maandag 18 november 2024

Poppers erfgenamen


DE GROENE AMSTERDAMMER


Wilders vs. Halsema :

Poppers erfgenamen



Met het geweld in Amsterdam heeft rechts de beschavingsoorlog gekregen die het zo vurig wenste. De hoofdstad is steeds meer een principieel rechtstatelijk eiland binnen een land dat in hoog tempo afscheid neemt van zijn liberale waarden.




Hoewel PVV-leider Geert Wilders begin oktober voor het eerst het aftreden van de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema eiste – ‘hoe eerder ze verdwijnt, hoe beter. Ik heb geen enkel respect voor haar’ – hield zij daar van het voorjaar al rekening mee.

De 4 meiherdenking kwam eraan terwijl de samenleving verdeeld was over de oorlog tussen Israël en Palestina. Landelijke politici leken soms reikhalzend uit te kijken naar escalatie, vers in het geheugen lagen de protesten bij de opening van het Holocaustmuseum. Talkshows vulden zich met speculatie over wat-als-vragen en in bladen verschenen koppen zoals: ‘Wat te doen als de Nationale Dodenherdenking wordt verstoord?’

Halsema koos de vlucht naar voren. Ze trok naar Den Haag om steun te zoeken. Tijdens een besloten vergadering, op haar initiatief, sprak ze met Kamerleden die het woord voeren over veiligheid. Ze wilde hen meenemen in haar veiligheidsmaatregelen en hen daarmee impliciet om hulp vragen: we moeten dit samen doen, als politiek zo’n beladen evenement met elkaar dragen.Die hulp kwam niet. Integendeel. Politici legden nog een extra blokje hout op het vuur. Het bontste maakte Mona Keijzer het. De, inmiddels, bbb-minister plaatste op sociale media een montage van eerdere dodenherdenkingen en versneed dat met grimmige beelden van actievoerders die ‘From te river to the sea’ scandeerden. Vergezeld door de zin: ‘Dit filmpje deed mij realiseren dat deze zorg eigenlijk al een aantal dagen door mijn hoofd spookt.’

Toen 4 mei eenmaal aanbrak gebeurde er niets. Het was stil zoals het stil moest zijn. De voorbarige vertogen, tirades en speculaties over een uit de hand gelopen herdenking konden worden opgeborgen. De samenleving bleek minder gepolariseerd dan sommige landelijke politici hadden gedacht, misschien wel gehoopt.

Vorige maand ging het alsnog mis. Demonstraties op 7 oktober liepen uit de hand en Wilders kon alsnog de scalp van Halsema opeisen. ‘Het land uit met dat tuig. En Halsema mag mee’. Coalitiepartners huiverden. Caroline van der Plas maande de pvv-leider tot rust, een nsc-minister noemde de uitspraken ‘niet verstandig’ en premier Dick Schoof sprak aarzelend zijn steun uit voor de burgemeester. De lokale vvd-leider in Amsterdam grapte tegen Halsema dat wat de gemeenteraad betreft zij ‘het land’ niet uit hoefde. Halsema antwoordde door te zeggen dat, mocht hij van gedachten veranderen, ze een voorkeur had voor Barcelona.

Maar dat was toen. Vorige week liep het mis in de hoofdstad. Na geweld en provocaties van Israëlische hooligans trokken jonge Amsterdammers de straten in voor een ‘jodenjacht’. Ditmaal begon de vvd wél te twijfelen aan haar gezag. Daarmee is haast ongezien iets fundamenteels veranderd binnen de Nederlandse politiek: het aloude idee dat landelijke bestuurders burgemeesters rugdekking geven is gesneuveld en verruild voor een wedstrijd om wie als eerst de verontwaardiging van Geert Wilders voor is. Het toont eens te meer hoe niet de pvv maar vooral de vvd verandert onder invloed van de huidige regeringscoalitie.

Het leverde in het Amsterdamse stadhuis een merkwaardige dynamiek op. De gemeenteraad ging om Halsema heen staan en verdedigde haar. Zelfs de critici verpakten hun vragen in steunbetuigingen. Op een enkele raadszetel na steunden ze haar massaal. Het was een scherp contrast met de relatie met Den Haag waar blinde woede over wat er is gebeurd zich richtte op de burgemeester.

Van Geert Wilders was ze dat gewend, maar dat nu ook vvd-leider Dilan Yesilgöz zich zo scherp keerde tegen het gezicht van het bevoegd gezag in de hoofdstad deed de wenkbrauwen fronsen. Yesilgöz haalde op X uit naar de politie door te suggereren dat ze lafjes zou hebben opgetreden. ‘En dan je afvragen waarom mensen vertrouwen in de overheid verliezen. In hemelsnaam’, schreef ze. Na navraag door de NRC corrigeerde zij zichzelf door te wijzen naar Halsema. ‘Onze politie reageert en handelt altijd in opdracht van het bevoegd gezag.’

Binnen de vvd-fractie woedt debat over of een burgemeester in Nederland rugdekking verdient. Een deel vindt dat zij ‘geen neutrale burgemeester’ is, maar een ‘politiek boegbeeld’ met uitgesproken opvattingen. Dat heeft niet eens zozeer te maken met haar eigen denkbeelden, maar met die van een stad die ideologisch steeds verder afdrijft van de rest van het land.

In kleine kring zegt Halsema in die dagen dat als een motie van wantrouwen het haalt in de Tweede Kamer óver haar, haar rol is uitgespeeld. Ook zij ziet hoe de aanvallen van radicaal-rechts nu plots omarmd worden door centrum-rechts.

Om de ideologische kloof tussen Amsterdam en Den Haag te begrijpen volstaat het om terug te keren naar 14 februari van dit jaar. Op die dag grepen de twee belangrijkste ideologische tegenstanders van deze week naar dezelfde filosoof om hun wereldbeeld te onderbouwen. Hij is radicaal-rechts, zij een linkse liberaal. Hij is de belangrijkste politieke leider van het moment, zij de burgemeester van de hoofdstad. Hij is Geert Wilders en zij is Femke Halsema.

En de filosoof naar wie zij begin dit jaar allebei verwezen heet Karl Popper. De joods-Oostenrijkse denker schreef in hetzelfde jaar dat de Tweede Wereldoorlog eindigde The Open Society and Its Enemies. Het is een ten diepste liberaal betoog dat een alternatief schetst voor dat wat in die oorlogsjaren had plaatsgevonden. Hij gruwelde van al te groot utopisch denken, van grote verhalen die de geschiedenis zouden dicteren, of ze nou nationalistisch of communistisch waren. Eigenlijk keerde hij zich tegen alles dat de opmaat vormde naar een ‘gesloten samenleving’ die het vrije denken op slot zou zetten en zou verruilen voor ijzeren wetten. Een eigen samenlevingsmodel schetste hij nooit, maar wel een visie en die was principieel democratisch.

Daarnaast wees hij heel precies het gevaar aan van zo’n open samenleving. Hij noemde dat de tolerantieparadox. ‘Onbeperkte tolerantie leidt uiteindelijk tot het verdwijnen van tolerantie’, schreef hij. ‘Als we niet bereid zijn om een tolerante samenleving te verdedigen tegen de aanval van intoleranten, dan zullen de toleranten vernietigd worden – en tolerantie met hen.’

Wilders en Halsema springen ingrijpend anders om met Poppers paradox, ze hebben hele andere definities van wat ‘intolerantie’ is. Op 14 februari van dit jaar hield Halsema een lezing over ‘besturen in tijden van polarisatie’ en presenteerde een betoog over de noodzaak om conflict niet te vermijden, maar vreedzaam uit te vechten. Elkaars meningsverschil scherp bevechten in het debat is geen bedreiging voor de vrede, maar juist de uitvoering van de vrede. Juist wanneer de status quo of de dominante groep ongemakkelijk wordt, is die vrijheid belangrijk, zei Halsema. ‘Bovendien kunnen we tegen een stootje’, zei ze. ‘Het idee dat Nederland een breekbaar en teer vaasje zou zijn is onzin en bovendien door het handelen van de bedenker zelf – onze demissionaire premier – keer op keer gelogenstraft: hoeveel vaasjes heeft hij inmiddels niet laten vallen en Nederland is er gewoon nog.’

Ze maakte het onderscheid tussen polarisatie van opvattingen en denkbeelden of een proces van ‘vernedering, uitsluiting en discriminatie’. Op dit punt greep ze naar Popper die het ideaal van een ‘open samenleving’ plaatste tegenover de ‘tribale samenleving’, die zichzelf ziet als één organisch geheel waaruit vreemde elementen verwijderd moeten worden.

Het somberste moment in haar lezing? Haar treurnis over het feit dat ze altijd had geloofd dat de open samenleving de onvermijdelijke weg was en oplevingen van nationalisme kortstondige hobbels in de geschiedenis zouden zijn. Zo zeker is ze daar niet meer van. ‘Inmiddels vraag ik me af of het ideaal van de open samenleving zoals dat na 1945 in de westerse democratieën post vatte en dominant werd, niet een relatief korte en a-typische historische periode is geweest (…) en we nu getuige zijn van de terugkeer van de gesloten of tribale samenleving die een veel langere historie kent.’

Op de ochtend dat zij die woorden uitsprak had Wilders zijn eigen visie op Popper ontvouwd in een formatiedebat. Hij vertelde dat hij begin deze eeuw samen met Ayaan Hirsi Ali ‘helemaal in de ban’ was geweest van Popper. ‘In een van de stellingen van zijn boeken stond dat je de liberale samenleving beschermt door te stoppen met tolerant te zijn tegen intoleranten. Dat je moet leren intolerant te zijn.’ Deze week herhaalde Wilders deze Popper-interpretatie in het Kamerdebat over de onlusten in Amsterdam. ‘Ik wil dit land helen, ik wil dat dit land weer beter wordt. Ik wil dat het land weer sterker wordt. Daarvoor zullen we tuig keihard aan moeten pakken’, zei hij. ‘Daarna moeten we, als ze een dubbele nationaliteit hebben, hun paspoort afpakken en ze zo snel mogelijk als het kan ons land uitknikkeren.’

Wie overigens één zin verder leest op de pagina waar Popper het bestrijden van tolerantie bepleit, ziet dat dat de Oostenrijkse denker direct een voorschot neemt op de conclusie die een man als Wilders zou kunnen trekken. ‘Met deze formulering bedoel ik niet dat we altijd de uitingen van intolerante filosofieën moeten onderdrukken; zolang we ze kunnen tegengaan met rationele argumenten en ze in toom kunnen houden door de publieke opinie, zou onderdrukking zeer onverstandig zijn.’

Een snelle blik op het gedrag van de twee visies op Popper verraadt dat de creatieve lezing van Wilders de dominante is geworden in het Nederland van 2024. ‘Wij mogen niet tolerant zijn voor intolerantie’, schreef Yesilgöz deze week in een essay. ‘Intolerantie kunnen we niet met tolerantie bestrijden’, zei premier Dick Schoof in een persconferentie. In datzelfde optreden stond hij uitgebreid stil bij de vermeende culturele en religieuze afkomst van scooterbendes.

Voor Wilders, Yesilgöz en Van der Plas zijn de intoleranten waar Popper over schreef niet antiliberalen maar islamitische buitenlanders die deel zijn gaan uitmaken van de Nederlandse samenleving. Zij kiezen het frame van een beschaving die is geïnfecteerd door een middeleeuwse cultuur. Vrijheid is in deze visie geen universeel overdraagbaar goed maar iets exclusiefs dat met cultuur samenhangt en dat je om die reden moet ommuren, zodat de barbaren buiten blijven. Mona Keijzer bevestigde dit toen ze onlangs zei dat ‘jodenhaat onderdeel is van die cultuur’.

Met die terugkeer naar het beeld van een clash of civilisations – het idee dat de culturele of religieuze identiteit van mensen de belangrijkste bron van conflict is – zijn we meer dan twintig jaar terug in de tijd geworpen. Plots gaat het weer over ‘gefaalde integratie’ en de ‘mislukte multiculturele samenleving’. Al zijn de krachtverhoudingen totaal anders. Rond de eeuwwisseling was dat ontluikende debat nog een gevecht tussen electoraal even grote polen, nu lijkt dat debat beslecht in het voordeel van rechts dat inmiddels historisch groot is.

Ook de verwijten ‘politieke correctheid’ en ‘wegkijken’ zijn terug van weggeweest, al viel het deze dagen vooral op hoe juist rechts zich bedient van de stijlfiguur ‘ja-maar’. Zo zei Yesilgöz dat ze niet de hele groep verantwoordelijk wilde houden voor het gedrag van enkelingen om vervolgens te zeggen: ‘maar ik weet wel waar het misgaat met deze mensen’. ‘Die leren thuis, op islamitische weekendscholen en op televisiezenders van de landen van herkomst dat vrouwen minderwaardig zijn, dat joden niet het recht hebben om te leven. Dan kun je wel op scholen holocausteducatie geven, maar als ze steeds horen dat Hitler zijn werk niet heeft af kunnen maken dan gaat er dus echt iets mis.’

Van der Plas zei iets soortgelijks. ‘Voor integratieklasjes is het te laat. We lopen zo achter de feiten aan. Die gasten lachen ons keihard uit. Ik zeg niet dat we alle Marokkanen het land uit moeten gooien, maar we moeten wel iets doen.’

Het stond in schril contrast met de smeekbedes van politieagenten, rabbijnen, imams en de Amsterdamse burgemeester om rust te bewaren en verbindend op te treden. Een voorman van de liberale joodse gemeenschap was zo dapper om het gretige gebruik van het woord pogrom in een historisch kader te plaatsen. Bij Buitenhof zei hij dat je daar niet van kunt spreken. ‘Als we kijken naar de Reichspogromnacht, zoals de Kristallnacht eigenlijk heet, dan zien we dat er veertienhonderd synagoges zijn verbrand en vierhonderd mensen zijn vermoord.’ In Amsterdam belandden er vijf mensen kortstondig in het ziekenhuis, ze zijn allang weer ontslagen.

Bagatelliseer nooit geweld, een afgekondigde ‘jodenjacht’ moet je niet kleiner maken dan die is. Maar het is niet minder gevaarlijk om geweld buiten zijn proporties op te blazen en de roep om vergelding aan te zwengelen. Wat Popper wel leert is dat je in een open samenleving op een haast wetenschappelijke manier moet omspringen met feiten, zij vormen de munitie voor een gezond debat. Wie deze week wilde meespreken deed er daarom goed aan om het feitenrelaas van de burgemeester en de politie te lezen waaruit je niet anders kunt concluderen dat de kaarten bijzonder slecht geschud waren voor de stad Amsterdam.

Er trokken Israëlische hooligans door de straten met stokken, ze rukten Palestijnse vlaggen van gebouwen en wensten in zangkoren dat het Israëlische leger zou winnen om de Arabieren te naaien. In datzelfde liedje zit de strofe: ‘Waarom is er vandaag geen school in Gaza? Er zijn geen kinderen meer over.’ Het is een zeer smakeloze verering van oorlogsgeweld waarvan onlangs is berekend dat zeventig procent van alle Palestijnse doden vrouwen en kinderen betreft.

Nog angstaanjagender was het antwoord dat volgde op die provocaties. De snelheid waarmee jongeren en taxichauffeurs zichzelf via Telegram organiseerden om wraak te nemen op het Israëlische hooliganisme door een ‘jodenjacht’ op touw te zetten is schokkend. Sommigen hebben moeten rennen voor hun leven, werden in elkaar geslagen, hadden een paspoort moeten tonen of doken in de gracht om te ontkomen. Synagoges en joodse instellingen worden extra beveiligd terwijl de politie inmiddels ook online oproepen registreert om moskeeën aan te vallen.

Het gehele verhaal hoeft hier niet naverteld te worden, het staat in dat feitenrelaas dat ongetwijfeld alleen maar aan feiten zal winnen de komende weken en dat iedereen kan teruglezen. Alle ingrediënten van de ‘giftige cocktail’ van antisemitisme en hooliganisme staat erin vermeld. Wat vooral verbazingwekkend is, is dat er zeer weinig politici geïnteresseerd waren in al die feiten, ze wilden vooral ophef en benadrukten eenzijdig het leed van één minderheidsgroep.

Zelfs Halsema had dat kortstondig gedaan. Haar eerste reactie was eenzijdig geweest. Maar, zo verklaarde ze, dat was het gevolg geweest van een burgemeester die een nacht lang met joodse Amsterdammers aan de lijn had gehangen en daar het ‘trauma’ had ‘zien herleven’. Haar woorden de volgende dag – ‘ik kan mij voorstellen dat dit mensen doet denken aan een pogrom’ – waren secuur gekozen, verzekerde ze de gemeenteraad. Al benadrukte ze ook: ‘Anders dan Haagse politici zult u zien dat wij sterk hechten aan de feiten.’

Drie van de vier coalitiepartijen sprongen inderdaad selectief om met feiten. Wilders voorop natuurlijk, maar ook de vvd nam een eigenaardige houding aan. Voor een partij die zich bij de laatste verkiezingscampagne nog trots presenteerde als een ‘rustpunt’ in een chaotische wereld is dat opmerkelijk. De vvd presenteerde zich als vertegenwoordiger van het bevoegd gezag en ging de boer op met een antipolarisatie-campagne. Nu kiest ze al een jaar lang voor een zeer polariserend pro-Israëlisch narratief, waarin alle nuanceringen worden weggezet als antisemitisme.

Van der Plas behoeft weinig woorden omdat haar statement even overzichtelijk als kraakhelder zijn. Zij schuift vrijwel elke vorm van Israël-kritiek terzijde als gekkigheid of terrorisme. Haar oplossing? Het aan banden leggen van liberale vrijheden. Na eerdere pogingen via bewindspersonen de nos op de vingers te tikken voor woordgebruik stelde ze nu voor om online platformen en influencers te verbieden.

Al die zelfbenoemde verdedigers van het gezag kwamen zo steeds weer aan met voorstellen om vrijheid te ommuren, om debat te smoren, demonstraties af te lasten en de samenleving te sluiten. Paspoorten moeten worden ingetrokken, mensen het land uitgezet en het demonstratierecht ingesnoerd.

Zo bezien kun je je hun woede richting Halsema goed inbeelden. Zij toont zich niet zozeer een linkse maar vooral een ten diepste liberale burgemeester. Bij herhaling verdedigt ze de rechtsstaat en het demonstratierecht, de vrijheid van meningsuiting en minderheidsrechten. In de geest van Popper bestrijdt Halsema het idee dat je vrijheden exclusief kunt toekennen aan bepaalde groepen met een bepaalde cultuur. Voor haar is juist de intolerantie van Wilders en verwanten de belangrijkste vijand van een open samenleving.

Deze week richtte zij zich in een brief direct tot het koor van landelijke politici die vrijheid aan banden willen leggen. ‘Meer dan eens is uitgesproken dat het geweld en de intimidatie allemaal voorkomen hadden kunnen worden als de driehoek het afgelopen jaar het demonstratierecht en de vrijheid van meningsuiting zou hebben ingeperkt. Er is ook gesuggereerd dat Joden in Amsterdam veiliger zouden worden als vlaggen en leuzen verboden zouden worden en geboren Amsterdammers het land zouden worden uitgezet om wie ze zijn. Dit is in strijd met onze wet, onze grondwet en Europese en internationale verdragen.’

De liberaalste bestuurder van dit land zit niet in de vvd maar zetelt op het Amsterdamse stadhuis, zeiden twee landelijke vvd-politici mij deze week.

Lees verder

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.