maandag 20 mei 2024

 





Dat Nederland zich schuldig maakte aan extreem geweld in Indonesië, is geen ‘linkse’ conclusie

Wat gaat het nieuwe kabinet doen met de excuses voor het extreme geweld in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog? De PVV wil dat die excuses worden ingetrokken. Doe dat niet, zegt historicus en voormalig Niod-directeur Frank van Vree.

 

Op 29 januari 1949 arriveert een legermacht van 250 man in de streek Kebonpedes, een paar kilometer van het stadje Sukabumi op West-Java. De commando’s van het Korps Speciale Troepen zijn bezig met een ‘zuiveringsactie’, als antwoord op een aanslag op een vrachtwagen van het Rode Kruis, vier dagen eerder. Republikeinse guerrilla’s hadden bij het dorp Bojong­galing een mijn gelegd, op een weg die geregeld gebruikt werd door Nederlandse konvooien. Bij de explosie en een daaropvolgend vuurgevecht werden een verpleger en een Nederlandse soldaat gedood. Er waren vijf gewonden, van wie er één later zou overlijden.

Hoewel de aanslag op de vrachtwagen de directe aanleiding vormde, was de operatie langs de rivier Ci Mandiri vooral bedoeld om dat gebied te ‘zuiveren’, zo verklaarde de hoogste militaire autoriteit op West-Java, generaal-majoor Edu Engles, later. Daartoe zou zijn besloten toen een man die vlak na de aanslag was gearresteerd, vertelde dat zich in die streek veel ‘bendeleden’ zouden ophouden.

Frank van Vree (1954) is emeritus hoogleraar geschiedenis van oorlog, conflict en herinnering aan de Universiteit van Amsterdam, en Cleveringahoogleraar (een wisselleerstoel) in Leiden. Als Niod-directeur gaf hij leiding aan het onderzoek naar Nederlands geweld in Indonesië tussen 1945 en 1949.

Hoe de commando’s te werk gingen, blijkt uit een gedetailleerde brief die de bewoners van de dorpen een paar dagen later stuurden aan de regering van de Nederlands-gezinde deelrepubliek Pasundan. In de kampong Banen werd de bevolking gesommeerd zich te verzamelen, waarna mannen, onder wie ook oude boeren en minderjarigen, werden opgesteld in een rij van zes en vervolgens neergeschoten. Daarop volgde een nieuwe rij. En nog een. Nederlandse soldaten moedigden mensen aan weg te rennen, maar wie dat deed kwam nog sneller aan zijn einde. Zo werden er 56 mensen doodgeschoten. In Bagogok, een dorp stroomopwaarts, werd het moorden voortgezet. Sommige slachtoffers ‘kregen de opdracht eerst kokosnoten te plukken’, aldus het verslag. Hier vielen zestig doden. Na het verlaten van de kampong schoten de soldaten van ongeveer een kilometer afstand mortiergranaten af, waardoor negentig huizen beschadigd of verwoest werden.

Massamoord was geen incident

Dat het leger uit was op vergelding is onmiskenbaar, dat dit ontaardde in een regelrechte oorlogsmisdaad evenzeer. Precies in die bewoordingen deden de dorpsbewoners hun beklag bij de Wali Negara – het staatshoofd – van de federale republiek Pasundan, die de zaak vervolgens aanhangig maakte bij het Nederlandse gezag.

De brief van de dorpsbewoners laat zien dat het spreken van ‘oorlogsmisdaden’ geen kwestie is van ‘maatstaven van nu geprojecteerd op toen’, zoals de PVV, enkele veteranenorganisaties en andere critici nu beweren. Evenmin was de massamoord bij Sukabumi een incident. De Nederlandse krijgsmacht maakte zich tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog op grote schaal schuldig aan extreem geweld, zowel binnen als buiten reguliere gevechtssituaties, zoals het onderzoek Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië 1945-1950 (zie kader) in 2022 concludeerde.

Dat extreme geweld was wijdverbreid en werd bewust ingezet. Het ging om een scala aan geweldsacties, vaak zonder duidelijk militair doel, zoals marteling, executie zonder proces, mishandeling, verkrachting, diefstal en gewelddadige represailles zoals het platbranden van kampongs. Maar ook massa-arrestaties en de inzet van wapens, met disproportionele gevolgen voor burgers.

PVV: Het moet uit zijn met de ‘linkse haat’

De vraag is wat een nieuw kabinet zal doen met de excuses die de Nederlandse regering twee jaar geleden maakte voor dit extreme geweld. De PVV vindt dat de excuses moeten worden ingetrokken, omdat veteranen niet beoordeeld zouden moeten worden ‘vanuit hedendaagse normen en waarden’. Het moet uit zijn met de ‘linkse haat’ tegen de ‘helden uit onze geschiedenis’.

Hoe ongefundeerd dit verwijt is, bewijzen de schriftelijke bronnen over de massamoorden zoals die in Banen en Bagogok. Niet alleen de Nederlandse autoriteiten, ook gewone Nederlandse militairen en Indonesische slachtoffers maakten toen al vergelijkingen met de oorlogsmisdaden van Duitsers en Japanners. De onderzoekers hebben niets anders gedaan dan het optreden van de Nederlandse krijgsmacht getoetst aan de regels en waarden die Nederland zelf in die jaren zei te belijden.

Al in de eerste regels van de brief verwezen dorpelingen naar ‘de verkrachting van het oorlogsrecht’ door Duitse en Japanse soldaten. Daarvoor was in Neurenberg en Tokio de doodstraf opgelegd, waarbij een nieuw woord zijn intrede had gedaan: ‘oorlogsmisdadiger’. Niettemin blijkt zelfs de doodstraf niet afschrikwekkend genoeg om zulke misdaden te voorkomen, aldus de brief, onder meer wijzend op het optreden van kapitein Westerling, die in Zuid-Celebes leiding gaf aan massa-executies van opstandige inwoners.

Gruweldaden door Nederlanders

Tot dan toe durfden dorpelingen niet te klagen over de zuiveringsacties, ‘maar de gebeurtenissen van vorige week overschaduwden al het geweld dat de mensen van Sukabumi tot nu toe hadden meegemaakt, in die mate dat ze zich schuldig zouden voelen als ze de autoriteiten en het publiek niet op de hoogte zouden stellen’. Daarom richtten ze zich nu in wanhoop tot de Wali Negara. De brief eindigt met een oproep om ‘het kwaad in te dammen’. ‘De militaire gruweldaden van Duitsers en Japanners die de Nederlanders aan de kaak stelden, worden nu ook door henzelf begaan’. Op deze wijze zouden het leger en de Nederlandse regering hun doel zeker niet bereiken: ‘in plaats van het hart van de bevolking te winnen, zaaien ze slechts woede en onverzettelijkheid’.

Een verdere reconstructie van de gebeurtenissen in de dorpen aan de rivier Ci Mandiri lijkt niet mogelijk. Onderzoek ter plaatse en gesprekken met huidige bewoners leveren geen nieuwe informatie op, al leven de herinneringen aan het geweld tot de dag van vandaag in de streek voort. Nederlandse bronnen uit die tijd geven evenmin uitsluitsel. De omvang en ernst van de gebeurtenissen worden nergens ontkend, maar verder lijken de militairen te velde de toedracht zoveel mogelijk te willen verhullen. Uiteindelijk slagen ze daar ook in, want acht maanden later besluiten de autoriteiten de zaak te laten rusten. De daders gaan vrijuit.

Aanvankelijk hadden de koloniale autoriteiten nog wel pogingen gedaan te achterhalen wat er precies was voorgevallen. Zowel Louis Beel, de Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon, als legercommandant Simon Spoor maakte zich zorgen over wat er zou gebeuren als deze gedetailleerde aanklacht openbaar zou worden – juist nu het geweldsniveau sterk was toegenomen en de onrust daarover aan het thuisfront groeide. De kabinets­directeur van Beel, P.J. Koets, meende daarom dat ‘een streng en onpartijdig onderzoek’ nodig was.

Schuld werd weggemoffeld en afgeschoven

In de praktijk kwam daar weinig van terecht. In zijn boek De brandende kampongs van Generaal Spoor (2016) heeft historicus Rémy Limpach uit de doeken gedaan hoe de kwestie door de autoriteiten werd afgehandeld. Erg overtuigend en doortastend was hun optreden niet. Er werd weliswaar onderzoek ter plaatse verricht, maar daarbij werden uitsluitend beambten uit een ander dorp, zo’n vijf kilometer verderop, ondervraagd.

In zijn rapportage verdedigde generaal-majoor Edu Engles vooral de rechtmatigheid en doeltreffendheid van het optreden tegen de ‘subversieve benden’. Zo zouden er in de brandende kampong ontploffingen zijn gehoord, wat zou duiden op de aanwezigheid van munitie. Hij gaf toe dat er ‘actie’ was ondernomen tegen personen die uit de omsingelde kampongs probeerden te vluchten, maar dat was pas gebeurd na ‘herhaalde aanroep om halt te houden’. Kortom, er was geen sprake geweest van een ‘rechteloze en redeloze wraakoefening op de onschuldige bevolking’.

Dat de militaire operatie volledig uit de hand was gelopen, moffelde de generaal-majoor in het vervolg van zijn brief behendig weg. Het grote aantal slachtoffers zou te wijten zijn aan ‘een gebrek aan begrip over en weer’ tussen de militairen en de bevolking, ‘zonder dat aan een van beide zijden fouten aanwijsbaar zijn’. De ware schuldigen waren de ‘onverantwoordelijke benden’ die de ‘goedwillende bevolking’ met ‘uiterst wrede middelen’ onder druk zetten, waardoor de dorpelingen ‘licht het evenwicht verliezen en redeloos handelen’.

Deze passage laat zich lezen als een erkenning van het bloedbad, waarvoor de schuld vervolgens wordt afgeschoven. Maar het reduceren van het massale geweld tot ‘een gebrek aan begrip over en weer’ ging Spoor blijkbaar te ver. Weliswaar gaf hij aan ‘de onderwerpelijke aangelegenheid’ te willen laten rusten, nu zij ‘de noodzakelijke aandacht’ had gekregen, maar hij wilde toch graag weten wat de Troepencommandant nu precies bedoelde.

Intrekken excuses is een onvoorstelbare belediging

Die nadere uitleg volgde ruim drie maanden later. Spoor heeft de brief niet meer kunnen lezen, want enkele dagen na zijn verzoek aan Engles overleed hij, nog maar 47 jaar oud, aan een hartinfarct. Veel nieuws bevatte die uitleg overigens niet, deze vertroebelde de zaak eerder. Het Republikeinse leger zou de bevolking hebben bevolen elk contact met Nederlandse troepen te vermijden, aldus Engles. Daarom zouden de bewoners op de vlucht zijn geslagen. Maar ten eerste strookte deze versie niet met eerdere verklaringen, ten tweede suggereerde Engles impliciet dat ‘wegvluchten’ een bloedbad rechtvaardigde, zelfs als het ging om oude boeren en kinderen.

Volgens de commandant was de samenwerking met de bevolking intussen aanmerkelijk verbeterd – alle reden om aan dit ‘incidentele gemis aan begrip’ verder geen aandacht te besteden. Dat in de tussentijd, begin april 1949, elders in het district Sukabumi door de Rode Baretten een vergelijkbare misdaad was aangericht, met 77 doden, vijf verkrachtingen en 177 berovingen, liet hij ongenoemd.

Een Indonesische jongen wordt geboeid en onder schot gehouden door een militair, 1947.Beeld Fotocollectie Dienst voor Legercontacten Indonesië

Een deel van dit extreme geweld kon ook volgens het toen geldende internationale recht al worden aangemerkt als ‘oorlogsmisdaden’. Andere daden zouden pas later, na wijzigingen in het internationaal recht, dat stempel krijgen. Vandaar de keuze van de onderzoekers om in hun conclusies in 2022 het bredere begrip ‘extreem geweld’ te gebruiken.

De presentatie van deze conclusies, twee jaar geleden, werd direct gevolgd door het aanbieden van excuses door premier Rutte aan de bevolking van Indonesië. De morele en politieke betekenis daarvan is, zowel nationaal als internationaal, moeilijk te overschatten. Alleen al vanuit dat oogpunt zou het intrekken van de excuses, zoals de PVV wil, neerkomen op een onvoorstelbare belediging en een diplomatieke blamage. Toch kan zo’n stap niet worden uitgesloten.

‘Mooie pittige gevechten’

Naast de PVV heeft ook de BBB kritiek geuit op het onderzoek. De fractieleider van de BBB verklaarde in een eerste reactie dat de onderzoekers vooringenomen waren en de Nederlandse bevolking haar geschiedenis ‘zoals die werkelijk is gebeurd’ zouden ontnemen. In kringen van veteranen en Indische organisaties klonk zelfs een echo van de oorlogspropaganda uit de jaren veertig: het was helemaal geen oorlog, maar een vredesmissie, bedoeld om de bevolking te beschermen tegen de terreur van de republikeinen.

Een ander veelgehoord kritiekpunt was dat er te ­weinig aandacht was besteed aan het geweld van republikeinse zijde. Een discutabel argument: alsof de ­oor­logsmisdaden van de ene partij kunnen worden ­‘weg­gestreept’ tegen die van de andere. Hoe ver dit bagatelliseren kan gaan, liet een historicus van het Veteraneninstituut zien toen hij de oorlog vergeleek met een ‘sportieve wedstrijd’ met ‘mooie pittige gevechten’. Oorlogsmisdaden als overtredingen in ‘een mooie en pittige wedstrijd tussen Ajax en Feyenoord’ – trek die redenering maar eens door naar Putten in 1944, My Lai in 1968 of Boetsja in 2022.

Ten slotte klonk uit de hoek van veteranenorganisaties en de politiek het verwijt dat de veteranen collectief in de beklaagdenbank werden gezet. Maar dat is nu precies wat het eindrapport níet doet: dat stelt de Nederlandse krijgsmacht als instituut en de Nederlandse regering verantwoordelijk voor het extreme geweld. Juist dat oordeel ontlast de dienstplichtigen, die waren opgezadeld met een kansloze en heilloze missie, van de collectieve schuld die sinds de oorlog boven hun hoofd is blijven hangen. Door deze ondubbelzinnige conclusie af te wijzen, laten de veteranenorganisaties en hun politieke supporters de militairen wederom in de kou staan.

Klik hier voor een uitgebreidere en geannoteerde versie van dit essay.

Onderzoek

In februari 2022 verscheen een groot onderzoek naar het gebruik van extreem geweld door de Nederlandse krijgsmacht tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog. Dat werd uitgevoerd door het Koninklijk instituut voor taal-, land- en volkenkunde (KITLV), het Nederlands instituut voor militaire historie (NIMH) en het Niod. Uit het onderzoek bleek dat extreem geweld door de Nederlandse krijgsmacht wijdverbreid was en vaak bewust werd ingezet. Het werd op alle niveaus getolereerd, en er werden nadrukkelijk ook toen geldende ethische grenzen overschreden.

https://www.trouw.nl/tijdgeest/dat-nederland-zich-schuldig-maakte-aan-extreem-geweld-in-indonesie-is-geen-linkse-conclusie~b17acb8e/#:~:text=De%20Nederlandse%20krijgsmacht%20maakte%20zich,zie%20kader)%20in%202022%20concludeerde.


of 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.