Onderzoek Bijbelse bezetting op de Westoever gesteund met Nederlands geld
Camera’s, pepperspray en pistolen
Christelijke stichtingen in Nederland ondersteunen de kolonisatie van de Westelijke Jordaanoever financieel. Joodse nederzettingen ontvangen geld voor huisvesting, beveiligingscamera’s of drones. ‘Hier wordt een hele lijst aan mensenrechten geschonden.’
beeld Romy van der Burgh
25 maart 2025 – verschenen in nr. 13

‘Sssshh, hoor je dat?’ zegt Ludi Oster. Moskeeën in de omliggende Palestijnse dorpen zingen door de vallei de oproep tot gebed. ‘Verschrikkelijk toch? Die herrie? En ze komen steeds dichterbij.’
Oster is geboren in Siberië, maar al decennia een trotse inwoner van Barkan. Samen met pakweg tweeduizend kolonisten woont Oster – lang grijs haar, zwarte bodywarmer – in de nederzetting op de Westelijke Jordaanoever. Het land waarop de nederzetting in de jaren tachtig werd gesticht, behoorde voorheen tot twee Palestijnse dorpsgemeenschappen.
Maar een ‘nederzetting’ mogen we Barkan van Oster beslist niet noemen, liever ‘dorpen’. Anders klinkt het alsof het iets tijdelijks is, zegt ze. Terwijl we lopen door ‘haar Barkan’ wijst ze naar bloeiende tulpen, gekregen van bevriende Nederlanders. ‘Wilders is hier ook geweest!’
Oster voelt zich vaak onveilig, zegt ze. ‘Er is constante dreiging.’ Die komt vanuit de Palestijnse bewoners van de omliggende dorpen. Ze neemt ons mee naar een van de wachtposten bij het hek om de nederzetting. ‘The eyes’ noemt ze die. Ze wijst naar een grote rots midden in de Palestijnse olijfboomgaard die direct achter het hek begint. ‘Daar staan ze soms, te zwaaien.’ En dan? ‘Als ze niet weggaan, gaan we erop af. Met een truck, en een pistool, en dan schieten we in de lucht. Als dat niet helpt, bellen we het leger.’
Aan de rand van Barkan staat een gloednieuw huisje, een soort blokhut. Buiten wappert een Israëlische vlag, binnen ruikt het naar nieuw hout. Hier kunnen de patrouilles uitrusten van hun dienst. In de hoek van de kamer staat een bord tegen de wand: ‘Building with Israël’.
Deze ondernemersclub van de Nederlandse stichting Christenen voor Israël heeft de bouw van het huis volledig betaald, vertelt Oster. Op haar telefoon laat ze een filmpje zien van de feestelijke opening met een speech die ter plekke naar het Nederlands wordt vertaald. ‘Het was mijn droom om hier dit huis te bouwen, zodat de soldaten die hier zijn voor de veiligheid, zodat de mensen hier veilig kunnen zijn in het hartland, hier kunnen komen uitrusten en genieten van het mooie uitzicht.’
Nederlandse orthodox christelijke organisaties zetten zich al decennialang in voor Israël. Met vrijwilligerswerk, inzamelingsacties en het bouwen van huizen voor joden die zich er willen vestigen, steunen de organisaties verschillende Israëlische projecten. Jaarlijks halen dit soort stichtingen in Nederland miljoenen op aan donaties. De steun beperkt zich niet tot internationaal erkend Israëlisch grondgebied, maar gaat ook naar illegaal bezet gebied op de Westelijke Jordaanoever. In 2023 ging bijna een half miljoen euro naar Israëlische kolonisten.
De steun aan nederzettingen is in strijd met Nederlands beleid ten opzichte van de tweestatenoplossing voor Israël en Palestina, met de recente uitspraak van het Internationaal Gerechtshof, én met gezamenlijk Europees beleid ten opzichte van de Palestijnse kwestie.
Ondertussen dragen christelijke weldoeners in toenemende mate bij aan het financieren van die nederzettingen: van het huisvesten van kolonisten tot rusthuizen voor Israëlische soldaten, beveiligingscamera’s en drones. Eén stichting biedt zelfs aan om vuurwapens te financieren. Dat blijkt uit onderzoek van Investico in samenwerking met BOOS, het Nederlands Dagblad en De Groene Amsterdammer. We analyseerden meer dan honderd nieuwsbrieven, jaarverslagen, lezingen en archieven van organisaties die projecten en kolonisten steunen op de Westoever. We bezochten illegale nederzettingen en gingen undercover om erachter te komen of er ook wapens voor kolonisten gefinancierd worden.
Waar Israël de bezetting in stilte aanmoedigt, zijn het de internationale particuliere donaties zoals die uit Nederland die de voorhoede van de kolonisatie van de Westelijke Jordaanoever helpen realiseren. ‘Hier wordt een hele lijst aan mensenrechten geschonden.’
De Kvish 60 – Route 60 – loopt over de hele lengte van de Westelijke Jordaanoever. Het is de hoofdweg die vanaf het zuidelijke Beër Sjeva via Hebron en Jeruzalem naar de noordelijke Palestijnse steden Ramallah, Nablus en Jenin loopt. De route voert ook langs tientallen Israëlische nederzettingen, van stadjes met scholen, winkels en restaurants, tot kleine zogenoemde outposts waar een handjevol kolonisten in caravans onlangs is neergestreken op Palestijnse grond.
Langs de weg wachten hier en daar zwaarbewapende wachtposten ons op. Israëlische soldaten turen daar de hele dag langs de loop van hun geweer. Overal wapperen felgele vlaggen met een blauwe kroon en het Hebreeuwse woord voor ‘messias’ erop. Het is de vlag van de Chabad-Lubavitch-beweging, waarvan de rabbijn zijn volgelingen opdroeg om nieuwe ultraorthodoxe gemeenschappen te stichten.
Het is eind januari, het staakt-het-vuren in Gaza is sinds een week van kracht. De spanning op de Westoever loopt op. Israël voerde enkele dagen eerder ‘militaire operaties’ uit in de Palestijnse stad Jenin, waarbij tientallen burgers omkwamen. Op het nieuws wordt gewaarschuwd voor incidenten langs de Kvish 60. Bij elke nederzetting is de spanning voelbaar als er bij het checkpoint gevraagd wordt naar de reden van onze komst, of we een afspraak hebben en of we onze papieren kunnen laten zien.
In de nederzetting Revava klinkt in de ochtend een vrolijk geluid uit speakers. Het is een liedje met Hebreeuwse tekst en gitaarmuziek. Revava, Hebreeuws voor ‘tienduizend’, heeft haar naam te danken aan een bijbelvers dat luidt: ‘We wensen je toe dat je de moeder van tienduizenden zal worden en dat zij de steden van hun vijanden zullen veroveren.’ Ze werd in 1991 gebouwd op door Israël geconfisqueerd land van de eeuwenoude Palestijnse dorpjes Deir Istiya en Haris.
Aan de rand van Revava staat een vrij nieuw wijkje van witte prefabwoningen met kleine raampjes en rolluiken. Zeker tien gezinnen kijken hier uit over een vallei vol olijfbomen.
Hetzelfde Hebreeuwse liedje klinkt later weer uit de schel klinkende speakers van de school. De tekst komt van een vers uit het Oude Testament: ‘Heer, denk alstublieft aan mij en maak mij nog één keer sterk. Dan kan ik in één keer wraak nemen op de Filistijnen voor mijn twee ogen.’ Het opgewekte lied geldt voor Israëlische nationalisten als ‘wraaklied’ dat oproept tot vergelding tegen de Palestijnen.
De wijk is in 2022 gebouwd, zo getuigt een wit bord op blauwe palen bij de ingang: ‘The new immigrant neighborhood in Revava’ staat erop, met daaronder de donateurs met wier geld de wijk is gebouwd: Christian Friends Of Israeli Communities (cfoic), Kenneth Copeland Ministries – van de gelijknamige Amerikaanse tele-evangelist die verkondigt dat God wil dat hij in privéjets vliegt – en als laatste een Nederlandse stichting: Christenen voor Israël.
![]() |
Jamal Faris vreest dat kolonisten zijn land en olijfgaard, grenzend aan nederzetting Revava, zullen innemen
‘Christenen voor Israël is van mening dat het land Israël, inclusief Judea en Samaria, toebehoort aan het Joodse volk’, staat op de website van de organisatie. Judea en Samaria zijn de bijbelse namen voor de Westelijke Jordaanoever. Vanuit de overtuiging dat Israël door God is beloofd aan de joden, is het volgens de organisatie de taak van christenen om daaraan bij te dragen. Want als de joden terugkeren naar Israël, zal de Messias komen, zo luidt de bijbelinterpretatie van Christenen voor Israël.
Tal van christelijke organisaties blijken steun te bieden aan Israël. We vinden zeker vijftien stichtingen met in totaal een begroting van zestien miljoen euro in 2023, die zich uit bijbelse overtuiging inzetten voor Israël – daarvan steunen minstens tien stichtingen direct Israëlische kolonisten op de Westoever, met minstens 420.000 euro. Dat geld gaat naar minstens vijftien nederzettingen. Waarschijnlijk is dit een substantiële onderschatting van het totaalbedrag dat naar nederzettingen gaat, omdat veel stichtingen de precieze bestemming van hun donaties niet openbaar maken.
Zo zijn er: Nachamu Nachamu Ami, dat containers vol meubilair en andere goederen verscheept naar de vanwege geweld beruchte nederzetting Itamar; het Comité Gemeentehulp Israël, dat onder meer geld ophaalt voor een Nederlands stel dat zich vanuit een nederzetting inzet tegen abortus; Stichting Shoresh, dat geld stuurt naar kolonisten én de aankoop financiert van nachtkijkers en kogelvrije vesten voor idf-reservisten; Vision for Israël, dat winterjassen stuurt naar idf-soldaten, veelal kolonisten, op de Westoever; en de Friese zorgboerderij KeuningsHof, die geld geeft aan de nederzetting Beit Yatir. Met uitzondering van de zorgboerderij beschikt elke genoemde stichting over een anbi-status.
Veruit de grootste organisatie, Christenen voor Israël (CvI), is gevestigd in Nijkerk. De stichting drijft voornamelijk op donaties; de omzet was in 2023 ruim dertien miljoen euro. CvI bekostigt daarmee een eigen maandblad, zendt wekelijks een journaal uit en organiseert ‘handen uit de mouwen-reizen’ naar het beloofde land. Ook helpt de stichting joden met hun ‘terugkeer’ naar Israël – in 2022 steunde ze zo’n zeventienduizend joden, waarvoor bijna acht miljoen euro werd uitgetrokken. Een deel van die immigranten wordt met een toelage van CvI gehuisvest in illegale nederzettingen. De ondernemersclub van CvI, die ook het soldatenrusthuis in Barkan financierde, haalde in 2023 bijna een half miljoen op.
Aan het begin van de jaren negentig zamelde CvI één miljoen gulden in voor de bouw van een nieuw Israëlisch migrantendorp, genaamd Holland Village, waar 624 woningen gebouwd werden. Daarmee ontketenden ze een mediastorm en wekenlange ophef in de Tweede Kamer. Het dorp werd namelijk gebouwd op Palestijns grondgebied. Ondanks protest uit Den Haag en afkeuring van toenmalig buitenlandminister Hans van den Broek ging de bouw gewoon door. Bestuurders van Christenen voor Israël zijn ook actief in de politiek via de ChristenUnie. Leon Meijer bijvoorbeeld, zat tot voor kort in het bestuur van zowel CvI als dat van de ChristenUnie, en de Europese politieke partij van de ChristenUnie. Bij de recentste Tweede Kamerverkiezingen stond Sara van Oordt, hoofd media en communicatie van CvI, op de kieslijst van de partij. Daarnaast is huidig CvI-bestuurslid Frans de Lange ook penningmeester van de fractie-ondersteuning van de politieke partij.

‘You found it!’ Met een grote glimlach doet Sondra Baras de voordeur open. Even later zegt ze, wijzend naar het land rondom haar huis: ‘Realiseren jullie je wel dat toen wij hier kwamen, er niets was? We hebben alles zelf gebouwd.’ Baras, de oprichter en voormalig directeur van Christian Friends of Israeli Communities (cfoic), woont in Karnei Shomron (‘Hoorns van Samaria’). Het is een van de oudere en grotere nederzettingen, met ruim tienduizend inwoners. Baras komt uit Ohio, maar verhuisde naar Israël en werd in 1984 staatsburger. Ze verdwijnt meteen naar de keuken, terwijl wij plaatsnemen aan haar donkerhouten tafel.
‘Jullie Nederlanders willen altijd koffie’, zegt Baras, terwijl ze zelfgebakken cake en dampende mokken op tafel zet. Zelf drinkt ze alleen maar diet coke. Haar stichting is bedoeld om christenen voor te lichten over de situatie hier en om geld in te zamelen voor de bewoners van de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever, vertelt Baras. Ook de besteding van het geld op de Westoever doet Christenen voor Israël tegenwoordig deels via cfoic. De financiële fondsenwerving in het buitenland is heel belangrijk, vertelt ze. Wie zijn de belangrijkste internationale partners? ‘Amerika en Nederland’, zegt ze resoluut. Nederlandse steun is dus heel belangrijk? ‘We love them deeply’, zegt Baras. Christenen voor Israël is hierin de belangrijkste partner: volgens Baras hebben ze een ‘exclusieve relatie’.
Wat betalen ze van het geld dat uit Nederland komt? Baras somt het rijtje geroutineerd op. ‘Voedselbonnen voor behoeftige families, zomerkampen, projecten voor special needs children, ouderencentra in de gemeenschappen.’ En bouwprojecten? ‘Hmm, nee, daar draagt CvI niet aan bij, voor zover ik weet.’ Hoe zit het dan met de nieuwe wijk in Revava, die we gezien hebben? Ze is even stil, kijkt ons schattend aan. ‘Ja, ja, ja, dat hebben we gedaan. Dat was een eenmalig iets voor Oekraïense vluchtelingen.’
Nadat Baras ons nogmaals cake heeft aangeboden, zegt ze: ‘Zal ik jullie de beveiligingskamer van Karnei Shomron laten zien?’
In een raamloze ruimte zitten twee mensen achter grote bureaus. De wanden zijn bijna volledig bedekt met negentien enorme beeldschermen waarop bewakingsbeelden te zien zijn vanaf de hekken rondom Karnei Shomron. Baras wijst op een scherm waarop een kaart te zien is met een slinger aan groene puntjes. ‘Dat zijn de sensoren op het hek; als er iets gebeurt op het hek krijgen we hier een melding. Negen van de tien keer is het een hond of een kat.’
24 uur per dag zitten hier twee mensen te posten. Ondertussen volgt een van de camera’s met bewegingssensor een man met een ezel die een kar trekt. Hij loopt over een verder verlaten weg. ‘An Arab’, zegt Baras. ‘Hij is gezien, de camera’s hebben hem in de gaten.’ De man wordt nauwgezet gevolgd terwijl hij en de ezel verder sjokken. ‘Vooralsnog lijkt het gewoon een oude man’, zegt ze waakzaam. Maar als er toch iets ‘verdachts’ wordt gezien, wordt er bewapende patrouille op afgestuurd. Ook voor dit soort beveiliging wordt donorgeld gebruikt, vertelt Baras. Zelf adviseert ze andere nederzettingen bij het opzetten van beveiligingssystemen. ‘We financieren nooit wapens’, benadrukt ze. ‘Maar wel camera’s, auto’s en drones, bijvoorbeeld.’

Vlak voor we, een paar dagen later, opnieuw Revava inrijden, pakken we een afslag naar rechts. We rijden door een klein dorpje, dalen af naar een olijfgaard, slingeren door enkele bochten en komen aan bij het gemeentehuis. Jamal Faris wacht ons op.
Faris, een vrolijke man die vloeiend Engels spreekt, woont in het dorp Deir Istiya. Aan de rand ligt het land dat zijn vader in de jaren vijftig kocht: zo’n zes hectare in totaal. In de decennia die daarop volgden, beplantte Faris’ vader het land stukje bij beetje met olijf- en vijgenbomen. Toen het planten klaar was in de jaren tachtig, zo herinnert Faris zich, konden zij nog gewoon te voet of zelfs met de auto naar hun land, om te snoeien of te oogsten. Begin jaren negentig kwam daar verandering in.
‘Ik weet nog dat de eerste trailers met kolonisten aan de rand van het land van mijn vader arriveerden’, zegt Faris. ‘Het werden er in rap tempo steeds meer en ze zochten steeds meer het conflict op.’ Eén incident, begin deze eeuw, zal hij niet snel vergeten. Gewapende kolonisten kwamen naar de olijfgaard en bonden zijn vader vast aan een boom. ‘Terwijl hij toekeek werden honderden bomen van onze boomgaard omgekapt.’
Faris’ olijfgaard bestaat nu hooguit nog uit vier hectare. Het deel dat direct aan de muur van Revava grenst is voor hem inmiddels te gevaarlijk om te betreden – en het overgebleven deel bezoekt hij alleen onder begeleiding van mensenrechtenactivisten. ‘Zij bieden mij bescherming, dan word ik in ieder geval niet neergeschoten tijdens het oogsten.’
Op 3 december 2024 ging hij met wat werknemers en activisten naar zijn land om olijven te oogsten. Op een video is te zien hoe gewapende mannen steeds dichterbij komen. Na twee uur komen soldaten hem vertellen dat er een gebiedsverbod geldt: ze moeten tweehonderd meter van de nederzettinggrens blijven. Faris vertelt hoe kort daarna de veiligheidschef van de nederzetting – een burger – belt om te zeggen dat hij hem zal doodschieten als hij niet weggaat. ‘Ik zei tegen hem: kom maar, schiet me dan maar dood’, vertelt Faris. Niet veel later komen de soldaten terug, ditmaal met een officieel militair bevel, waarin een ‘restricted military zone’ staat aangeduid. Ze moeten het gebied verlaten, anders zullen de soldaten hun vuurwapens gebruiken.
De incidenten passen binnen een patroon waarbij Palestijnse boeren steeds vaker worden lastiggevallen door kolonisten en in nederzettingen gestationeerde soldaten.
Af en toe roept de Israëlische overheid de kolonisten een halt toe: een nieuwe outpost of de uitbreiding van een bestaande nederzetting wordt illegaal verklaard en in zeldzame gevallen afgebroken, of een gewelddadige kolonist die een Palestijns dorp heeft aangevallen moet voor de rechter verschijnen om zich te verantwoorden.
In de praktijk hebben kolonisten echter rugdekking van Israël: als er ‘problemen’ zijn – zoals een Palestijn die te dicht bij de nederzetting komt – bellen ze het leger voor bijstand. Wanneer een nederzetting ver genoeg ontwikkeld is, met een winkel, misschien een bakker, en een handjevol gezinnen, dan is er genoeg ruimte voor de Israëlische overheid om stilzwijgend de uitbreiding van Israëlische aanwezigheid te erkennen. Zo schuift de frontlinie van de kolonisatie verder op – en hoe groter de nederzetting, hoe openlijker de staat haar als deel van Israël behandelt. Juist in het voorstadium, in de periode dat een nederzetting uitgroeit van een illegale caravan op een heuveltop tot een gevestigde gemeenschap, is de buitenlandse steun belangrijk.

Ook dit zien we terug in Revava. Volgens Bimkom, een Israëlische mensenrechtenorganisatie, is de bouw van de nieuwe wijk aan de rand van de nederzetting, die mede door Christenen voor Israël werd gefinancierd, zelfs onder Israëlisch recht illegaal. ‘Al deze gebouwen hebben in 2022 een sloopbevel ontvangen van de Israëlische overheid. Een deel staat op land dat Israël beheert’, legt Alon Cohen-Lifshitz van Bimkom uit, ‘en een deel staat op privaat land van het dorp van Deir Istiya.’
We stoppen met Jamal Faris langs een drukke weg. ‘Hier is het’, zegt hij. Hij kijkt vanaf de heuvel over de olijfgaard die zich uitstrekt tot de rand van de nederzetting. Faris wijst ernaar: in dertig jaar uitgegroeid van een paar containers naar een steeds groter dorp, met scholen, een synagoge en een pizzeria. Er wordt ondertussen gestaag doorgebouwd: Faris wijst op een drietal graafmachines.
‘Kijk, dat stuk is nieuw.’ Het zijn de witte huizen van de Nederlandse wijk. Die ligt nog geen tweehonderd meter naast Faris’ land en hij vreest dat de eerstvolgende uitbreiding op zijn grond zal komen. ‘Kolonisten zijn het ergst’, zegt hij. ‘Soldaten moeten zich aan regels houden, maar kolonisten, zij kunnen ons martelen.’
Wie de landkaarten naast elkaar legt, ziet hoeveel nederzettingen er de afgelopen decennia zijn bijgekomen op de Westoever. In de zorgvuldig getrokken grenzen tussen Palestina en Israël worden zo steeds meer gaatjes geprikt. De grenzen zijn voor wie op de Westelijke Jordaanoever rondrijdt des te nadrukkelijker gemarkeerd: met gele wapperende vlaggen, checkpoints overal en torenhoge hekken vol prikkeldraad. In de taal van de kolonisten is Palestina al uitgewist: de Westelijke Jordaanoever heet ‘Judea en Samaria’, Palestijnen zelf zijn ‘Arabieren’ of ‘terroristen’. Nederzettingen zijn ‘dorpen’ en kolonisten ‘pioniers’.
‘Shabbat Shalom, aan al onze vrienden over de hele wereld!’ Het is 29 november 2024 en Nati Rom filmt zichzelf met zijn telefoon. Hij staat in zijn Israëlische legeruniform in Noord-Gaza, en is voor het gemak even uit zijn bulldozer gestapt. ‘We zullen alles doen wat we kunnen om verlossing te brengen hier in Jabalia!’ Hij draait zich om en laat op de achtergrond een compleet verwoeste stad zien.
Rom is reservist in de Israel Defense Forces (idf) en leidt een advocatenpraktijk die vooral rechtshulp verleent aan extreem-rechtse Israëlische kolonisten. Hij staat ook demonstranten bij die hulpkonvooien aan de grens met Gaza aanvielen en verdedigt idf-soldaten die terechtstaan voor verkrachting van Palestijnse gevangenen. Verder voert hij veel zaken rond het aanvragen en verdedigen van wapenvergunningen.
Daarnaast reist hij al tien jaar de wereld rond om onder christenen giften in te zamelen voor kolonisten in ‘Judea en Samaria’: in 2023 haalde hij wereldwijd ruim drie ton op. Om het donateurs makkelijker te maken, heeft hij buiten Israël twee stichtingen opgericht. Eén is gevestigd in Florence, Texas (inwonertal 1171) en de ander in het Zuid-Hollandse Reeuwijk. De stichting in het dorpje bij Gouda dient als kanaal voor nagenoeg alle Europese donaties die Rom moeten helpen met zijn levensmissie: ‘het hart van Israël verdedigen’.
De opbrengst van de Nederlandse stichting verdubbelde in een jaar tijd naar zo’n 85.000 euro in 2023. Sinds het eind van dat jaar geeft ook Christenen voor Israël direct aan Nati Roms Israëlische stichting. Op een van zijn filmpjes is te zien hoe in een oude steengroeve een man of vijftien – de helft in burgerkleding – met geweer in de aanslag ligt. Het is enkele dagen na 7 oktober, en Rom vertelt: ‘We zijn een hoop nieuwe soldaten aan het trainen.’ De mannen openen het vuur en kogels doorzeven de oefendoelwitten aan het eind van de schietbaan, zand stuift op waar ze in de hoge wal slaan.
Nati Rom woont samen met enkele gezinnen in Esh Kodesh (‘heilig vuur’), een outpost – die zelfs in de ogen van Israël illegaal is – ter hoogte van Nablus. We willen weten waar de Nederlandse donaties voor de nederzettingen naartoe gaan. We bellen Rom meermaals om een afspraak te maken om langs te kunnen komen, zonder succes. ‘Ik praat niet met internationale pers’, laat hij weten. Op tientallen verdere berichten en telefoontjes komt geen reactie.
We besluiten om undercover te gaan en ons voor te doen als Albert Dijkstra, een man die de nalatenschap van zijn moeder wil doneren aan Roms stichting in Reeuwijk. Terug in Nederland bellen we vanaf de redactie met Arjen Domburg, die de Nederlandse stichting van Rom beheert, om te vragen waar de donaties voor ‘beveiliging’ precies naartoe gaan. Maar wanneer we beginnen over wapens is hij huiverig: ‘Nee, dat soort dingen doen we eigenlijk niet.’ Hij zal niettemin een gesprek opzetten met Rom en ‘Albert’ om te kijken wat er mogelijk is met zijn erfenis.
Twee dagen later belt Nati Rom. Geld inzamelen voor kleine en minder belangrijke dingen, zoals barbecues voor soldaten of bloemen voor Jeruzalem, is volgens Rom makkelijk. Maar om donateurs te vinden voor ‘the real deal’ blijft lastig, zegt hij. Maar juist de ‘pioniers’ in Judea en Samaria doen volgens Rom het ‘strategische, belangrijke’ werk en die hebben hulp nodig. Daar kunnen donateurs ook aan bijdragen: ‘Camera’s, pepper gas and pistols’, somt Rom op, als ‘Albert’ vraagt waar die hulp nodig is. ‘Een van de dingen die we kunnen doen is het subsidiëren van pistolen’, zegt Rom. ‘Je hoeft niet alles te subsidiëren, maar de helft, of driekwart, van het aankoopbedrag.’
De sancties vanuit de EU tegen gewelddadige kolonisten zijn ook een uitdaging voor Rom: ‘Tussen jou en mij – we kennen elkaar nog niet – maar dat is de reden dat ik acties met voedselbonnen ben begonnen. Die zijn niet alleen voor voedsel, je kunt ze in wel honderd winkels in Israël inzetten en er bijvoorbeeld gereedschap van kopen.’ Albert vraagt of Rom dat heeft bedacht om de sancties te ontlopen. ‘Ja, precies’, antwoordt hij.
Voor andere projecten vindt Rom het fijn om dingen buiten de boeken te houden, vertelt hij. Bijvoorbeeld via een bijdrage met cash. Zo kan Rom doen wat hij wil, en één ding mag duidelijk zijn: ‘I don’t do flowers.’ Over wat hij dan wel doet met dit soort donaties zegt hij: ‘Ik kan in mijn boekhouding niet opschrijven dat er geld gaat naar pistolen voor pioniers.’

Wachtpost in nederzetting Revava
We hangen op en bellen als ‘Albert’ meteen Domburg met het goede nieuws. ‘We hebben afgesproken met Rom dat onze donatie gaat naar camera’s, subsidies voor vuurwapens en quads, dat zet jij dan meteen door en dan kun jij ervoor zorgen dat het naar die drie dingen gaat ook?’ Domburg: ‘Honderd procent van het bedrag, zet ik het in één keer door naar de stichting van Nati, en dan kan hij er direct over beschikken.’
Het is alleen lastig om ‘Albert’ precies op de hoogte te stellen van alle aankopen, zegt Domburg. ‘Camera’s en quads kan ik natuurlijk gewoon noemen. Wapens zal ik nooit gebruiken, in internetdingen’, zegt Domburg. ‘Ik krijg het zelf ook niet altijd te zien.
Na het gesprek met Rom vraagt ‘Albert’ zich wel af of het niet handiger is om in cash te doneren. Maar hoe komt het dan in Israël? Dat legt Domburg uit: voor transport van de contanten heeft hij een aantal trouwe Israël-liefhebbers die regelmatig op en neer gaan. ‘Eentje in Assen, nog iemand in Zaltbommel en in Ouderkerk. Die vertrouw ik honderd procent, dan zeg ik tegen Rom: die en die komt eraan en die heeft tienduizend euro bij zich. Ja, dan is het even bij mekaar zitten, kopje koffie drinken, natellen en alles klopt. Dat is een mogelijkheid.’
Rom en Domburg nemen zelf ook weleens cash mee. ‘Toen Nati een paar jaar geleden in Nederland lezingen gaf voor Christenen voor Israël, werd er drie keer gecollecteerd en dan zit er in een keer vijfhonderd man. Dan gaat het heel hard met contanten’, zegt Domburg. Dat cashgeld krijgt Rom dan mee, maar dan moeten er wel weer allemaal documenten worden getekend, ‘dus in feite blijft er dan toch weer een spoor achter – wat je niet wil’.
We stellen als ‘Albert’ toch voor de donatie aan de stichting over te maken. Domburgs advies: hou de omschrijving neutraal. ‘Ik heb al een keer gezeur gekregen.’ Een donateur had in de omschrijving van de betaling ‘ballistische brillen’ gezet, ‘toen had ik meteen Bunq op mijn dak’, vertelt Domburg. ‘Het was al een megagroot probleem om überhaupt een bankrekening te krijgen. We zijn bij de ing geweest, bij de abn, bij de Rabobank’, zegt hij. Uiteindelijk kwam hij uit bij Bunq. ‘Na heel veel gebed en een wonder was het opeens gebeurd. Want de eigenaar van Bunq is een Turk (eigenaar Ali Niknam is een in Canada geboren, Nederlandse ondernemer van Iraanse afkomst – red.), dus hij zal dat niet heel erg tof vinden dat we dat doen. Of juist wel. Je weet het niet.’
‘O, en u weet ook dat wij een ANBI-stichting zijn?’ vraagt Domburg op het laatst. ‘Belastingtechnisch is dat ook weer interessant.’ Later stuurt hij schriftelijk een voorstel voor een omschrijving voor de overboeking naar Stichting Israel Heartland: ‘donatie tbv aanschaf quad met camera e.d.’ Eronder schrijft Domburg: ‘Bovenstaande omschrijving lijkt me duidelijk genoeg voor u en onduidelijk genoeg voor mensen die een hekel hebben aan Israël.’
‘Hier wordt een hele lijst aan mensenrechten geschonden’, zegt Anne de Jong, hoofddocent antropologie aan de Universiteit van Amsterdam en gespecialiseerd in het conflict op de Westoever. ‘Allereerst mogen Israëlische kolonisten in beginsel geen grond onteigenen in bezet gebied, laat staan er gaan bouwen. Daarmee worden ook individuele mensenrechten geschonden, namelijk die van Palestijnen van wie grond wordt ingenomen.’
Door deze kolonisten te bewapenen en steunen draag je niet alleen bij aan deze mensenrechtenschendingen, zegt de Jong, ‘maar werk je ook gewoon mee aan de wetteloze agressie van kolonisten, met eenzijdige gewapende overvallen, bedreiging, afpersing en in sommige gevallen moord’.
‘Het is belangrijk om te benoemen dat je echt niet makkelijk gesanctioneerd wordt als kolonist’, voegt ze toe. De kolonisten die Nati Rom juridisch bijstaat zijn gesanctioneerd vanwege betrokkenheid bij dodelijke aanvallen op Palestijnen en het leiden van een pogrom waarbij een Palestijns dorp met geweld werd verdreven.
Ook de bonnen voor gesanctioneerde kolonisten blijken niet te mogen: ‘Het is een absolute schending van Europese sancties als je voedselbonnen aan gesanctioneerde kolonisten ter beschikking stelt’, zegt sanctie-advocaat Yvo Amar. Als iemand op een sanctielijst staat betekent het dat er geen geld én geen economische middelen ter beschikking gesteld mogen worden.
Nati Rom zegt in een reactie dat zijn stichting nooit donaties buiten de boeken of contant geld heeft ontvangen van CvI, of van personen die verbonden zijn aan CvI. ‘Ze hebben nooit voor wapens gedoneerd en zullen dat ook nooit doen. Dit zijn de feiten. Bij al het werk dat we doen, handelen we volledig volgens de Israëlische wet.’
Arjen Domburg laat in een reactie weten: ‘Wij hebben als stichting niets illegaals gedaan en hebben ook zeker niet de intentie dit in de toekomst te doen. Bovenstaande houdt automatisch in dat wij nooit buiten de boeken om geld hebben gedoneerd en/of geld gedoneerd ten behoeve van de financiering van wapenaankopen.’
Volgens Sara van Oordt, woordvoerder van Christenen voor Israël, heeft haar organisatie nooit wapens gefinancierd en zullen zij de steun aan Nati Rom stopzetten tot nader onderzoek. Over de wijk in Revava, waar CvI driehonderdduizend euro aan bijdroeg, zegt ze: ‘Er is inderdaad een claim’, refererend naar de Palestijnse landeigenaar, ‘maar er is nooit een rechtszaak over geweest.’ Mocht de Israëlische rechtbank de Palestijn gelijk geven, dan zal CvI ‘de huisjes verplaatsen’.
Van Oordt zegt verder dat de situatie van Jamal Faris haar ‘enorm raakt’. Wat betreft de uitspraken en activiteiten van de door CvI gesteunde organisaties noemt Van Oordt het ‘goed dat we daarin scherp gehouden worden’, maar ze kan niet beloven dat er in de toekomst niet nogmaals fouten worden gemaakt. ‘Het is een heel ingewikkeld gebied.’
Reacties
Bunq laat weten niet op individuele gevallen te kunnen ingaan, maar verklaart dat de betreffende stichting aanvankelijk werd toegelaten vanwege een humanitaire doelstelling. “Die doelstelling lijkt later te zijn gewijzigd, zonder dat wij daarvan op de hoogte zijn gesteld,” aldus de bank. Het financieren van wapens valt volgens Bunq “buiten onze acceptatiecriteria.”
De ChristenUnie reageert dat het “bekend en geen belemmering” is dat sommige leden van de partij actief zijn bij Christenen voor Israël.
Stichting Shoresh laat weten geen onderscheid te maken “waar de mensen in Israël wonen, wat ze geloven of welke politieke voorkeur ze hebben. Het is hulp aan Joden in Israël.”
De overige genoemde stichtingen waren niet bereikbaar voor commentaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.