zondag 23 juni 2024

OM-baas Rinus Otte: ‘Als het recht steeds minder het cement vormt in de samenleving, wat moeten we dan?’







OM-baas Rinus Otte: ‘Als het recht steeds minder het cement vormt in de samenleving, wat moeten we dan?’

Rinus Otte | Voorzitter College van procureurs-generaal Rinus Otte, de hoogste baas van het Openbaar Ministerie, is naar eigen zeggen „heel creatief en niet benauwd uitgevallen.” Een gesprek over de koerswijziging die zijn organisatie „vuurbestendig” moet maken, het „egodocument” van Inez Weski en zijn genegenheid voor Geert Wilders.

Foto Merlijn Doomernik




Camil Driessen
Marcel Haenen
21 juni 2024


Een jaar is Rinus Otte (63) inmiddels de hoogste baas van het Openbaar Ministerie. In die twaalf maanden heeft de buitenwereld nog niet bijzonder veel mogen vernemen van de voorzitter van het College van procureurs-generaal. Dat gaat weldra veranderen, want het OM staat voor een koerswijziging: vanwege capaciteitsproblemen gaat justitie scherper kiezen welke strafzaken wel en niet opgepakt worden en waarvoor verdachten vervolgd worden.

Otte vindt dat er dringend wat moet veranderen, vertelt hij in zijn Haagse werkkamer met zicht op de ‘apenrots’, het tijdelijke onderkomen van de Tweede Kamer. Strafzaken duren nu veel te lang en een te klein deel van de aangiftes wordt onderzocht. De OM-topman schetst dat er in Nederland ruwweg jaarlijks ongeveer 2 miljoen slachtoffers van criminaliteit zijn en 1 miljoen aangiftes, waarvan er slechts 250.000 door het OM opgepakt worden. En de afhandeling en berechting van die zaken gaat vervolgens veel te langzaam, vindt Otte. „Slachtoffer en dader krijgen nu pas na lange tijd duidelijkheid.”

Een van de oorzaken is dat de strafrechtketen – politie, justitie, rechtspraak – zaken „steeds complexer” is gaan maken en daarmee is afgedreven van zijn kerntaak: strafzaken zo snel mogelijk afdoen. Iemand die een bushokje vernielt, krijgt dan bijvoorbeeld geen boete van een paar honderd euro, maar moet naar een cursus om te leren omgaan met zijn boosheid.

„Het is een te hoogstaande ambitie om te denken dat met straf iemand kan worden opgevoed”, meent Otte – geen groot gelover in de maakbaarheid van de samenleving. „Maar wij moeten oppassen dat wij vanwege goede bedoelingen niet werken op een vlak dat primair toebehoort aan bijvoorbeeld de gemeente of Raad voor de Kinderbescherming.”

Hij wijst op recent wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat de kostbare, met preventiemaatregelen doorspekte en persoonsgerichte ‘Top600-aanpak’ van Amsterdamse veelplegers van high impact crimes niet tot minder misdaad onder de criminelen leidde.

Onder de vleugels van Otte, tevens hoogleraar organisatie van de rechtspleging aan de Rijksuniversiteit Groningen en voormalig rechter, keert het OM terug naar de basis: aan dader en samenleving met behulp van het strafrecht tonen dat een norm is overtreden. Of, in de woorden van Otte: „Een terughoudende strafrechtelijke inzet met een kalere, gelijkere en snellere afhandeling van misdrijven”.

Het is een te hoogstaande ambitie om te denken dat met straf iemand kan worden opgevoed

Hoe ziet een kalere afhandeling van een misdrijf er concreet uit?

„Neem een mensenhandelaar die je twintig strafbare feiten tegen twintig slachtoffers ten laste kan leggen. Het liefst willen die meisjes dat ook, want dan hebben ze recht op schadevergoeding. In mijn beleving kun je echter veel beter voor vijf strafbare feiten kiezen en die goed uitrechercheren, zodat het bewijstechnisch aan de maat is. Dat kost minder onderzoekstijd en biedt de kans een verdachte sneller uit de samenleving te trekken. De focus kun je dan weer op een andere zaak met andere slachtoffers leggen.”

Die mensenhandelaar gaat dan wel korter de cel in.

„Dat klopt. Maar je kunt die zaken van de andere geronselde meisjes wel als extra context in het strafdossier meenemen zodat ze een strafverhogend effect hebben. Stel dat je in die ene zaak voor die twintig strafbare feiten tien jaar celstraf kon vorderen, dan is dat met vijf strafbare feiten straks acht jaar.”

Onder het scherper kiezen dat u voorstaat, worden bepaalde zaken niet meer afgehandeld. Is winkeldiefstal een goed voorbeeld?

„Je kunt nooit in zijn algemeenheid zeggen dat de politie niet meer voor winkeldiefstal uitrukt. Maar je moet goed kijken of slachtoffers zich bewust kwetsbaar hebben gemaakt. Want moet je dan wel het dure strafrecht inzetten? Bij een grootgrutter die om allerlei economische redenen kiest voor zelfbedieningskassa’s en minder personeel, ligt dat anders dan bij een kleine winkelier.

„Maar dit raakt ook andere feiten. Bij zedendelicten is er meestal maar één getuige: de aangever. Dan moet je het hebben van steunbewijs zoals blauwe plekken, dna-restanten of dat iemand heel snel naar de buren is gerend om te vertellen wat er is gebeurd. Er is veel begrijpelijke druk vanuit de samenleving om op zedenmisdrijven strafrecht in te zetten, maar een zaak moet in beginsel volledig bewijsbaar zijn. Op het moment dat onze eerste indruk van het dossier is dat het bewijs heel moeilijk te verkrijgen is, dan moeten we voortaan eerder zeggen dat we die zaak dan niet verder kunnen oppakken.”

De nieuwe korpschef van de politie, Janny Knol, maakte in Oost-Nederland met het OM gedetailleerde afspraken over wat niet langer vervolgd wordt: hennepteelt tot 200 planten, dierenmishandeling en oplichting tot 2.000 euro. Zou dit landelijk moeten gebeuren?

„Dat vind ik een heel aansprekende richting. Met de politie ontwerpen wij momenteel een nieuwe richting voor ons vervolgingsbeleid. We moeten vaker kiezen. Juist ook bij veelvoorkomende delicten waar we nu al vaak minder mee doen, maar dat dan niet consistent door heel Nederland. Terwijl het vervolgingsbeleid dat juist wel zoveel mogelijk moet zijn.”

Dit voorjaar publiceerde Rinus Otte De Troost van gebrekkig strafrecht. In dit boek geeft de aanklager en hoogleraar, die na ruim twintig jaar als rechter in 2015 de overstap naar het OM maakte, „een wetenschappelijke terugblik” en „reflectie op de strafrechtspleging” waarin hij 35 jaar werkt. Otte omschrijft zich in het boek als geen geweldige wetenschapper. „Ik schreef te slordig, dacht niet altijd strak en mijn bijdragen hebben niet veel invloed gehad.”

Bent u wel een geweldige magistraat?

„Advocaten vonden mij een heel goede rechter. Ik heb me ook altijd als een vis in het water gevoeld in de zittingszaal tussen al die procespartijen en ik kon goed vonnissen schrijven. Ik heb altijd geprobeerd om in de zittingszaal alle betrokkenen zo goed mogelijk hun verhaal te laten doen en het gesprek met ze aan te gaan.”

Hoe typeert u zichzelf als OM-baas?

„Ik vind eigenlijk maar twee dingen heel goed van mezelf, de rest is matig. Ik ben juridisch en organisatorisch heel creatief en ik ben niet benauwd uitgevallen. Dat laatste was op de kleuterschool al zo. Dat helpt wel, want de hectiek bij het OM is altijd groot. Er is altijd shit. Er is altijd een vuurlinie. Maar je moet als organisatie vuurbestendig zijn. Soms is kritiek terecht en dan moet je ook voor je troepen staan en tegenover de buitenwereld zeggen: ‘Er is iets ergs gebeurd en we gaan het beter doen’.”

Maakt het uit wie de voorzitter is van het college bij het OM?

„Ik denk het wel. Acht jaar geleden zou ik het niet goed hebben gekund terwijl ik hetzelfde karakter had. Het heeft ermee te maken dat je de organisatie door en door moet kennen.”

Foto Merlijn Doomernik

In zijn boek ruimt Otte een apart hoofdstuk in voor euthanasie en levensbeëindiging. Nadat Otte in 2016 toetrad tot het College, besloot het OM voor het eerst een arts die euthanasie verleende strafrechtelijk te vervolgen en werden ook handelaren in middel X, een zelfdodingspoeder, vervolgd.

Wat maakt dat u zo door kwesties rond levensbeëindiging gegrepen bent?

„Het intrigeert mij dat beroepsgroepen die een vorm van eigen tuchtrecht hebben, zoals artsen, notarissen of piloten, de wet bijna als een bedreiging zien. Zij hebben eigen beroepsnormen, maar die beroepsnormen moeten wel getoetst worden aan het recht. Want het recht is hoger dan wat dan ook.

„Rond voltooid leven houdt mij bezig dat men niet goed overweg kan met zijn lijden en de oplossing buiten zichzelf zoekt. Bij levensbeëindiging is dat de overheid en een arts. Maar het speelt bij tal van onderwerpen.”

Waarom mag een mens niet voor de dood kiezen?

„Natuurlijk mag iemand voor de dood kiezen, maar als je wilt dat een ander het voor jou doet omdat je je leven voltooid acht, dan moet het wel binnen de grenzen van de wet. Wij hebben een hoogstaande euthanasiepraktijk, maar als je daarin een grens verlegt – wat aan de orde was in de zaak rond geriatrisch lijden die wij vervolgden en in het debat over voltooid leven – dan moet dat door de rechter, of nog beter de wetgever, geaccepteerd worden.”

Hangt uw fascinatie voor dit onderwerp samen met uw streng gereformeerde opvoeding?

„Eigenlijk niet. Wat mij triggert is de uitdrukking van Kennedy die ik als kind meekreeg: ‘vraag niet wat uw land voor u kan doen, maar wat u voor uw land kunt doen’. Men moet van de overheid niet al te veel verwachten. Dat zie je in extenso bij dit onderwerp, want als jij het leven voltooid acht omdat je lijdt aan het leven zelf, gaat het wel ver als je de overheid vraagt om je een arts ter beschikking te stellen die je doodt.

„Dit valt onder het maakbaarheidsdenken waar ik kritisch over ben. De individuele mens zoekt naar een optimum, dat het liefst ook nog door een ander voor hem georganiseerd wordt. Daarom verwacht hij zo veel van een regering, al komt dat ook doordat politici bepaalde verwachtingen wekken. Ik zal voor het OM spreken: wij kunnen niet een optimaal leven voor iemand genereren, daar is het OM niet voor en ook het recht niet.”

Tegelijk met uw publicatie verscheen nog een boek over het Nederlandse rechtsbedrijf: Het geluid van de stilte van strafadvocate Inez Weski. Hebt u dat inmiddels gelezen?

„Nee, daar heb ik geen zin in. Ik lees zelden iets over strafrecht. Alleen jurisprudentie. Er zijn allemaal knappe mensen die boeken schrijven over het strafrecht, maar die lees ik meestal niet.”

Weski schrijft dat ze vorig jaar na haar arrestatie, op verdenking van lidmaatschap van een criminele organisatie en schending van haar ambtsgeheim, in detentie dagenlang zo schofterig is behandeld door justitie dat ze in de cel vreesde te sterven…

Otte begint nu driftig te gebaren en met stemverheffing te interrumperen.

„Maar ze is een verdachte en die kan zo veel zeggen.”

Had uw reactie als OM-baas niet moeten zijn: ‘dit zijn zulke ernstige aantijgingen, ik zoek het tot de bodem uit’?

„Ach joh, we worden toch iedere dag beschuldigd. Als ik voor elke beschuldiging tien euro krijg, zou ik rijk worden.”

Het gaat om beschuldigingen van een ervaren, vooraanstaande strafrechtadvocate…

„Die van zeer ernstige feiten wordt verdacht. De strafzaak loopt nog, dus die beschuldigingen komen nog wel aan de orde.”

Toch zei u op televisie bij WNL op Zondag dat de beweringen van Weski u „totale onzin” en „quatsch” lijken.

„Dat zei ik omdat ik denk dat we een uitermate hoge kwaliteit in het detentiewezen kennen. De rechter toetst alles. Denkt u dat een rechter bij een voorgeleiding zo’n illegale, martelsituatie zou hebben gelegitimeerd? Dan zouden we wel een hele corrupte rechtsstaat zijn, denkt u niet? Ik weet inmiddels al iets meer van die zaak van Weski, maar daar kan ik niks over zeggen omdat het een lopende strafzaak is..”

In de samenleving wordt daar anders over gedacht. Het boek van Weski staat al negen weken hoog in de boeken top-60. Uw boek kwam binnen op 44 en verdween na één week uit die lijst.

„Ach, er staan ook kinderboeken hoog in de top. Prentenboeken. Reisboeken. En kookboeken, heb ik me laten vertellen. Dat boek van haar is natuurlijk een egodocument en dat vind ik geweldig voor haar. Ik hoop dat ze er goed aan verdient. Kan ze leuk op vakantie als die strafzaak achter de rug is. Ik heb geen royalty’s gevraagd. Krijg er helemaal niks voor. Ik wil er geen cent aan verdienen. Mijn boek is serieus, gebaseerd op bronnen.

„Als het recht steeds minder het cement vormt in de samenleving, wat moeten we dan? Dat is de zorg die alles overkoepelt. Als we niet genoeg capaciteit hebben als OM om te handelen en als de maatschappij tegelijkertijd steeds meer verwacht van straffen, wat kun je dan doen om het recht weer meer tot bloei te laten komen? Hoe zorgen we dat de burger het recht weer gaat zien als een houvast en niet alleen maar als een handvat om mensen steeds harder te corrigeren? Dit debat over hoe we ervoor staan als rechtsgemeenschap vind ik onvoorstelbaar ingewikkeld. Zo’n discussie wordt nu helaas vaak alleen maar gevoerd vanuit opportunistische, goedkope en lege taal.’’

Heeft u serieuze reacties ontvangen op uw boek en analyse? Bijvoorbeeld van politici?

„Ik hoop nog steeds dat dit gebeurt. Het boek is pas verschenen. Er is veel debat over de vraag of actuele politieke voornemens een gevaar zijn voor de rechtsstaat. Dan kan een boek dat vanuit rechtssociologische en rechtsfilosofische hoek ingaat op vijftig jaar strafrechtelijk beleid wel een bijdrage leveren aan die discussie.”

Bent u anno 2024 eigenlijk nog steeds lid van de VVD?

„Dat zijn privévragen waar ik nooit antwoord op geef.’’ Gewezen op een oud Volkskrant-interview waarin hij het lidmaatschap niet weersprak, beaamt Otte nog steeds VVD-lid te zijn.

Verheugt u zich op de samenwerking met de nieuwe rechtse regering?

„Ik heb weinig met zo’n formulering: ‘rechtse regering’. En verheugen is ook geen goed woord. Soms zie je rechtse regeringen linkse dingen doen, en omgekeerd. Het gaat om het beleid. Elke regering die er na democratische verkiezingen komt, begroet ik. Het volk heeft gesproken en ik wacht met bovengemiddelde belangstelling af of de plannen haalbaar blijken.”

Kent u Geert Wilders goed?

„‘Goed’, dat weet ik niet, maar ik ken hem wel.”

En?

„Sympathieke man. Als mens hè, als je hem zo spreekt. Over de politicus ga ik me als magistraat niet uitlaten.”

Politicus Wilders is na een jarenlange vervolging veroordeeld voor groepsbelediging. Kun je zo iemand als de hoogste aanklager van het land toch sympathiek vinden?

„Er is een groot verschil tussen een juridische opstelling in een rechtszaak en het hebben van een persoonlijke impressie van een mens. Uw vraag indiceert dat een justitievertegenwoordiger een huidige of vroegere justitiabele niet aardig kan vinden. Dat zou onjuist zijn en past niet in een rechtsstaat.”

CV

Rinus Otte (1961) is geboren in Zierikzee. Hij studeerde rechten in Utrecht en promoveerde in 1993 in Tilburg. In 1995 werd hij rechter in Assen, daarna raadsheer in Arnhem en in 1999 hoogleraar in Groningen. Hij was vice-president bij de gerechtshoven in Arnhem en Amsterdam en voorzitter van de sector strafrecht. In 2015 stapte hij over naar het OM waar hij in 2016 toetrad tot het College van procureurs-generaal, dat hij sinds 2023 leidt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.