Analyse
Heel Nederland draagt schuld voor ‘beschamende feiten’ in Indonesië
Onderzoek Indonesië In een onderzoek naar het militair optreden van Nederland in Indonesië is het woord oorlogsmisdaden zorgvuldig vermeden. Premier Rutte bood excuses aan, politiek Den Haag was verantwoordelijk voor het gepleegde ‘extreme geweld’.
Extreem geweld, zeker honderdduizend doden aan Indonesische kant tegen 5.300 gesneuvelde Nederlandse soldaten. Maar ook doodschieten van burgers, foltering, verkrachting, diefstal, brandstichting. Aan de rij van misdaden gepleegd door Nederlandse militairen in de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949) lijkt nauwelijks een eind te komen, in de conclusies die de onderzoeksinstituten Koninklijk Instituut voor Taal- Land- en Volkenkunde (KITLV), het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies(NIOD) en het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) deze donderdag bekend maakten.
Opmerkelijk is daarbij echter dat nergens wordt vastgesteld dat het gaat om mensenrechtenschendingen of oorlogsmisdaden. Daarentegen sprak premier Mark Rutte (VVD) die donderdagmiddag een eerste reactie gaf wel van een „koloniale oorlog”.
De allereerste militair die op de nationale televisie in 1969 praatte over zijn optreden tijdens die oorlog, de psycholoog Joop Hueting, sprak ook gewoon over „oorlogmisdaden” die hij met zijn medesoldaten had gepleegd.
De leiders van het onderzoek, Gert Oostindie (KITLV), Ben Schoenmaker (NIMH) en Frank van Vree (NIOD) zeiden op een persconferentie in Amsterdam dat er over de terminologie vier jaar is vergaderd. Dat er nu is gekozen voor de term ‘extreem geweld’ is ook niet een van de voorwaarden die de overheid stelde in 2017 toen besloten werd dit project te subsidiëren, aldus Ben Schoenmaker. Het komt erop neer dat men zich niet wilde laten inperken door de nauw omschreven juridische term oorlogsmisdaad.
Vrees voor schadeclaims
Toch zal de keuze om niet te spreken over oorlogsmisdaden ook te maken hebben met de vrees die volgens politici als Sjoerd Sjoerdsma, Tweede Kamerlid (D66) en oud-Tweede Kamerlid Harry van Bommel (SP), leefde bij de ministeries van Defensie en Buitenlandse Zaken voor schadeclaims van nabestaanden.
Het was een schadeclaim die het hele idee van die drie instituten om het Nederlandse militaire optreden na 1945 in Indonesië te onderzoeken aan het rollen bracht. Nederlandse troepen hadden 431 mannen en jongens van het dorpje Rawagede (nu Balongsari) in december 1947 gedood. De zogeheten ‘weduwen van Rawagede’ wonnen in 2011 hun rechtszaak tegen de staat.
Het onderzoek van de Zwitsers-Nederlandse Rémy Limpach, in 2016, waarin werd vastgesteld dat de Nederlanders structureel extreem geweld hadden toegepast zoals gebruikelijk in de voormalige kolonie Nederlands-Indië, bracht ook in politiek Den Haag beweging. Tot dat jaar stond een meerderheid in de Tweede Kamer huiverig tegenover de gedachte om het nieuwe onderzoek te subsidiëren. Maar minister van Bert Koenders (Buitenlandse Zaken, PvdA) overtuigde zijn collega’s in het kabinet van de waarde van dit onderzoek.
Moment van stilte
Het onderzoek is nog altijd omgeven door grote gevoeligheid bij zogeheten repatrianten, mensen die na 1945 uit Indonesië aankwamen in Nederland. Vaak Indische Nederlanders die al generaties in de kolonie hadden gewoond. Maar ook voor mensen van Chinese of Molukse komaf is dit stuk verleden vaak traumatisch. Voor ‘Indië-veteranen’ ook’, natuurlijk, en voor nabestaanden: alles bij elkaar veel emotie. Bij de presentatie van de resultaten van het onderzoek naar de eerste fase van de Indonesche revolutie, de Bersiap, stelden de onderzoekers een moment van stilte voor om de doden te herdenken. Dat is bij de presentatie van een historisch onderzoek nog niet vaak voorgekomen.
Ook in de zaal in Brussel waar Rutte sprak, was de sfeer gedragen. De boodschap van de premier was er dan ook een van zwaar kaliber. En markeert een historische moment. Hij kwam voor het eerst sinds 1969 met een nieuw oordeel van de regering over de ‘koloniale strijd’. Het toenmalig kabinet-De Jong concludeerde in de zogeheten Excessennota dat de Nederlandse strijdkrachten als geheel correct hadden opgetreden „behoudens excessen”.
Dat is niet langer de mening van de regering: het kabinet neemt onverkort de „de harde maar onontkoombare conclusies” over van de drie instituten. „We moeten de beschamende feiten onder ogen zien,” zei Rutte. En hij sprak over een „heersende cultuur van wegkijken, afschuiven en een misplaatst superioriteitsgevoel”. Dat laatste lijkt een verwijzing naar de koloniale attitude die gebaseerd is op racisme.
Schuld niet bij individuen
Rutte legde de verantwoordelijkheid van het extreem geweld niet bij de individuele militairen, maar bij de Nederlandse regering, het parlement, de krijgsmacht „als instituut”, en de justitiële autoriteiten. Daarmee nam hij veel critici die in aanloop van de presentatie vreesden te worden weggezet als oorlogsmisdadigers de wind uit de zeilen.
Hij biedt iedereen excuses aan. Aan Indonesië, nogmaals, nadat de Koning dat in 2020 ook deed. Maar ook aan iedereen in Nederland die met de gevolgen van de „koloniale oorlog” kampt. Inclusief de „veteranen die zich destijds als goed militair hebben gedragen”. En het kabinet neemt verantwoordelijkheid voor het „collectieve falen” van alle gezagsdragers van toen. En zo maakte Rutte van de presentatie van het onderzoek een nationaal reinigingsritueel. Hij zei er wel bij dat het een stap is „in de gezamenlijke verwerking”.
Het kabinet zal uiteindelijk een definitief standpunt naar de Tweede Kamer zenden, daar moet dan het debat plaatsvinden. Rutte heeft alle meningsverschillen toegedekt onder excuses voor iedereen en onder collectieve verantwoordelijkheid, waardoor niemand individueel de schuld krijgt. De vraag is of de verschillende politieke partijen daarmee akkoord zullen gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.