donderdag 2 juli 2020

Jacht op fraudejagers







Een gedupeerde ouder tijdens de persconferentie van de commissie-Donner, 12 maart© Sem van der Wal / ANP

Jacht op fraudejagers

Waarom wordt er justitieel onderzoek naar de Belastingdienst verricht in de affaire over de toeslagen voor kinderopvang? Er zijn geen concrete verdachten. En: ‘Collectieve schuld laat zich niet individualiseren.’

1 juli 2020

De staatssecretarissen van Financiën deden vorige maand aangifte tegen de eigen Belastingdienst. Het was opnieuw een schok in de slepende affaire over de toeslagen voor kinderopvang: er zouden daar mogelijk misdrijven zijn gepleegd. Het Openbaar Ministerie gaat de aanklacht nu onderzoeken.
De bewindslieden baseren zich op een advies van advocaat Hendrik Jan Biemond, van kantoor Allen & Overy. Maar kan deze juridische route wel iets zinnigs opleveren? Uit de beerput van de affaire komt vooral systeemstank. Om het hele verhaal boven water te krijgen is de parlementaire ondervraging, die er nu ook komt, dan ook geschikter dan een justitieel onderzoek dat vooralsnog zonder concrete verdachten is. Waarom zouden de politieke ambtsdragers dan toch ‘verplicht zijn’, zoals ze zeggen, om aangifte te doen?
De toeslagenaffaire draait in de kern om overijverige ambtenaren, die het gevoel voor maat volledig kwijt waren. Ouders kregen het stempel van fraudeur, alleen omdat ze waren aangesloten bij een verdacht gastouderbureau. Ze behielden dit stempel, ook als er sprake was van minimale tekortkomingen, en dat leidde tot ontluisterende geschiedenissen die zijn opgediept door onderzoeksjournalisten, de Nationale Ombudsman, parlementsleden en de commissie-Donner. In december vorig jaar stapte Menno Snel als staatssecretaris op, omdat zijn positie door de toeslagenaffaire onhoudbaar was geworden. Een grote groep ouders kreeg eind 2019 compensatie, en over compensatie aan andere gedupeerden wordt nog gesteggeld.

De commissie-Donner liet er in het najaar van 2019 geen twijfel over bestaan dat wat er vanaf 2014 gebeurde met die eerste groep ouders fout was – maar wel fout tegen de achtergrond van een politieke context: de opeenvolgende kabinetten-Rutte legden steeds meer nadruk op het opsporen van fraudeurs. De wetgever treft ook blaam, omdat de regelgeving te rigide werd. Als je ambtenaren te krap voorschrijft wat ze moeten doen, geef je ze de indruk dat ze niet meer hoeven na te denken. Daarmee is niet gezegd dat er geen misdrijven kunnen zijn gepleegd, maar wel dat de belastingambtenaren opereerden in een ‘algemeen klimaat waarin binnen de kortste keren iedere misslag, overtreding of onjuiste aangifte van een toeslag als fraude werd aangeduid’, aldus de commissie-Donner. Bij de context van deze zaak hoort dus ook het organisatorisch tekort en de interne bedrijfscultuur.
‘Collectieve schuld laat zich niet individualiseren’, schreef Mark Hornman, specialist in strafrechtelijke aansprakelijkheid van topondernemers, in een publicatie (2018) over de leiding van publieke instellingen. ‘Alle pogingen die daartoe worden ondernomen, resulteren er veelal in dat lagere functionarissen zich zullen moeten verantwoorden, terwijl de hogere echelons, die verantwoordelijk zijn voor de context (…) buiten schot blijven.’ Om de focus te richten op collectieve schuld, concludeert hij, is strafvervolging van de publieke instelling als geheel nodig. Maar bij de staat is zo’n blikrichting onmogelijk: je kunt de staat, anders dan (in bepaalde gevallen) lagere overheden, niet voor de strafrechter dagen. Politieke verantwoordelijkheid heeft volgens de rechter voorrang boven de mogelijkheid van strafvervolging, omdat de centrale overheid geacht wordt te handelen in het algemeen belang. Pogingen om die immuniteit van de staat op te heffen, onder andere via een initiatiefwetsvoorstel, zijn tot nu toe mislukt.
Het is dus onmogelijk om ‘de Belastingdienst’ voor de strafrechter ter verantwoording te roepen, zoals ook advocaat Biemond schrijft. Wat resteert als mogelijkheid, aldus zijn advies, zijn strafzaken tegen individuele belastingambtenaren, als die tenminste niet ook afketsen op immuniteit.
Met zoveel ongewisheid begrijp je waarom belastingambtenaren zich nu vogelvrij voelen
Om welke ambtenaren het gaat is onduidelijk, omdat er nog geen enkele concrete verdachte is. Ook is ongewis of de ambtelijke leiding van de Belastingdienst, die de fraudejagers nadrukkelijk opdracht gaf ‘om langs de randen van de wet te opereren’ (brief staatssecretaris Snel aan het parlement), in het vizier komt. Maar volgens Biemond is concretisering niet nodig om het Openbaar Ministerie via een aangifte aan het werk te zetten. Dat resulteert erin dat nog onbekende belastingambtenaren zich mogelijk hebben schuldig gemaakt aan de misdrijven die op dit dossier mogelijk van toepassing zijn: ‘knevelarij’ en ‘beroepsmatige discriminatie’. Met zoveel ongewisheid begrijp je wel waarom ambtenaren van de Belastingdienst zich nu allemaal vogelvrij voelen, zoals een vakbondsvertegenwoordiger in Het Financieele Dagblad verklaarde.
Knevelarij is een oud ambtsdelict, dat neerkomt op afpersing vanuit een machtspositie. De zeldzame rechtspraak hierover beperkt zich tot persoonlijk voordeel, zoals een deurwaarder die extra kosten hief voor het uitbrengen van een dwangbevel. Omdat in de toeslagenaffaire slechts de openbare kas erop vooruit is gegaan, en knevelarij zich pas na een extensieve interpretatie leent voor toepassing op deze affaire, is het nog maar de vraag of een rechter hierin zal meegaan. Het advies staat vol met zulke hordes, heel genuanceerd en degelijk.
Dat geldt ook voor dat andere mogelijke misdrijf: beroepsmatige discriminatie (zoiets als etnisch profileren). In 2014 deed de Belastingdienst een ‘quick-scan’ naar aanvragers van toeslagen met de Ghanese en de Roemeense nationaliteit. Dit zijn ‘potentieel discriminerende onderzoekshandelingen’, aldus de adviseur, ook al is nog niet duidelijk of er iets met de scan is gedaan en of er een rechtvaardiging voor is. Biemond haast zich, vanwege alle mitsen en maren, te benadrukken dat het echt alleen gaat om ‘mogelijke’ misdrijven. Waarom dan toch die conclusie dat de politiek verantwoordelijke bewindslieden onverwijld aangifte moeten doen? Natuurlijk, wat dit betreft baseren de bewindslieden zich op hun adviseur. Maar was er dan géén reden voor advies over dit advies?
Als je op zoek gaat naar een antwoord, kom je uit bij de stelling van enkele advocaten die in het najaar van 2019 ging rondzingen: behalve dat de Belastingdienst bestuursrechtelijk fout zat, zou ook de strafwet zijn overtreden. Dat bracht parlementariërs op een idee: waren er ambtsmisdrijven gepleegd? Nee, zei minister van Financiën Wopke Hoekstra in Buitenhof, hij had er geen aanwijzingen voor. In reactie daarop somde SP-Kamerlid Renske Leijten tijdens een vragenuur in januari 2020 nog eens verontwaardigd op wat ouders allemaal hadden meegemaakt: jarenlang behandeld als fraudeurs, huizen leeggehaald en inboedel gedwongen verkocht, leven onder het bestaansminimum, terwijl de bezwaren die ze indienden niet in behandeling werden genomen. Leijten wilde een degelijk intern onderzoek naar ambtsmisdrijven.
Vervolgens wierp de minister plotsklaps retorisch de vraag op of op hem als politiek ambtenaar de plicht rustte om aangifte te doen. Dat wilde hij dan door een extern deskundige laten uitzoeken. En zo kreeg advocaat Biemond opdracht om advies te geven over die aangifteplicht. Hij is een tijdlang officier van justitie geweest en heeft dus ervaring met het zoeken van wetsbepalingen bij feiten. Maar die feiten zijn alleen in algemene zin bekend en niet toegespitst op de preciesheid die nodig is in het strafrecht. Vandaar ook de disclaimers in het advies over de toedracht.
Het was dus – voor de duidelijkheid – de minister en niet Biemond die kwam aanzetten met een mogelijke aangifteplicht. Waar haalde hij die vandaan? Een jarenlang verstofte wetsbepaling (artikel 162) uit het wetboek van strafvordering blijkt openbare colleges en ambtenaren te verplichten om ‘onverwijld’ aangifte te doen, zodra ze ‘kennis krijgen’ van ambtelijke criminaliteit. In de jaren tachtig van de vorige eeuw noemde de regering dit nog een dode letter, maar op de golven van aandacht voor corruptie werd het een politieke herontdekking. Of dat tot ambtenaren doordrong, is niet bekend. Volgens een onderzoek uit 2008 in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), dat onderdeel is van het ministerie van Justitie en Veiligheid, wist slechts een minderheid onder de ambtenaren dat er voor hen zo’n aangifteplicht bestaat. In 2011 duikt de wetsbepaling ineens op in richtlijnen van het Openbaar Ministerie ter bestrijding van ambtelijke corruptie. Maar: er staat geen sanctie op.
De wetgever moet bij zichzelf te rade gaan, ‘anders maken politici de publieke dienst kapot’
Biemond ziet de sleutel ervan in het streven naar een integere overheid. Via artikel 162 resulteert dat in de conclusie van een ‘redelijk vermoeden’ dat de genoemde misdrijven zijn begaan, wat voldoende is voor het ontstaan van een aangifteplicht. Heel belangrijk, die integere overheid, maar elke vorm van reflectie ontbreekt over het verschil tussen gewone ambtenaren en politieke ambtsdragers. Een technisch-juridische analyse op basis van een half vergeten wetsartikel ontslaat met name bewindslieden niet van de verantwoordelijkheid om te bekijken waartoe dit allemaal leidt.
Het meest complete verhaal over de toeslagenaffaire komt nog altijd van de commissie-Donner. In haar eindrapport dit jaar gaat het over de erfenis van vijftien jaar kinderopvangtoeslag. De essentie van dit systeem is dat toeslaggerechtigden, zonder veel controle vooraf, substantiële of zelfs zeer hoge bedragen in handen krijgen, op voorwaarde dat zij deze op korte termijn daadwerkelijk uitgeven aan kinderopvang. Maar die bedragen kunnen wel, lang nadat ze zijn uitgegeven, alsnog worden teruggevorderd. Uit vrees voor misbruik kreeg de regeling volgens de commissie ook nog eens een sterk ‘alles of niets’-karakter: bij de geringste tekortkoming kon men de hele aanspraak verliezen. Vandaar dat het om een riskante toeslag gaat, waardoor veel ouders in de problemen kwamen. Zij zijn ‘de slachtoffers’ van bewuste keuzes van wetgever, bestuur en rechter, die er vanaf het begin zijn geweest, schrijft de commissie.
De fraudejacht van 2014 en de jaren daarna ging nog een paar stappen verder: toen werd het excessief. De strafklacht richt zich op deze excessen. Het begin daarvan ligt in 2013, toen de Belastingdienst een nieuwe aanpak introduceerde om fraude door de gastouderbureaus gestructureerd in kaart te brengen en aan te pakken. Die bureaus helpen ouders bij de aanvragen. De nieuwe werkwijze leidde tot oprichting van het CAF, jargon voor Combiteam Aanpak Facilitators – alles in reactie op een verontwaardigde Tweede Kamer, die vond dat de Belastingdienst steken had laten vallen in de zogenoemde Bulgarenfraude.
Bij een Eindhovens gastouderbureau, de CAF-11 zaak, werden vervolgens onregelmatigheden gesignaleerd. Daarna ging het snel: in 2014 werden de voorschotbetalingen van honderden bij dit bureau aangesloten ouders stopgezet, zonder dat er een individuele beoordeling aan voorafging – wat in strijd is met de wet. Er schijnt daarbij gewerkt te zijn met een tachtig-twintig-regel: bij tachtig procent van de zaken (de ‘slechten’) is de fraude-aanpak terecht, de overige twintig procent (de ‘goeden’) lijden daaronder. Het risico dat een toeslag ten onrechte zou worden stopgezet of teruggevorderd zou dan welbewust zijn genomen. Dit onderdeel leent zich nog het meest voor een strafrechtelijk onderzoek.
De commissie-Donner spreekt bij de CAF-11 zaak over ‘zero tolerance’ en ‘institutionele vooringenomenheid’. Dat bleef zo, ook toen ouders en masse gingen procederen. Mogelijk is bij 22 andere zaken ook sprake van excessieve hardheid, aldus de commissie. Het wrange is dat de rechter lange tijd ook al te weinig rechtsbescherming bood, omdat de wetgever een rigide systeem schiep dat de rechter meende te moeten respecteren. Pas in 2019 kwam de bestuursrechter met een humanere herinterpretatie.
Aan de basis staat dus de wetgever, die – in de woorden van minister van Staat Herman Tjeenk Willink – bij de toeslagenwet de administratieve rompslomp met de kans op vergissingen op de koop toe nam, en jaren later met fraudebestrijding vijftig miljoen wilde incasseren, om een bezuiniging op te vangen. Als je met fraudebestrijding geld wilt innen zijn slechts grote bedragen interessant, en dan kom je bij toeslagen uit op mensen met heel weinig geld. ‘En zo werden juist zij de klos’, schrijft Tjeenk Willink in zijn essay ‘Doet de wetgever nog recht?’ (De Groene, 29 januari). Hij maant de wetgever om bij zichzelf te rade te gaan, in plaats van de pijlen te richten op de ambtelijke organisatie. ‘Anders maken politici de publieke dienst verder kapot.’
Dit scenario is precies het risico dat je neemt als je naar het Openbaar Ministerie holt op basis van een vermeende aangifteplicht tegen nog onbekende ambtenaren.

Demasking the Torture of Julian Assange








Demasking the Torture of Julian Assange

Jun 26, 2019 · 5 min read
By Nils Melzer, UN Special Rapporteur on Torture
On the occasion of the International Day in Support of Torture Victims, 26 June 2019



I know, you may think I am deluded. How could life in an Embassy with a cat and a skateboard ever amount to torture? That’s exactly what I thought, too, when Assange first appealed to my office for protection. Like most of the public, I had been subconsciously poisoned by the relentless smear campaign, which had been disseminated over the years. So it took a second knock on my door to get my reluctant attention. But once I looked into the facts of this case, what I found filled me with repulsion and disbelief.
Surely, I thought, Assange must be a rapist! But what I found is that he has never been charged with a sexual offence. True, soon after the United States had encouraged allies to find reasons to prosecute Assange, Swedish prosecution informed the tabloid press that he was suspected of having raped two women. Strangely, however, the women themselves never claimed to have been raped, nor did they intend to report a criminal offence. Go figure. Moreover, the forensic examination of a condom submitted as evidence, supposedly worn and torn during intercourse with Assange, revealed no DNA whatsoever — neither his, nor hers, nor anybody else’s. Go figure again. One woman even texted that she only wanted Assange to take an HIV test, but that the police were “keen on getting their hands on him”. Go figure, once more. Ever since, both Sweden and Britain have done everything to prevent Assange from confronting these allegations without simultaneously having to expose himself to US extradition and, thus, to a show-trial followed by life in jail. His last refuge had been the Ecuadorian Embassy.
Alright, I thought, but surely Assange must be a hacker! But what I found is that all his disclosures had been freely leaked to him, and that no one accuses him of having hacked a single computer. In fact, the only arguable hacking-charge against him relates to his alleged unsuccessful attempt to help breaking a password which, had it been successful, might have helped his source to cover her tracks. In short: a rather isolated, speculative, and inconsequential chain of events; a bit like trying to prosecute a driver who unsuccessfully attempted to exceed the speed-limit, but failed because their car was too weak.
Professor Nils Melzer
Well then, I thought, at least we know for sure that Assange is a Russian spy, has interfered with US elections, and negligently caused people’s deaths! But all I found is that he consistently published true information of inherent public interest without any breach of trust, duty or allegiance. Yes, he exposed war crimes, corruption and abuse, but let’s not confuse national security with governmental impunity. Yes, the facts he disclosed empowered US voters to take more informed decisions, but isn’t that simply democracy? Yes, there are ethical discussions to be had regarding the legitimacy of unredacted disclosures. But if actual harm had really been caused, how come neither Assange nor Wikileaks ever faced related criminal charges or civil lawsuits for just compensation?
But surely, I found myself pleading, Assange must be a selfish narcissist, skateboarding through the Ecuadorian Embassy and smearing feces on the walls? Well, all I heard from Embassy staff is that the inevitable inconveniences of his accommodation at their offices were handled with mutual respect and consideration. This changed only after the election of President Moreno, when they were suddenly instructed to find smears against Assange and, when they didn’t, they were soon replaced. The President even took it upon himself to bless the world with his gossip, and to personally strip Assange of his asylum and citizenship without any due process of law.
In the end it finally dawned on me that I had been blinded by propaganda, and that Assange had been systematically slandered to divert attention from the crimes he exposed. Once he had been dehumanized through isolation, ridicule and shame, just like the witches we used to burn at the stake, it was easy to deprive him of his most fundamental rights without provoking public outrage worldwide. And thus, a legal precedent is being set, through the backdoor of our own complacency, which in the future can and will be applied just as well to disclosures by The Guardian, the New York Times and ABC News.
Very well, you may say, but what does slander have to do with torture? Well, this is a slippery slope. What may look like mere «mudslinging» in public debate, quickly becomes “mobbing” when used against the defenseless, and even “persecution” once the State is involved. Now just add purposefulness and severe suffering, and what you get is full-fledged psychological torture.
Yes, living in an Embassy with a cat and a skateboard may seem like a sweet deal when you believe the rest of the lies. But when no one remembers the reason for the hate you endure, when no one even wants to hear the truth, when neither the courts nor the media hold the powerful to account, then your refuge really is but a rubber boat in a shark-pool, and neither your cat nor your skateboard will save your life.
Even so, you may say, why spend so much breath on Assange, when countless others are tortured worldwide? Because this is not only about protecting Assange, but about preventing a precedent likely to seal the fate of Western democracy. For once telling the truth has become a crime, while the powerful enjoy impunity, it will be too late to correct the course. We will have surrendered our voice to censorship and our fate to unrestrained tyranny.
This Op-Ed has been offered for publication to the Guardian, The Times, the Financial Times, the Sydney Morning Herald, the Australian, the Canberra Times, the Telegraph, the New York Times, the Washington Post, Thomson Reuters Foundation, and Newsweek.
None responded positively.

woensdag 1 juli 2020

Integriteit, dat regelen ze in de Raad van State onderling



Vrij Nederland






Integriteit, dat regelen ze in de Raad van State onderling



Integriteit, dat regelen ze in de Raad van State onderling


 dinsdag 30 juni
Al decennia wordt er gemord over de ondoorzichtige benoemingen en de dubbele pet van de Raad van State. Het eeuwenoude instituut adviseert de regering over wetsvoorstellen, maar is ook de hoogste bestuursrechter van Nederland. Moet het rechtsprekende deel niet verkassen, zodat alleen het adviserende deel blijft?
Beeld Lex van Lieshout/HH

In een videogesprek wuift de onderkoning van Nederland achteloos zijn prestigieuze titel weg. ‘Ja, ja, het is een prachtige term natuurlijk,’ lacht Thom de Graaf, ‘die alleen nergens op slaat.’ Natúúrlijk is de Raad van State een statig instituut met een enorme traditie die de vicepresident ‘mag en moet koesteren’. Maar zó machtig is-ie ook weer niet, wil De Graaf maar over zichzelf zeggen.
Belangrijk echter wel. Want bovenin de adviespiramide van polderend Nederland staat de Raad van State. Het is − opgericht in 1531 − verreweg het oudste adviesorgaan, en misschien ook wel het geheimzinnigste. Hier buigt een select gezelschap mannen en vrouwen zich over wetsvoorstellen om regering en parlement vervolgens een afgewogen advies te geven.
Hoe dat precies gebeurt, blijft geheim − zoals de rechtspraak het geheim van de raadkamer kent. Waar de notulen van de wekelijkse ministerraad na twintig jaar openbaar worden gemaakt, blijven die van de bijeenkomsten van adviserende staatsraden verborgen. Buitenstaanders moeten het doen met de bij het advies geleverde argumentatie. ‘En die is buitengewoon uitgebreid en duidelijk,’ zegt De Graaf.
Het besloten vergaderen staat in de wet. En die wet is, zo leert de geschiedenis, nog niet zo makkelijk te veranderen. Al decennialang wordt er gemord over de ontransparante benoemingen en de dubbele pet die de Raad van State draagt. Want het instituut adviseert niet alleen, het is ook de hoogste algemene bestuursrechter van Nederland. Staatsraden die dubbel zijn benoemd, kunnen adviseren en rechtspreken, en dat heeft al merkwaardige situaties opgeleverd.
Zo kon in 2015 een oud-minister − benoemd als staatsraad − adviseren over een eigen wet om er als rechter bij diezelfde Raad van State over te oordelen. Het betrof een zaak van een man die een boete kreeg voor een auto waar hij al lang niet meer in reed. Er was, zo bleek, iets misgegaan bij de kentekenregistratie. De man wilde met terugwerkende kracht die registratie aanpassen. Dat bleek nog niet zo makkelijk en uiteindelijk kwam hij bij de Raad van State terecht.
Drie rechters waren belast met zijn zaak, onder wie Winnie Sorgdrager. De zaak ging over wetgeving die ze zélf als minister van Justitie in 1994 had ingevoerd en die in 2011 was aangescherpt. Die aanscherping, en andere gerelateerde wetgeving, werd van advies voorzien door de afdeling advisering van de Raad van State waar Sorgdrager inmiddels als staatsraad werkte. Ze kwam dus als rechter haar eigen wet en adviezen tegen.
‘Vermoedelijk zal het u verbazen dat de staatsraad zelf meent prima te kunnen oordelen over de rechtmatigheid van wetgeving die deze staatsraad destijds zelf als minister heeft ingevoerd,’ zei VVD’er Joost Taverne in 2016 tijdens een debat in de Tweede Kamer over een mogelijke herstructurering van de Raad van State. ‘Ook de andere twee staatsraden zien geen enkel belangenconflict en vinden het prima als de staatsraad aanblijft om te oordelen in deze zaak.’
Het zegt iets over het zelfreinigend vermogen van de Raad van State, meende Taverne. Er werd een wrakingszitting gepland, en vlak voor die bijeenkomst trok Sorgdrager zich alsnog als rechter terug. Sorgdrager zegt nu dat ze destijds de wet tekende, maar die zélf niet maakte. Dat was haar collega op Verkeer en Waterstaat. Toch was ze, erkent ze nu, formeel betrokken bij de wet. Ze lette even niet op. Toen wraking in de lucht hing, trok ze zich terug. Een jaar later behandelde ze toch gewoon weer een zaak over kentekenregistratie. ‘Het valt niet uit te leggen dat een staatsraad eerst over een wet adviseert om er later als hoogste bestuursrechter over te oordelen,’ concludeerde Taverne.
Moet het rechtsprekende deel van het eeuwenoude instituut niet verkassen, zodat alleen het adviserende deel blijft? Taverne diende daar in 2011 al een voorstel voor in dat steun kreeg van een ruime Kamermeerderheid. Het idee werd opgenomen in Bruggen slaan, het regeerakkoord (VVD, PvdA) uit 2012. Maar in 2016 ging het plan van tafel zonder al te veel media-aandacht.
ONZICHTBARE KRACHTEN
Na het debat zweeg ook de VVD. Zwijgende parlementariërs en voorstellen die geruisloos in diepe laden verdwijnen: als het over de Raad van State gaat, is dat zeker geen unicum. SP’er Michiel van Nispen probeerde vier jaar geleden het debat open te breken door er op te wijzen dat een Kamermeerderheid zich al in 2007 tegen de dubbelbenoemingen uitsprak, maar ook toen haalde een hervormingsvoorstel het ‘op een hele gekke manier niet’. Ook toen werd een plan simpelweg niet uitgevoerd. ‘Hoe kan dat nou? Wat is hier gebeurd? Zijn er onzichtbare krachten die wij niet kennen? Waarom wordt niet gedaan wat echt nodig is? Waar zit de angst?’
Weinig betrokkenen willen reageren op die vraag, laat staan on the record. Een functie aan de Kneuterdijk, waar de Raad zetelt, is zeer gewild. Vooral onder politici, ambtenaren en hoogleraren. ‘Velen willen zelf ook graag nog eens lid worden van de Raad van State, dus sommigen houden de evidente kritiek dan liever voor zich,’ wordt ons meermaals op het hart gedrukt. De functie als staatsraad is ‘deftig’, ‘een echt prestigeding’.
Aan een notabel instituut ga je niet zomaar zitten te hervormen, is vaak de verdediging. Vandaar dat plannen ineens verdwijnen. Ondertussen lopen diverse rollen door elkaar en zijn benoemingen dikwijls ondoorgrondelijk, is de kritiek. Off the record wordt ook gefluisterd over corrigerende tikjes op schouders van coalitiepartijen of briefjes van de vicepresident bij (te) kritische geluiden. De Donner-methode, heet dat, vernoemd naar de man die van 2012 tot 2018 de scepter zwaaide over de Raad van State.
Thom de Graaf is niet bekend met de schouderklopjes. Hij staat voor een transparante Raad van State, bezweert hij. Om te beginnen heeft hij het jaarlijkse gesprek met de Tweede Kamer openbaar gemaakt. Voor iedereen toegankelijk live te streamen. De Raad is, zegt hij, een modern instituut dat aan de ene kant heldere adviezen uitbrengt aan de regering en het parlement en aan de andere kant kwalitatief hoog bestuursrecht spreekt.
Tegenwoordig is de Raad van State verplicht vacatures openbaar te maken, maar transparanter zijn de benoemingen er niet op geworden.
‘Niet vanuit de ivoren toren, maar transparant.’ Bij rechtspraak lukt dat aardig − met openbare zittingen. Alle uitspraken en adviezen zijn terug te vinden en de afdeling voorlichting is altijd bereid iets uit te leggen. Maar de adviezen worden achter gesloten deuren opgesteld. Niet voor niets wordt in Den Haag gesproken over Het Geheim van de Kneuterdijk. De staatsraden komen elke woensdag bijeen om aan een grote ovale tafel te vergaderen. Koning Willem-Alexander is officieel de voorzitter, maar dat is een symbolische functie. Ook koningin Máxima heeft zitting in de Raad, al heeft ze geen stemrecht.
Thom de Graaf is vicepresident van het instituut. Hij heeft de dagelijkse leiding en leidt als voorzitter de wekelijkse vergadering. Dat is zo’n beetje het enige dat bekend is over de bijeenkomsten van de schatbewaarders van onze democratische spelregels. Zelfs hoe deze hoeders worden benoemd, is een geheimzinnig gebeuren. Na decennia durende discussies in het parlement is de Raad van State tegenwoordig verplicht vacatures openbaar te maken, maar transparanter zijn de benoemingen er niet op geworden.
Bij de afdeling advies, aldus het jaarverslag van 2019, bogen 24 staatsraden zich over 420 wetsvoorstellen. Ze vergaderen eens per week met z’n allen over alles en bereiden de adviezen voor in secties. De staatsraden zijn mensen die hun sporen in de samenleving hebben verdiend. Ze waren bewindslieden of parlementariërs. Zetelden in de senaat of waren topambtenaar, rechter of topadvocaat.
Naast hun advieswerk hebben ze tijd voor nevenfuncties. Ze zijn hoogleraar, spreken recht of schrijven artikelen en boeken. Maar ze zitten ook in adviescommissies van de regering zelf.
Zoals voormalig topambtenaar Richard van Zwol (Algemene Zaken en Binnenlandse Zaken). Hij onderzoekt in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat de toekomst van de geborgde zetels (de bestuursfuncties die automatisch worden bezet door boeren, bedrijven en natuurorganisaties) in de waterschappen. Dat doet hij dus náást zijn onafhankelijke werk als staatsraad. Mocht zijn onderzoek leiden tot aanpassingen van wetgeving, dan kan het zomaar zijn dat hij over zijn eigen bevindingen adviseert.
BELANGENVERSTRENGELING
Sommige staatsraden hebben nevenfuncties bij direct belanghebbenden. Zo meldde NRC in 2014 dat twee staatsraden bijbeunden bij loterijorganisaties, terwijl de Raad van State nét ging adviseren over nieuwe loterijwetgeving. Het gevaar van belangenverstrengeling lag op de loer, aldus de krant. Vanuit de Raad van State zei een voorlichter destijds dat de kwestie ‘aandacht heeft’. Hij wees erop dat de twee staatsraden niet in de voorbereidende sectie Justitie zaten. Al moest hij ook erkennen dat zij de vaststelling van het advies mee konden bepalen op de algemene woensdagvergadering.
Een van die staatsraden is VVD’er Jan Franssen, onder meer oud-commissaris van de Koning in Zuid-Holland. Hij is nog steeds bestuurder bij twee loterijclubs, vermeldt de site van de Raad van State onder het kopje ‘nevenfuncties’. Daarnaast is hij commissaris bij een aannemersgroep.
Maar hij heeft, zien we in het handelsregister, ook een aantal bijbanen niet opgegeven, die wel raakvlakken hebben met de secties Financiën en Onderwijs waarin hij staatsraad is. Zo is hij voorzitter van de Nederlandse Vereniging van gecertificeerde Incasso-ondernemingen, een organisatie die het kabinet onlangs nog gretig opriep versneld een nieuwe incassowet in te voeren. Een wet waar ook de Raad van State over gaat adviseren.
Daarnaast is Franssen toezichthouder bij EDventure, de vereniging voor onderwijsadviesbureaus, en toezichthouder bij de stichting Onderwijszorg Nederland. Het zijn functies die hij al jaren heeft en niet opgaf. De Graaf zegt dat Franssen dat alsnog zal doen. Net als de drie andere staatsraden die het register niet netjes hebben ingevuld. Er is een handreiking nevenfuncties, en elk jaar wordt opgeroepen het register te actualiseren. De vicepresident bepaalt vervolgens met twee anderen of de nevenfunctie niet botst met de belangen van de Raad van State: ‘Wij nemen integriteit zeer serieus.’
Staatsraden die een belang hebben bij een bepaald advies, moeten zichzelf verschonen. ‘Het komt weinig voor, maar het gebeurt wel,’ zegt De Graaf. De eerder genoemde Jan Franssen verschoonde zich bijvoorbeeld in 2018 toen de Raad van State zich over Sint-Eustatius boog.
De Raad van State kent ‘een collegiale’ controle en door de besloten vergaderingen is niet te controleren of er sprake is van conflicterende belangen.
Staatssecretaris Raymond Knops (Binnenlandse Zaken) besloot het bestuur van deze bijzondere gemeente over te nemen wegens financieel wanbeheer. Dit naar aanleiding van een rapport over vriendjespolitiek, bedreigingen en machtswellust dat werd geschreven door Franssen in opdracht van het ministerie zelf.
In een noot kwam bij het advies te staan dat Franssen niet vergaderde en stemde over dit consult. Het is de enige verschoning die op deze wijze openbaar is gemaakt. De Raad van State kent ‘een collegiale’ controle en door de besloten vergaderingen is voor buitenstaanders niet te controleren of er sprake is van conflicterende belangen. De Graaf verzekert ons dat een advies niet een-twee-drie is te belobbyen. ‘Er zijn meer dan twintig staatsraden, je moet wel van heel goeden huize komen om die zomaar te overtuigen in een plenaire vergadering.’
DEELTIJDWERKERS
Maar lang niet altijd is te achterhalen waar de belangen precies zitten. Zo hebben veel staatsraden een pensioen-BV (door een glansrijke carrière met soms 1,8 miljoen euro gevuld), maar onduidelijk is waarin en of ze beleggen.
In Nederland is, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de VS, sowieso niet openbaar of (en waarin) bestuurders beleggen. Ook is onduidelijk waar de belangen liggen van staatsraden die als zzp’er klussen. Staatsraad Frank de Grave (oud-minister en oud-senator, VVD) is adviseur bij ING en zetelt in de sectie Financiën. Daarnaast is hij zelfstandig consultant bij De Grave Bestuur en Advies BV, en het is niet te achterhalen wat voor soort klussen hij dan doet.
Nog ingewikkelder wordt het bij de zogeheten staatsraden in buitengewone dienst, de deftige term voor deeltijdwerkers. Ad Melkert (oud-minister en -parlementariër, PvdA) is zo’n freelancer. Hij is adviseur, en lid van de Sociaal-Economische Raad (namens werkgeversclub VNO-NCW) die de overheid óók adviseert. Hij is commissaris bij PostNL en voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen.
In die hoedanigheid schreef hij begin mei een brandbrief naar de leden van de Tweede Kamer. Door corona dreigt er een miljardenstrop voor de ziekenhuizen en het kabinet, schreef hij, moet snel compenseren. Melkert is ook parttime staatsraad. Hij is in januari 2016 aangesteld om te adviseren over de begroting en werkt mee aan twee rapportages die de Raad van State jaarlijks uitbrengt.
Net als Dick Sluimers (VVD), die nog eens zestien functies heeft, waaronder een commissariaat bij Akzo Nobel en EuroNext. De twee werden benoemd door het kabinet-Rutte II, dat bestond uit VVD en PvdA.
ZO BIZAR
De benoemingen bij de Raad van State zijn een mysterie op zich. PvdA’er Klaas de Vries, minister van Binnenlandse Zaken tussen 2000 en 2002, herinnert zich dat hij een briefje kreeg vanuit de Raad van State. ‘Met de mededeling dat ik bepaalde personen, voor mij volslagen onbekenden, moest voordragen. Dat was zo bizar.’
Hij antwoordde dat hij ‘geen loopjongen’ was. ‘Dat sloeg echt in als een bliksem.’ Er kwam een hoge delegatie vanuit de Raad van State (‘dit doen we al meer dan honderd jaar zo’) en vanuit CDA, PvdA en D66. ‘Ze vroegen zich af of het wel goed met me ging.’ De Vries zette door, zei dat hij op z’n minst die personen voor benoeming even wilde spreken, en wist de gang van zaken een beetje te veranderen.
De Raad van State, zei senator Tiny Kox (SP) in 2010 in een debat met CDA-minister Ernst Hirsch Ballin van Justitie, doet denken aan de heen- en weerwolf van Annie M.G. Schmidt. ‘De minister is er zelf natuurlijk het allermooiste voorbeeld van. Eerst in de regering, dan in de Eerste Kamer, vervolgens naar de Raad van State en nu weer in de regering.’ Het deed hem denken aan een uitspraak die Herman Tjeenk Willink, destijds vicepresident van de Raad van State, in de Volkskrant deed. ‘Ons kent ons, dat is waar. Misschien vissen we wel in een te kleine vijver.’
Op dat moment werd al jarenlang gedebatteerd over de ondoorzichtige benoemingen en de dubbele pet van de Raad van State. In 1995 won de Belgische zuivelcoöperatie Procola een belangrijke zaak over de Luxemburgse melkquota bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Het hof hekelde de dubbelrol van de Raad van State in Luxemburg.
De rechters die de zaak daar eerder behandelden, waren óók betrokken bij de advisering over de wet die de quota regelde. Die dubbele rol kent de Nederlandse Raad van State ook. De Paarse coalitiepartijen PvdA en D66 wilden de advisering en bestuursrechtspraak scheiden, maar minister Benk Korthals (VVD) moest daar niets van hebben. In 2007 werd de discussie weer opgepakt tijdens Balkenende IV (CDA, PvdA en ChristenUnie). PvdA-Kamerlid Aleid Wolfsen diende met VVD’er Laetitia Griffith wetswijzigingen in tegen de dubbelrol en voor transparante benoemingen.
Dat laatste door het parlement daar een grotere rol bij te geven. De voorstellen konden rekenen op een meerderheid. Alleen het CDA verzette zich fel bij monde van parlementariër Sybrand Buma: ‘Ik moet er niet aan denken dat wij straks allemaal over drie kandidaten voor de Raad van State gaan oordelen. Het grote risico van een politiek debat in de Tweede Kamer zou ik echt willen voorkomen als het om de Raad van State gaat.’
ONVOLDOENDE TRANSPARANTIE
Het duurde twee jaar voordat er weer stapjes werden gezet. De Raad van State oordeelde zelf als adviseur negatief over de amendementen. Het kabinet kwam met een compromis. De afdelingen advisering en bestuursrecht werden gescheiden. Voortaan mochten nog maar tien van de 53 staatsraden een dubbelfunctie hebben. En de Raad van State zou voortaan vacatures plaatsen in de Staatscourant. Griffith reageerde in NRC teleurgesteld nu ‘de schijn van partijdigheid aan dit eerbiedwaardige instituut blijft kleven.’
Eind 2011 werd Griffith zelf staatsraad. Datzelfde jaar werd ook een nieuwe vicepresident van de Raad van State benoemd. Het hele jaar zoemde de naam Piet Hein Donner rond, de minister van Binnenlandse Zaken, maar die ontkende. ‘U kletst uit uw nekharen,’ bitste hij tegen een NOS-verslaggever die ernaar vroeg.
Maar achter de schermen was de benoeming al voor de zomer in kannen en kruiken. Tot het kabinet ontdekte dat wegens de recente aanpassingen bij de Raad van State een ‘open’ sollicitatieprocedure nodig was. Een vacature werd snel geplaatst. Er kwamen 39 brieven. In december werd Donner dan toch benoemd. De nationale ombudsman sprak achteraf over ‘onvoldoende transparantie’ in de procedure.
Onder Donner is de Raad van State politieker geworden, zeggen betrokkenen. Er zijn in die periode ook meer (top)ambtenaren benoemd. Acht staatsraden van de vierentwintig op de afdeling advisering waren in een vorige leven ambtenaar. Er kwam een raadsadviseur van het ministerie van Justitie bij, en een secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken.
En er kwam in 2016 ook een oude bekende terug: Gerard Roes, die eerder staatsraad was bij de afdeling bestuursrecht. Hij maakte een uitstapje naar het ministerie van Veiligheid en Justitie en raakte daar als topambtenaar betrokken bij de Teeven-deal. Ook was hij betrokken bij het voorstel om de Raad van State te reorganiseren.
Bestuursrechter Hoogvliet deelde tijdens de zitting complimentjes uit aan zijn oud-collega omdat hij de boel lekker ‘beknopt’ hield.
In het regeerakkoord uit 2012 stond dat splitsen van de twee afdelingen gewenst was, in het uiteindelijke voorstel vanuit het departement zelf werd dat idee nogal afgezwakt. Uiteindelijk gebeurde er niets. Roes is de juiste man als staatsraad, schreef toenmalig minister Ard van der Steur in antwoord op Kamervragen. Dat hij ‘bijdroeg aan de ambtelijke voorbereiding van het genoemde wetsvoorstel’ deed daar volgens de bewindsman helemaal niets aan af. Hij benadrukte zijn ‘brede ervaring’ en zijn ‘deskundigheid’. ‘Voor bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstellen dragen ministers en staatssecretarissen verantwoordelijkheid, niet ambtenaren. Of een ambtenaar zich al dan niet met een wetsvoorstel heeft beziggehouden is geen relevante factor.’
ZELFREINIGEND VERMOGEN
Naast ambtenaren en oud-politici zijn ook landsadvocaten populair bij de Raad van State, en dan het liefst van het deftige kantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn − de juridische hofleverancier aan de departementen. Liefst zes staatsraden komen van dit kantoor. Twee werken er bij de afdeling advisering, vier bij bestuursrecht. Zo ook Gerrit Hoogvliet, sinds 2012 staatsraad en daarvoor dertig jaar lang verbonden aan Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn, onder andere als plaatsvervangend landsadvocaat.
Het kantoor regelt voor de Raad van State ook zogeheten praktijkdagen waarbij Hoogvliet vaste deelnemer is. In 2018 stond een van zijn voormalige collega’s (met wie hij negen jaar heeft samengewerkt en wiens afdeling de praktijkdagen organiseert) voor zijn neus als gemachtigde van de Belastingdienst.
Bestuursrechter Hoogvliet deelde tijdens de zitting complimentjes uit aan zijn oud-collega omdat hij de boel lekker ‘beknopt’ hield. De andere partij − een vrouw die het aan de stok had met de Belastingdienst − hield hij kort. De vrouw diende een wrakingsverzoek in, maar de wrakingskamer van de Raad van State oordeelde dat haar ‘subjectieve gevoelsbeleving’ onvoldoende was: er was geen enkele reden om te twijfelen aan Hoogvliets onpartijdigheid.
Het is ook aan de leden zelf om aan de bel te trekken wanneer er een belangenconflict dreigt.
Volgens de Raad van State wordt er zelden tot nooit een wrakingsverzoek gehonoreerd omdat het instituut secuur en integer handelt. David Peters, de advocaat die in 2015 Winnie Sorgdrager wraakte, denkt daar anders over. ‘Ze trok zich pas terug toen de wrakingskamer vroeg om toelichting van haar standpunt.’ Ook noemt hij het merkwaardig dat de andere bestuursrechters in de zaak ‘het geen probleem vonden dat zij daar zat’. Peters twijfelt aan het zelfreinigend vermogen bij de Raad van State.
CLANDESTIENE DEAL
Dat zelfreinigend vermogen wordt bemoeilijkt als staatsraden nevenfuncties niet opgeven. Staatsraad Eric Daalder gaf bijvoorbeeld niet op dat hij voorzitter is van VVE De Luwe Hoek op Texel. Op zich geen bijzondere bijbaan, maar wel zodra de Raad van State, waar hij zelf ook rechtspreekt, zich twee keer moet buigen over het bestemmingsplan inzake dit gebied. De einduitspraak, waarbij hij zelf geen rol speelde, was beslist niet in zijn voordeel als huizenbezitter. Maar doordat hij zijn voorzitterschap niet opgaf, is het niet te controleren.
De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State doet jaarlijks zo’n 13.000 uitspraken. Intern wordt er voor elke staatsraad een lijst met de verschoningsgronden bijgehouden. Maar het is ook aan de leden zelf om aan de bel te trekken wanneer er een belangenconflict dreigt.
Vicepresident De Graaf weet zeker dat dit secuur gebeurt omdat hier in de voorbereiding van de rechtszaken op wordt geïnstrueerd. Zijn partij D66 was altijd voorstander van het scheiden van de petten van de Raad van State. Maar De Graaf ziet een instituut dat werkt en wel degelijk is veranderd.

Slechts twee leden hebben nog de dubbele rol van adviseur en rechter. Wettelijk mogen dat er tien zijn. ‘Maar dat zie ik niet snel terugkomen.’ Hij ziet vooral de voordelen van de twee disciplines in één instituut. ‘Je kunt specifieke kennis op bijvoorbeeld het gebied van het constitutionele en het Europees recht met elkaar delen en dat is buitengewoon nuttig. De afdelingen advisering en bestuursrechtspraak zijn institutioneel wel volledig gescheiden.’
Wat betreft de benoemingen kan hij ‘niet spreken over het verleden’. Nu ziet hij een mooie mix van deskundige juristen, oud-politici, wetenschappers en ambtenaren. En niet iedereen is van VVD, CDA en PvdA. ‘We hebben iemand van GroenLinks.’
En dus een vicepresident van D66 − waarover ook commotie was tijdens de benoeming. Want ook die leek politiek ingestoken, een clandestiene deal tijdens de formatie in 2017 tussen VVD, CDA, D66 en de ChristenUnie. Zoiets komt formeel nooit naar buiten. Net zoals we nooit zullen weten hoe een advies van de Raad van State precies tot stand komt. Dat die beraadslagingen geheim zijn, schrijft de wet nu eenmaal voor. Alleen een meerderheid in het parlement kan dat veranderen.
De Graaf vindt dat de staatsraden ‘in vrijheid alle overwegingen met elkaar moeten kunnen delen’. Uiteindelijk, als iedereen erover heeft gestemd, moet het advies zichzelf dragen. ‘Dat is de essentie van dat advies. En dat advies wordt vervolgens op internet gepubliceerd en kan iedereen lezen.’
En zo blijft de werkwijze van ’s lands belangrijkste adviseur geheim. De onderkoning zelf grossiert in bescheidenheid. ‘Zoveel macht heeft de Raad van State niet. We geven alleen maar een advies over wetgeving. Regering en parlement hóéven dit niet over te nemen. Onze adviezen dragen bij aan de kwaliteit van wetgeving. Daar zit het belang.’ Terwijl hij het zegt, op deze zonnige dag in mei, kijkt het kabinet reikhalzend uit naar het advies dat de topadviseur gaat geven over de grondwettelijke aspecten van alle corona-maatregelen.