dinsdag 10 mei 2022

Opinie: Waar blijft de aanpak van (te) dure geneesmiddelen in het nieuwe Zorgakkoord?

 


De steeds verdere verdringing van essentiële zorg door de stijgende kosten van dure geneesmiddelen is niet houdbaar. Terwijl er diverse kansen voor kostenbesparingen voor het oprapen liggen, op kortere en langere termijn.

Wim van Harten en Gabe Sonke             
null Beeld Getty Images
Beeld Getty Images

De lijst van nieuwe, veelbelovende geneesmiddelen tegen kanker is indrukwekkend. Voor steeds meer vormen van kanker zijn ze levensverlengend, en soms levensreddend. Die nieuwe middelen moeten voor patiënten gewaarborgd blijven. Maar voor die vooruitgang betalen we wel een hoge prijs. Dat komt vooral door medicijnen die onder een zogenaamd monopolie vallen: zo zijn de kosten van dure geneesmiddelen tussen 2016 en 2022 met 50 procent gestegen, naar bijna 3 miljard euro per jaar.

Deze verdubbeling van kosten neemt bijna de gehele beschikbare en benodigde groeiruimte voor de ziekenhuiszorg in. En er komen nieuwe immuno- en celtherapieën aan die per patiënt astronomische bedragen gaan kosten. Dat geldt niet alleen voor kanker, maar ook voor andere ziekten zoals zeldzame huidaandoeningen, waarvoor vormen van gentherapie zijn ontwikkeld (Wetenschap, zaterdag 7 mei).

Vooral in de algemene, maar toenemend ook in academische ziekenhuizen verdringt het geneesmiddelenbudget de ruimte om de toenemende overige zorgkosten, als gevolg van vergrijzing, ongezond gedrag, klimaatgevolgen en technologieontwikkeling, op te vangen. Een verdere groei van zorgkosten kan de maatschappij niet dragen. Daarom is het dringend nodig de buitensporige groei van het geneesmiddelenbudget aan te pakken. Maar: het huidige kabinetsakkoord zegt daar weinig over. Wij, oncologen en onderzoekers, vinden dat een gemiste kans.

Het ‘integraal zorgakkoord’, waarover overheid en ziekenhuizen op dit moment onderhandelen, biedt een kans om dit recht te zetten. Wij zien namelijk wel degelijk mogelijkheden om die kostenstijging van medicijnen aan te pakken, zowel op de korte, middellange als lange termijn.

Wijziging spelregels

Voor de lange termijn is wijzing van de spelregels nodig. Het monopoliegedrag en de winstmarges van veel farmaceutische bedrijven gaan ten koste van de toegankelijkheid van gewone zorg van onze burgers. Nu worden steeds hogere prijzen gevraagd op basis van de door de industrie geschatte ‘toegevoegde waarde’ van middelen.

Onlangs hebben wij in onderzoek samen met de Universiteit van Amsterdam aangetoond dat transparantie van prijzen en onderliggende researchkosten een belangrijke rol kunnen spelen in het verlagen van prijzen en op peil houden van R&D. Volgens de industrie zouden lagere prijzen leiden tot terugvallende investeringen voor nieuwe medicijnen.

Maar uit een eerste economisch experiment in vier Europese landen blijkt dat transparantie bij prijsonderhandelingen en de daaruit voortvloeiende kostenbesparingen – anders dan verondersteld – helemaal niet leiden tot lagere researchinspanningen door farmaceutische bedrijven. Wederzijds vertrouwen in de verhouding tussen investeringen en de betaalde prijs lijkt een rol te spelen. Maar dan is het wel zaak dat inzicht in de onderliggende kosten wordt afgedwongen. Dus moet op Europees niveau maximaal worden ingezet op transparantie en andere marktregels.

Te soepele criteria

Voor de middellange termijn kan het kosten schelen als groepen Europese landen gezamenlijk geneesmiddelen inkopen. Daarnaast moet ook scherper worden gekeken naar de toelatingscriteria voor middelen.

Het Europese geneesmiddelenbureau (EMA) wordt steeds soepeler en laat middelen toe die een aantal jaar geleden de drempel niet zouden zijn gepasseerd vanwege het zeer beperkte levensverlengend effect en weinig hard bewijs voor de werking op langere termijn. Toch volgen medische beroepsgroepen, verzekeraars en patiëntenverenigingen vrijwel unaniem die steeds soepelere toelatingseisen, waardoor steeds meer dure geneesmiddelen worden vergoed en toegediend, terwijl de voordelen voor patiënten beperkt of onzekerder kunnen zijn.

Kostenbeparende studies

Voor de korte termijn is een uiterst effectief instrument het inzetten op kostenbesparende klinische studies. Steeds vaker onderzoeken we of we met minder medicijnen, en dus minder bijwerkingen, hetzelfde effect kunnen bereiken. Zo verminderen we de uitgaven aan geneesmiddelen en verbeteren we de kwaliteit van leven van patiënten. Er zijn door onze en andere groepen inmiddels voorbeelden van geneesmiddelonderzoek dat op deze wijze al tijdens de looptijd miljoenen euro’s bespaart – en dat is een veelvoud van de onderzoekskosten.

Een deel van deze besparingen zou vervolgens weer gebruikt kunnen worden voor de financiering van volgende kostenbesparende studies, en zo verder. Dit soort ‘revolving fund’-financiering trekt nationaal en internationaal de aandacht en zou veel meer ruimte moeten krijgen. Dergelijke studies maken bovendien gebruik van data uit de dagelijkse praktijk. Daarmee dragen ze beter bij aan passende zorg dan het geval is vanuit de sterk gereguleerde onderzoeksetting waarin geneesmiddelenonderzoek zich meestal voltrekt.

De steeds verdere verdringing van essentiële zorg door de stijgende kosten van dure geneesmiddelen is niet houdbaar. Die verdringing belemmert het verlenen van passende zorg in ziekenhuizen zoals juiste diagnostiek en behandeling, maar beïnvloedt ook bijvoorbeeld de betaling van verpleegkundigen. Dus moet er een apart kader en een apart regime voor komen. Er is alle reden om dit thema langs de geschetste lijnen in het nieuwe zorgakkoord van overheid en ziekenhuizen apart op te nemen.

Gabe Sonke is internist-oncoloog en onderzoeksleider in het Antoni van Leeuwenhoek. Wim van Harten is onderzoeksleider Health Technology Assessment in het Antoni van Leeuwenhoek en bestuursvoorzitter van topklinisch ziekenhuis Rijnstate.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.