Met de winst van de PVV ligt de formatiebal in de hoek van Geert Wilders. Met 37 zetels is het een kwestie van tijd voordat de anti-establishment-partij zelf onderdeel zal worden van datzelfde establishment. Zo werd PVV’er Martin Bosma met krappe meerderheid verkozen tot de nieuwe voorzitter van de Tweede Kamer. Bij het voorlezen van de uitslag stonden de gezichten in vak PvdA/GroenLinks en bij de buren van D66 op onweer.

Waar (centrum)linkse en progressieve partijen sinds de verkiezingen hun afgrijzen over de verkiezingsuitslag nauwelijks kunnen onderdrukken, lijken centrumrechtse partijen vooral de kat uit de boom te kijken. Zo werd Pieter Omtzigt (NSC) tijdens het Kamerdebat flink doorgezaagd door de linkerflank: hoeveel waarde hecht Mister Rechtstaat nog aan de Grondwet, nu hij een samenwerking met de PVV niet per definitie afwijst? Een partij met standpunten die op gespannen voet staan met de Nederlandse grondwet, maar ook met internationale verdragen.

Maar ondanks de discussie in de Tweede Kamer over het wel of niet samenwerken met de PVV, weten partijen Geert Wilders al bijna twintig jaar prima te vinden om Kamermeerderheden te smeden. Ook de partijen op de linkerflank hebben zijn telefoonnummer. Dilan Yeşilgöz (VVD) herinnerde Rob Jetten (D66) fijntjes op eerdere samenwerkingen met de PVV: zo belden de sociaal-liberalen Geert Wilders toen ze steun zochten om demissionair premier Mark Rutte (VVD) te wippen, maar ook om box-2 belastingen voor ondernemers en de bankenbelasting te verhogen. ‘En als ik zeg “ik ga kijken of ik een centrumrechtse koers waar kan maken”, dan ben ik degene die niet deugt. Houd op met die hypocrisie,’ aldus een gepikeerde Yeşilgöz.

Bovenstaande typeert de Nederlandse ambivalente houding richting radicaal-rechtse partijen: er bestaat geen cordon sanitaire – zoals bijvoorbeeld in België – en het afstand nemen van radicaal-rechts, gebeurt vooral vanuit (centrum)linkse en progressieve hoek. De centrumrechtse partijen daarentegen zijn stilletjes richting ze opgeschoven: zo kopieerde de VVD jarenlang de antimigratie-retoriek en -standpunten van de PVV om te proberen die partij zo electorale wind uit de zeilen te nemen. En de christendemocraten van het CDA kregen samen met de VVD in het eerste kabinet Rutte I (2011) gedoogsteun van de PVV.

CHOCOLA VAN DE FORMATIEPUZZEL

De Belgische politicologe Laura Jacobs deed onderzoek naar hoe mainstream partijen reageren op het al dan niet regeren met radicaal-linkse en -rechtse partijen, en welke argumenten ze gebruiken om wel of niet met radicalen in een coalitie te stappen. In een poging meer chocola te maken van de Nederlandse formatiepuzzel, sprak Vrij Nederland met haar.

Nederland is zeker niet het eerste land met een verkiezingszege voor radicaal-rechts ­– landen als Italië en Hongarije gingen ons voor. In landen zoals Noorwegen, Griekenland en Ierland zien we juist winst voor radicaal-linkse partijen. Is er een verschil in hoe traditionele partijen reageren op radicaal-rechts en -links?

Laura Jacobs: ‘In het algemeen staan traditionele partijen veel afwijzender tegenover radicaal-links dan tegenover radicaal-rechts. Dat is op zich logisch, want er gaat een grotere electorale kracht uit van radicaal-rechts en daarnaast zijn de eventuele dreigingen voor de democratie van die kant vaak ook iets tastbaarder. Tegelijkertijd zie je wel dat traditionele partijen dezelfde soort argumenten gebruiken voor zowel radicaal-links als -rechts zodra ze besluiten niet te willen samenwerken. Dan gaan ze namelijk heel erg focussen op de beleidsmatige argumenten. De meest milde vorm daarvan is wijzen op onverenigbare verschillen. De overtreffende trap hiervan is stellen dat ze te extreem zijn om mee samen te werken. Vaak wordt dan het argument van grondrechten en de grondwet aangehaald. Ze leggen dan de focus op een gepercipieerd extremisme, en dat je als redelijke partij niet met extremisten kunt regeren. Dat laatste argument wordt veel vaker ingeroepen voor radicaal-rechts dan voor radicaal-links.’

‘In België is er een formeel cordon sanitaire rondom radicaal-rechts, en in Duitsland zien we een meer consistente afwijzing richting zowel radicaal-links als -rechts.’

Welke argumenten worden er gebruikt om wél samen te werken met radicale partijen?

‘Bij uitsluiting concentreren de argumenten zich vooral rondom onverenigbaar beleid. Bij samenwerking gaat het eerder over de noodzaak een regering te vormen. Dat wordt dan een randvoorwaarde om beleid vervolgens uit te kunnen voeren, in plaats van andersom. In mijn onderzoek heb ik vooral gekeken hoe partijen op X (voorheen Twitter) spraken over wel of niet samenwerken en regeren met radicaal-rechts en -links. Frappant voor de Nederlandse situatie is dat de VVD in 2010 – dus voordat ze in de regering stapte met de PVV – het argument gebruikte van te grote verschillen. De PVV stond inhoudelijk te ver van de VVD af, werd gezegd.

Na de geklapte minderheidsregering in 2012 kon VVD-leider Mark Rutte een ander argument aanhalen, namelijk dat er met de PVV daadwerkelijk niet viel samen te werken. Ze hadden het geprobeerd, aldus Rutte, en de PVV bleek een onbetrouwbare partner waarmee geen compromissen vielen te sluiten. Hier zie je dat de argumenten voor wel of niet samenwerken vloeibaar zijn, maar ook dat de VVD juist door die mislukte samenwerking heel lang een goed excuus heeft gehad om het argument van “te extreem om mee samen te werken” kracht bij te zetten.’

Maakt de mogelijkheid tot meeregeren veel verschil voor hoe traditionele partijen omgaan met radicale partners?

‘Zeker. In Nederland en Oostenrijk staat men wat minder afwijzend tegenover samenwerking. Daar wordt vooral pragmatisch gekeken en gesproken in termen van het niet uitsluiten van democratische stemmen en de noodzaak tot het vormen van een regering. In België is er een formeel cordon sanitaire rondom radicaal-rechts, en in Duitsland zien we een meer consistente afwijzing richting zowel radicaal-links als -rechts.

Ik vermoed dat dit ook deels historische redenen heeft, Duitsland heeft immers ervaring met zowel een radicaal-rechtse regering als met links extremisme in Oost-Duitsland. De mainstream partijen in Duitsland zijn bijvoorbeeld erg negatief richting Die Linke, men is consistenter in de afwijzing van extremisme. In België is men vooral afwijzend naar radicaal-rechts zoals Vlaams Belang, vooral in Franstalig België. De kans dat radicale partijen daar een onderdeel van de coalitie worden, is hierdoor meteen een stuk kleiner.

Het is ook interessant om te kijken naar Europese gebieden waar radicaal-rechts amper bestaat. In Wallonië zijn radicaal-rechtse partijen lang niet zo stevig vertegenwoordigd als in Vlaanderen, terwijl ze allebei een politiek cordon sanitaire hebben. Het verschil is dat er in Wallonië ook een cordon médiatique rondom radicaal rechts heerst. Daar bestaat onder journalisten de afspraak om geen aandacht te geven aan radicaal-rechtste partijen en hen geen direct podium te verlenen, en dat blijkt dus een doeltreffend instrument om te voorkomen dat dergelijke partijen voet aan de grond krijgen. Ze kunnen zich zonder media-aandacht immers niet verankeren in het systeem. Dit laat zien dat het een samenspel van factoren is, en dat er verschillen zijn tussen gesloten en open systemen. In Nederland heeft radicaal rechts volop toegang tot de media, is er veel aandacht voor en worden ze daarnaast politiek ook gezien als mogelijke coalitiepartner. Dat zorgt dus voor normalisatie van dit soort partijen.’

Het normaliseren van radicale standpunten, gebeurt dat niet ook door kopieergedrag van traditionele partijen – zowel in de manier van communiceren als in de standpunten?

‘We kijken hier vanuit Vlaanderen met veel interesse naar Nederland, want op dat punt sluit de Belgische case nauw aan bij de Nederlandse. Ook hier is de verwachting dat radicaal-rechtse partijen, en dan vooral het Vlaams Belang in Vlaanderen, het goed zullen doen omdat immigratie een belangrijk en zichtbaar thema is geworden.

‘De tragiek lijkt te zijn dat de strategie van het overnemen van standpunten – bijvoorbeeld door migratie een onderwerp te maken – radicaal-rechts in de kaart speelt.’

In 2018 hadden we in België bijvoorbeeld een regering van conservatief rechts ­– N-VA, Open VLD en de christendemocraten CD&V. Er waren toen onderhandelingen over het Marrakesh Pact van de Europese Unie en de regering was zwaar verdeeld over dit migratiestandpunt. In de Vlaamse context zit de concurrentie op het rechtse vlak tussen de N-VA en Vlaams Belang. De N-VA liet de regering vallen op dit migratiestandpunt, en had gehoopt door de kiezer beloond te worden voor hun standvastigheid en strenge aanpak van migratie. Ze hadden immers hun poot stijf gehouden binnen de coalitie en er een regeringsval voor over gehad. Het was echter Vlaams Belang dat er als issue owner met de winst vandoor ging, en dat terwijl ze juist vlak daarvoor een beetje in het slop waren geraakt. Door het migratiethema weer vol in de aandacht te zetten, kreeg Vlaams Belang weer wind in de zeilen. De N-VA heeft er destijds in België net zomin de vruchten van geplukt als de VVD in Nederland bij de laatste verkiezingen.

In Nederland zag je de kopieerstrategie door zowel VVD als NSC gebeuren, beide partijen hebben van migratie een stevig thema gemaakt. Tegelijkertijd zien we migratie als onderwerp nu ook verschijnen bij centrumlinks, waarbij zelfs centrumlinkse partijen in Vlaanderen (zoals Vooruit) van koers zijn veranderd en meer “flinkse” standpunten overnemen. Men hoopt op die manier de kiezers tegemoet te komen en weer terug te winnen van radicaal rechts. Het idee erachter is dat met het kopiëren van het onderwerp de kiezers vanzelf volgen, maar de tragiek lijkt te zijn dat juist die strategie van het overnemen van standpunten – bijvoorbeeld door migratie een onderwerp te maken – radicaal-rechts in de kaart speelt. Zij zijn immers issue owner op dat vlak. Jullie hebben dat in Nederland gezien bij de laatste verkiezingen. De PVV heeft volop garen gesponnen bij het feit dat “hun” thema een van de hoofdonderwerpen in de verkiezingen werd. Mede dankzij de traditionele partijen en hun kiescampagnes.’

 

Heeft men in Vlaanderen destijds lessen getrokken uit het cadeau doen van een onderwerp aan de radicale issue owner?

‘Als het regent in Den Haag dan druppelt het in Brussel, wordt weleens gezegd. De gelijkenis met Nederland is tot nu toe vooral het kopiëren van radicaal-rechtse standpunten door meer gematigde en traditionele partijen. Toch zijn hier na jullie verkiezingen veel analyses verschenen en krabben veel centrumrechtse partijen zich nu achter de oren, want het lijkt erop dat de VVD – door de deur op een kier te zetten voor de PVV – een effect heeft gesorteerd. Dit gedeelte is heel relevant voor Vlaanderen, want ook al is hier sprake van een cordon sanitaire, het is de vraag of dat in stand wordt gehouden.

Nu al wordt in Vlaanderen aan partijen gevraagd of ze bereid zijn te regeren met radicaal-rechts, zeker aan de NVA en andere mainstream partijen. Het effect van uitspraken over met wie je wel of niet wilt gaan regeren op stemgedrag behoeft meer onderzoek. Ik heb zelf net een experiment gedaan en de eerste analyses wijzen er zeer voorzichtig op dat er inderdaad een legitimeringseffect bestaat. Dus zodra een mainstream partij zegt bereid te zijn te regeren met een radicale partij, maakt dat een partij relevant. Het lijkt er nu toch sterk op dat dit precies is wat er bij jullie in Nederland is gebeurd, al ontbreken voorlopig de empirische gegevens om dit hard te maken, maar hopelijk wordt daar onderzoek naar gedaan.’

‘Soms verkopen partijen een stem op zichzelf als een tegenstem, om te voorkomen dat de tegenkandidaat überhaupt kans maakt op die meerderheid.’

Voor de verkiezingen zei VVD-lijstrekker Dilan Yeşilgöz dat ze samenwerken met de PVV in bijvoorbeeld een coalitie niet uitsloot. Nu zegt ze toch iets anders, namelijk wel samenwerken maar alleen door te steunen vanuit de Tweede Kamer.

‘Oh zeker, argumenten worden vaak ook moeiteloos aangepast aan de nieuwe realiteit. Voor de verkiezingen moeten partijen namelijk inschatten wat de resultaten kunnen zijn en welke coalitie-opties openliggen, en dus moet je rekening houden met verschillende samenwerkingspartners. Dat is heel anders dan bijvoorbeeld in tweepartijenstelsels zoals de Verenigde Staten of, in mindere mate, het Verenigd Koninkrijk. Het resultaat is dat je daarom tijdens de verkiezingen al minder hard op elkaar kunt inhakken, en dus ook minder stellig kunt zijn, omdat je later partners moet zoeken. Die stelligheid komt dan dus pas later.

Tijdens de verkiezingen zelf zijn partijen vooral bezig met beleidsmatige argumenten om aan kiezers te laten zien waarop ze verschillen van de ander. Dat zag je in Duitsland heel sterk gebeuren tussen de christendemocraten van de CDU en de radicaal-rechtse Alternative Fur Deutschland (AFD). Na de verkiezingsuitslag was het argument om niet samen te werken niet zozeer de verschillen die ze tijdens de verkiezingen hadden benadrukt, meer het gebrek aan een overgrote meerderheid. Het zou geen zin hebben, met zo’n krappe meerderheid.

Soms verkopen partijen een stem op zichzelf als een tegenstem, om te voorkomen dat de tegenkandidaat überhaupt kans maakt op die meerderheid. In Nederland deden bijvoorbeeld GroenLinks en D66 dat in het verleden: een stem op ons is een stem tegen radicaal-rechts en Wilders. In Duitsland deden de Groenen dat ook. Hun argument was dat de sociaaldemocraten (SPD) wispelturig zijn, bij de Groenen ben je er als kiezer van verzekerd dat je stem niet wordt gebruikt voor een samenwerking met radicaal rechts. Die partijen verkopen zichzelf dan als de beste garantie tégen een radicaal-rechtse regering.

Dat is in België nu overigens de grote vraag voor de Vlaams-nationalisten van de N-VA: die zullen zich moeten uitspreken of ze al dan niet met Vlaams Belang in zee zullen gaan. Ook bij ons speelt de discussie of het uitsluiten van partijen op voorhand wel zo democratisch is. De radicale partijen zullen zeggen van niet, de traditionele partijen juist van wel, want zelfs als 25% stemt op een radicale partij, heeft 75% dat nog altijd niet gedaan en is het legitiem om een andere meerderheid te vormen – zo luidt het argument.’

Veel van de argumenten waar we het over hebben gehad, gaan over redenen om vooral níét samen te werken met radicale partijen. In Nederland zien we nu bij NSC eerder het tegenovergestelde: door de strakke rechtstatelijke lijn leek de PVV niet echt een voor de hand liggende samenwerkingspartner van NSC, maar uit het laatste Tweede Kamerdebat bleek dat niet alle volksvertegenwoordigers hiervan overtuigd zijn.

‘Het is lastig om dit soort situaties precies te duiden, ik kan natuurlijk niet in het hoofd van Pieter Omtzigt kijken. Toch denk ik dat het goed is om te beseffen dat wanneer het gaat om samenwerking met radicaal-rechts, het vooral van belang is om te kijken naar de argumenten van de mogelijke regeringspartners en dus de centrumrechtse partijen. En onderschat hierbij de rol van de publieke opinie niet. Dat zie je vooral in de Vlaamse context: er is vanuit de publieke opinie juist steeds minder steun voor een cordon sanitaire, en het zijn juist de kiezers van de N-VA die dat cordon op de schop willen. Wanneer centrumrechtse partijen zich uitspreken over samenwerken met radicaal-rechts, wordt het een hele delicate evenwichtsoefening. Die partijen willen niet te veel mensen voor het hoofd stoten, en ook geen kiezers schofferen of afstoten. Het is dan vaak in het belang van die partijen om een beetje vaag te zijn over het al dan niet regeren met radicaal-rechts.

Het is dus een continue balanceeract tussen kiezers tevreden houden maar ook niet de complete publieke opinie tegen je krijgen. Dat zie je overigens ook terug in het standaard argument om niet samen te werkenmet radicale partijen – of dit nou AfD, PVV of Vlaams Belang is. Men is het altijd eens met de analyse van het probleem, maar gooit het erop dat de oplossing voor dat maatschappelijke probleem te extremistisch is.’

 ‘Er is vanuit centrumrechtse partijen in Vlaanderen heel jaloers gekeken naar Pieter Omtzigt, ze willen allemaal een Vlaamse Pieter.’

In Nederland hoor je vaak het argument dat je in een land van middenpartijen al relatief snel – en met een relatief laag percentage stemmen – een grote speler kunt worden in de formatie. Veranderen de argumenten ook zodra partijen groter of juist kleiner zijn?

‘In mijn onderzoek had ik verwacht dat dit inderdaad belangrijk zou zijn, maar het blijkt geen grote rol te spelen. Zowel de omvang van een traditionele als die van een radicale partij gaf geen eenduidige resultaten. Toch denk ik dat de rol die traditionele partijen spelen belangrijk is. De kans dat kleinere partijen in een regering kunnen stappen is toch aanzienlijk kleiner. Als het bijvoorbeeld zeer waarschijnlijk is dat je aan die formatietafel komt te zitten, zullen de argumenten die je gebruikt tijdens de verkiezingscampagne toch anders zijn dan wanneer je een traditionele oppositiepartij bent.’

Op de VVD na zitten er toch relatief nieuwe anti-establishment-partijen aan tafel.

Dat is typisch interessant in de Nederlandse context: jullie hebben een gefragmenteerd partijlandschap waarin het makkelijk is voor nieuwe spelers om in korte tijd door te breken. In België bijvoorbeeld is het al veel lastiger voor nieuwe partijen om voet aan de grond te krijgen, onder andere door de hogere kiesdrempel en de regels rond partijfinanciering. Jullie hebben twee nieuwe partijen die het goed hebben gedaan: eerst BBB met de Provinciale Statenverkiezingen die nu ook zijn doorgegroeid in de Tweede Kamer, en natuurlijk Pieter Omtzigt met NSC.

Er is minder aandacht gegaan naar deze winst door de zege van Geert Wilders met zijn PVV, maar vergeet niet dat het heel erg interessant is dat nieuwe partijen opeens twintig zetels halen. Dat is misschien nog wel interessanter dan dat de PVV het goed heeft gedaan. We hebben vaak de neiging om ons meteen te storten op het meest opvallende en te doen alsof dat ongekend en volledig nieuw is. Een onverwachte stijging. Terwijl we in West-Europese landen al decennialang zien dat radicaal-rechts het goed doet: in Frankrijk, Duitsland, Vlaanderen. Dat is niet nieuw, vooral het mogelijke zicht op regeringsdeelname is hierbij relevant, niet de score an sich.

Het zijn denk ik juist de nieuwe, meer gematigde maar succesvolle partijen die interessant zijn. Ook wat die gaan doen ten aanzien van radicaal-rechts. Er is vanuit centrumrechtse partijen in Vlaanderen heel jaloers gekeken naar Pieter Omtzigt, ze willen allemaal een Vlaamse Pieter. Een stem tegen het establishment, maar dan eentje die niet per se populistisch hoeft te zijn.’

https://www.vn.nl/radicaal-rechts-centrumrechtse-partijen/