waren het dieven in een arm land, zonder een strategisch plan waaraan het Westen aandacht hoefde te besteden. Dat Westen had immers de Koude Oorlog gewonnen en Rusland was geen geopolitieke factor meer, dacht men. Dat Rusland een door en door corrupt land was, leek geen bedreiging, eerder een bewijs van zijn zwakte. Dat de kapitaalstromen door Rusland werden ingezet voor een bredere strategische agenda werd vóór 2014 nauwelijks onderkend. Westerse geheime diensten waren te druk met bestrijding van terrorisme uit het Midden-Oosten.’ Een sterk voorbeeld is het ongehinderde optreden van Gazprom: de door dit Russische gasbedrijf in heel Europa bedreven strategische politiek – waarbij landen in een afhankelijkheidspositie werden gedrongen – gold nauwelijks als een serieus probleem.


In strategische zin zou je de handelwijze van Poetin c.s. over twee decennia als een succes kunnen beschouwen: inderdaad is Rusland weer een factor op het internationaal toneel, zij het voornamelijk als hindermacht in westerse democratieën of als militair avonturier, in Syrië, Libië en elders. Maar er is ook een prijs voor dit alles, nog afgezien van de schade door de covid-epidemie waarmee de hele wereld te maken heeft. De Russische economie lijdt onder westerse sancties. Buitenlandse investeerders kijken tegenwoordig wel mooi uit om hun geld te steken in een economie waarin de staat naar believen tot onteigening kan overgaan. De internationale marktprijzen voor olie en gas, waarop Poetin en de zijnen hun rijkdom en politiek lang hebben gebaseerd, zijn gekelderd, samen met de populariteitscijfers van de president in Russische opiniepeilingen.


Het voornaamste probleem, denkt Belton, is nog wel dat de mannen rond Poetin geen idee hebben hoe een levendig economisch leven kan worden bevorderd. ‘Ik denk dat ze eigenlijk dezelfde fouten maken als hun voorgangers in de sovjettijd’, zegt ze. ‘Het resultaat van hun centralistische constructie is, net als in de jaren tachtig, economische stagnatie. Hun talent is dat ze weten hoe je kapitaalstromen kunt overnemen en manipuleren om je macht in eigen land zeker te stellen en in het buitenland chaos teweeg te brengen. Maar het stimuleren van een robuust economisch leven, of een economie die internationaal competitief is? Zulke vaardigheden maken eenvoudig geen deel uit van hun “toolkit”.


De Russische zakenlieden die ik spreek, zien geen enkel perspectief meer. Elke deal van betekenis moet door de staat worden goedgekeurd. Niemand durft te investeren als de overheid “carte blanche” heeft om je zaak over te nemen. Ik denk dat Poetin heel goed inziet dat het systeem dat hij tot stand heeft gebracht aan zijn grens is gekomen. Dat hij zich met veel kunstgrepen wederom tot president heeft laten verkiezen en tot 2036 kan doorgaan, zal niet baten. Protesten als in Belarus en Chabarovsk, uitingen van spontane “people power”, kan hij binnen deze context niet over zijn kant laten gaan. De aanslag op de eenzame opposant Navalny is tekenend: Poetin lijdt in toenemende mate aan paranoia ten aanzien van het behoud van zijn macht.’


https://www.groene.nl/artikel/poetin-en-zijn-mannen